Het is nu twee weken en een paar dagen dat ze er niet meer is. De belangrijkste persoon in mijn leven. De eerste week voelde ik vooral dankbaarheid. Ik werd niet gestort in een donker hol van treurigheid, pessimisme, het gevoel dat ik me zou willen afzonderen of passiviteit. Ik wilde en wil gewoon worden aangesproken en actief blijven, zoals altijd. Ik heb geen slapeloze nachten en ik eet geen rotzooi, ik huil niet, ik kook iedere dag en doe alles wat ik anders ook zou doen. Het gemis typeren als een druilerige toestand, als een diep dal waaruit de nabestaande langzaam op moet klimmen, doet totáál geen recht aan hoe ik het ondervind.
Onbeschrijfelijke gevoelens en niet te duiden schuldgevoelens
Na anderhalve week heeft de dankbaarheid plaatsgemaakt voor gemis. Een knagend gemis. Ik voel me schuldig, zonder dat ik het kan plaatsen. Soms voel ik plotseling een vreemd soort angst, die ik ook niet kan plaatsen. Nog nooit in mijn leven ben ik ergens bang voor geweest. Dit gevoel kan ik niet goed duiden, het is een merkwaardig soort angst. Gisterochtend werd ik ermee wakker. Het was een urgent gevoel van "Ik realiseer me dat ik helemaal alleen ben", dat gepaard ging met een melodische herinnering aan een muziekfragment. Het ging net zo snel als het kwam. Het overkomt mij nooit dat ik een onbeschrijflijk gevoel heb. Behalve nu.
Ik mis haar als ik iets tegen haar wil zeggen. Iedere keer heb ik de neiging om iets lekkers voor haar te halen. Als ik heb gekookt, vind ik het intens sneu dat ik het niet met haar kan delen. Ik voel me vaak schuldig. Het is een ongrijpbaar schuldgevoel, omdat ik het niet helemaal kan duiden. Ik was er niet om haar een plezier te doen, maar ik wilde haar vanuit mezelf deelgenoot maken. In mijn rol als haar verzorger en waker was ik tevreden. Iedere dag naar het ziekenhuis en daarna dag en nacht ondersteunen en de verpleegkundigen assisteren, was voor mij iets om naar volle tevredenheid te doen.
Ik was eraan gewend om in de afgelopen maanden de verantwoordelijkheid
te dragen. Als ik 45 minuten op de terugweg naar de opstapplaats voor de
bus moest lopen en onderweg of met het vervoer pech zou hebben
gekregen, dan had ik geen direct contact met haar kunnen krijgen,
terwijl ze wel grotendeels van mijn zorg afhankelijk was (in een
academisch ziekenhuis en een palliatieve unit is constante alertheid
geboden bij de zorg, de voeding & drinken en de medicijntoediening).
Wij waren gelukkig als ultra-kleine familie. Het was onvoorstelbaar om naar een leeg huis te keren, om de dagelijkse beslommeringen voort te zetten terwijl ik niemand meer heb en er niemand op mij wacht. Haar telefoon ligt hier. Alles doet me pijn. De tuin, waar ze van hield. Alles wat ik haar heb gegeven. Haar mooie witte, nieuwe bed. Haar cosmetica en boeken. De lampjes en dierfiguren in de tuin, die 's avonds beginnen te schijnen.
Ik mis haar kenmerkende optimisme en het vieren van de toekomst
Ik word soms teruggevoerd op reflectief denken. Hoewel melancholie totaal niet bij mij past, denk ik terug aan de keren dat ze klaar was met een behandeling en weer mee terug naar huis kon. Ze viel altijd op, als optimist. Toen ze één dag na een longoperatie al naar huis mocht, liet ik haar schoorvoetend in de ziekenhuisrolstoel plaatsnemen. Op hoge snelheid reed ik haar zo snel mogelijk naar de uitgang. Onderweg sprong een man opzij. Ze zei: "Merde! Ik sta doodsangsten uit met jou!!!" (Merde is de bijnaam die ze me gaf vanwege mijn wilde praktijken en grappen). We moesten er heel hard om lachen.
Ik zou willen dat dit keer een behandeling mogelijk was geweest en wij "gewoon" weer naar buiten hadden kunnen lopen. Dat ik patat ging halen om het te vieren. Dat we de dagen erna naar het tuincentrum gingen om nieuwe planten te halen, of naar een stad, om iets leuks te doen en culinaire winkels te bezoeken. Dat we een groot pakket van de Fattoria in Italië bestelden. De opluchting en het optimisme van al die keren blijven me het meest bij van alles.
Het gemis is intens, omdat wij een sterke band met elkaar hadden. Qua persoonlijkheid leken wij ontzettend op elkaar, zo erg dat ik me daar soms van los probeerde te maken. Natuurlijk was ik hele dagen weg, voor studie of aan het werk en zat ik soms hele dagen aan de andere kant van het land, zomaar ergens (toen ik nog erg jong was belde ze me af en toe op met: "Waar ben je nou weer verzeild geraakt?!"), maar ik had haar altijd om op terug te vallen. Nu sta ik er letterlijk alleen voor.
Ze was met haar optimisme en energie een opvallend contrast met kibbelende, ontevreden mensen
Ik vind het onzin als mensen blijven herhalen "De wereld staat voor jou stil, maar de rest gaat gewoon door met leven, totdat jij ook weer in het normale ritme komt". De wereld staat voor mij echt niet stil en ik ervaar niet dat de mensen in de omgeving en daarbuiten over het algemeen nou zo'n "leven" hebben, integendeel. Ik heb altijd al gevonden dat veel mensen geen leven leiden, maar zich bezighouden met nutteloos gekibbel over bijzaken of "mensen die iets vinden over andere mensen". Het contrast is juist zo opvallend, omdat zij zich daar nooit mee bezighield. Ze hield echt van haar leven.
Laat dát zijn waarom ik haar nog intenser mis. Ik zeg dit niet omdat ze familie is, want mensen kunnen heel goed biologische familie hebben met wie ze geen sociale band hebben. Ze was er echt behoorlijk uniek in dat ze altijd positief was. Dat is een manier van zijn, dat is aanleg, want het is geen bewuste levensinstelling. De energie van haar persoonlijkheid werd door buitenstaanders ook opgemerkt. Dat ik haar persoonlijkheid, haar prominente gevoel voor humor en warmte mis, is voor mij een hard gelag.
Het maakt dat ik merkwaardig genoeg zou willen dat wij mensen geen sociale diersoort waren, een soort die niet was ingesteld op het smeden van sociale banden voor het leven. Dat wij mensen allemaal als koelbloedige solisten door het leven konden gaan. Als je niet zo óntzettend van iemand houdt, is het ook makkelijk om los te moeten laten en te verliezen. Sinds ik nu eenmaal mens ben en van het empathische type (niet gehecht aan zaken, maar aan mensen), was het eigenlijk ook niet zaligmakend geweest als wij een koele en afstandelijke band zouden hebben.
Ik zou haar de lente willen geven. Ik zou haar alle smaken willen laten proeven die ik maak. De Matthaüs die ze ieder jaar een paar keer in verschillende uitvoeringen keek. De eenvoudige geneugten. Helaas mocht dat niet zo zijn.
Mercedes Bouter