Vanaf 8 februari 2021 worden de basisscholen weer volop opengesteld, ondanks het circuleren van virusvariant B.1.1.7, in de volksmond wel de "Britse mutatie" van SARS-CoV-2 genoemd. Deze variant heeft een hoge bindingscapaciteit en daarmee een hogere kans op succesvolle verspreiding van het virus.
Het Protocol basisonderwijs van 4 februari 2021 (te vinden op lesopafstand.nl) is gebaseerd op het servicedocument en het servicedocument aanvullende maatregelen van het Ministerie van OCW van 3 februari 2021. De PO-Raad, AOb, BOiNK, BMK, BK, AVS, FvOv en CNV Onderwijs zijn hiermee akkoord gegaan met het document van het Ministerie in samenwerking met het RIVM.
Het meest in het oog springen de onveilige "maatregelen" in het protocol, die niet tegen verspreiding van SARS-CoV-2 werken. Tussen leerlingen onderling en tot volwassenen hoeft géén afstand te worden gehouden, het is voor personeelsleden in het basisonderwijs niet verplicht om mondneusmaskers en andere persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. Aan docenten die lesgeven aan groep 7 en 8 wordt geadviseerd een mondneusmasker of faceshields (plastic intubatieschermen) te dragen. Faceshields zijn evident nutteloos tegen de belangrijkste verspreidingsroute van dit virus.
Het "dringende advies" is om de klas op te delen in groepjes leerlingen. Als de 1,5 meter afstand tussen groepjes leerlingen niet lukt, moet het lokaal evenwel met de totale groep leerlingen worden gevuld. Het ruimtegebrek is dan geen bezwaar volgens het protocol. Het verminderen van de totale groepsgrootte is ondenkbaar in dit protocol. Leerlingen van groep 7 en 8 wordt aanbevolen een mondneusmasker of faceshield te dragen, maar alleen op looproutes. Op een aangewezen staan- of zitplaats hoeft géén bescherming te worden gedragen.
Het ventilatiebeleid is afgestemd op het niet voor SARS-CoV-2-preventie bestemde, technische Bouwbesluit. Lesopafstand.nl schaart zich daarbij achter het standpunt van het RIVM, dat nog steeds luidt dat het virus vooral door directe druppeltransmissie en fomieten (vaste deeltjes op oppervlakken) wordt verspreid. Opvallend is dat Lesopafstand meldt dat het Ministerie 360 miljoen Euro beschikbaar zou stellen om de ventilatie op scholen in de loop van 2021 "COVID-proof" te maken. Het geld dient daarvoor te worden verstrekt via SUVIS en IBO.
Aërogene en presymptomatische verspreiding van dit coronavirus
Verspreiding van SARS-CoV-2, het virus dat tot de
ziekte COVID-19 leidt, vindt plaats via de aërogene transmissieroute. Dit houdt
in dat het virus wordt overgebracht door ademhalings- en spraakdruppels en door vaste deeltjes die door aërosolvorming via de lucht kunnen worden verspreid. Het virus wordt asymptomatisch en presymptomatisch
overgebracht; dit impliceert dat geïnfecteerde kinderen en volwassenen het
virus kunnen verspreiden vóórdat zij klachten ontwikkelen (“SARS-CoV-2 transmission
from people without COVID-19 Symptoms, JAMA Infectious Diseases 2021; 4(1)”,
zie ook “Asymptomatic patients as a source of COVID-19 infections: A systematic
review and meta-analysis, International Journal of Infectious Diseases
Vol. 98, P180-186, September 01, 2020”).
Preventie van aërogene transmissie is slechts mogelijk door het dragen van
mondneusmaskers en adequate ventilatie; deze maatregelen moeten cumulatief
worden getroffen en kunnen daarom niet op zichzelf andere maatregelen
vervangen. Afstand houden is géén maatregel om aërogene transmissie van
SARS-CoV-2 tegen te gaan (Airborne Transmission Route of COVID-19: Why 2
Meters/6 Feet of Interpersonal Distance Could not be Enough, International
Journal of Environmental Research and Public Health 2020 Apr; 17(8): 2932;
zie tevens “Airborne transmission of SARS-CoV-2: The world should face the
reality, Environment International 2020 Jun; 139:105730”).
Mondneusmaskers zijn sinds 2008 effectief gebleken bij de preventie van
virussen (vgl. “COVID-19: Face masks and human-to-human-transmission, ISIRV
2020, Volume 14, Issue 4, P472-473”; “Professional and Home-Made Face Masks
Reduce Exposure to Respiratory Infections among the General Population, PLoS
One 2008; 3(7): e2618”, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van
Volksgezondheid en Wetenschap).
Zolang asymptomatische, presymptomatische én aërogene verspreiding van dit coronavirus niet worden onderkend en niet met adequate maatregelen worden bestreden, kunnen de scholen in het geheel niet veilig draaien.
Géén handhaving door de leerplichtambtenaar
Op 5 februari 2021 is ter verduidelijking de "Q&A heropening scholen po/so/sbo" gepubliceerd. Op pagina 6 van dit document is te lezen dat de leerplichtambtenaar níet handhavend dient op te treden, indien het kind vanwege het gevaar op verspreiding van SARS-CoV-2 niet fysiek de lessen kan volgen. Gelet op de risico's die de niet-adequate maatregelen in het Protocol heropening basisonderwijs brengen, is dit een terechte beslissing. De tijd is nodig om voor de scholen adequate maatregelen te treffen ter preventie van verspreiding van SARS-CoV-2, in het bijzonder variant B.1.1.7.
De mogelijkheid om
onderwijs op school te vervangen door thuisonderwijs of onderwijs op
afstand, vindt een juridische basis in art. 41 van de Wet op het Primair
Onderwijs. Om onderwijs op afstand mogelijk te maken, dient de school
zich in te spannen om een onderwijsplan op te stellen. Onderwijs op afstand of vervangend onderwijs is géén vrijstelling van de leerplicht en kan dan ook niet worden aangemerkt als verzuim.
Voor ouders en werknemers
Verzoek het decanaat schriftelijk om gemotiveerd kenbaar te maken, welke maatregelen zullen worden getroffen om transmissie van SARS-CoV-2 tegen te gaan en hoe het hoogste niveau van bescherming van leerlingen en werknemers wordt gegarandeerd. In het verzoek legt u de vraag voor of de school reeds gebruik heeft gemaakt van de regeling SUVIS of IBO, die beschikbaar is gesteld om de scholen in de tweede helft van 2021 "corona-proof" in te richten. Indien dit niet het geval is, dient de leiding kenbaar te maken waarom geen gebruik is gemaakt van deze subsidie. Een enkele verwijzing naar het Bouwbesluit volstaat niet. Het Bouwbesluit is slechts ontworpen om het algemene werkklimaat te bevorderen, niet om aërogene transmissie van SARS-CoV-2 te beperken.
Werknemersaansprakelijkheid: de werkgever is verplicht een beleid op te stellen dat de veiligheid van werknemers vooropstelt
Op grond van artikel 3
van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verplicht om beleid te ontwikkelen dat is gericht op de
veiligheid en gezondheid van werknemers. Risico’s moeten bij de bron worden
beperkt (art. 3 lid 1 onder a en b Arbeidsomstandighedenwet). Blijkens artikel
5 van de Arbeidsomstandighedenwet dient een risico-inventarisatie te worden
uitgevoerd. De risico-inventarisatie betreft het risico op infectie met
SARS-CoV-2.
Minimumvoorwaarden in de Arbeidsomstandighedenwet
Genoemde bepalingen vallen onder de zorgplicht van de werkgever als bedoeld in
artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. De artikelen 3 en 5 van de
Arbeidsomstandighedenwet zijn minimumvoorwaarden, dat wil zeggen dat de
zorgplicht van de werkgever verder strekt: zelfs voor de werkgever onbekende
gevaren kunnen worden beschouwd als aansprakelijkheidsgrond ten behoeve van
bescherming van de werknemer tegen ziekten, ongevallen en schade. De aansprakelijkheid
van de werkgever wordt gevestigd als de schade die ontstaat (in concreto: de
consequenties van infectie met het virus), verband houdt met de primaire
werkzaamheden.
Implementatie van veilige onderwijsvormen
Het kind heeft recht op de verzekering van veiligheid en gezondheid (art. 3 lid 2 resp. art. 24 Verdrag inzake de rechten van het kind). Deze belangen dienen bij alle beslissingen (heropening onderwijs, handhaving leerplicht, sancties) de eerste overweging te vormen. Om veilig onderwijs te bieden, kan de schoolleiding worden verzocht om alternatieve vormen van onderwijs, waaronder onderwijs op afstand. Hiervoor biedt art. 41 van de Wet op het Primair Onderwijs de juridische basis. Om flexibele onderwijsvormen mogelijk te maken, dient de schoolleiding een onderwijsplan klaar te hebben. De scholen hebben daarbij een inspanningsverplichting. Alternatieve vormen van onderwijs impliceren géén verzuim van de leerplicht. Evenmin is onderwijs op afstand een vrijstelling van de leerplicht.
Ik benadruk dat de band met de school voorop staat. Als u een goede relatie hebt met de school van uw kind of met uw werkgever, is overleg de eerste overweging. Mogelijke vervolgstappen dienen niet te worden genomen dan nadat u het decanaat redelijkerwijs hebt verzocht om gemotiveerd te onderbouwen dat de veiligheid van alle belanghebbenden zal worden gewaarborgd met de te implementeren maatregelen. Is het onderwijs niet veilig, dan kunnen ouders een klacht indienen bij de Onderwijsinspectie, die speciaal is aangewezen om klachten in het kader van de veiligheid van het onderwijs ten tijde van COVID te behandelen. Zie: "Meldingen in het kader van de coronacrisis", Inspectie van het Onderwijs van het Ministerie van OCW.
Leerplichtambtenaren mogen een rol innemen bij het voeren van het gesprek tussen ouder en school
Door de
rechter is overwogen dat de leerplichtambtenaar ten aanzien van de ernst van
deze pandemie coulance dient te tonen, in plaats van zich uitsluitend
handhavend op te stellen bij het volgen van de zogenaamde “Servicedocumenten”. De
Staat heeft expliciet kenbaar gemaakt dat vrijstellingen van het “fysieke”
element van de leerplicht vanzelfsprekend mogelijk zijn. De gebruikelijke
rechtsmiddelen kunnen tegen het oordeel van de leerplichtambtenaar onverminderd
worden aangewend (ECLI:NL:RBDHA:2020:12689). Deze rechtsoverwegingen zijn integraal
opgenomen in de documentatie voor de Heropening Scholen PO/SO van het
Ministerie van OCW. Hierin is bepaald dat niet handhavend dient te worden
opgetreden, maar dat de leerplichtambtenaar een rol zou mogen innemen bij het
voeren van het gesprek tussen de onderwijsvoorziening en de ouders.