woensdag 30 december 2020

Terugvordering uitkering vanwege ontvangen boodschappen: als de verontwaardiging is weggeëbd, is het tijd om mensen (wederom) op hun rechten te wijzen

De publieke verontwaardiging was groot, toen de rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat de gemeente 7000 Euro mag terugvorderen van een bijstandsgerechtigde die volgens de gemeente gedurende drie jaar lang boodschappen heeft ontvangen van haar moeder. De verontwaardiging richt zich vooral op het "inhumane beleid". Het probleem met publieke verontwaardiging is dat deze snel weer wegebt. De betrokkene heeft niet veel aan verongelijkte reacties; met alleen empathie kun je de koelkast niet vullen.

Waar betrokkenen wél belang bij hebben, is dat ze weten welke rechten zij hebben. In 2018 heeft de Volkskrant ten onrechte een artikel geplaatst waarin stond dat bijstandsgerechtigden die "ergens van worden verdacht", niet het recht hebben om zich te laten bijstaan door een jurist en dat zij niet de mogelijkheid hebben om te zwijgen. Dat is niet juist. Ik heb de krant direct een juridisch document gestuurd en verzocht om dit door te zenden naar de betrokkenen, die volgens de krant valselijk werden beschuldigd van fraude.

Een "signaal is aangemaakt door het Inlichtingenbureau"
Eerst terug naar de "Boodschappenzaak" (ECLI:NL:RBMNE:2019:4746). Volgens de uitspraak is het ermee begonnen dat het Inlichtingenbureau Utrecht een signaal heeft aangemaakt en dit signaal [fraudeverdenking] heeft doorgegeven aan de gemeente. Hoe het Inlichtingenbureau dit signaal heeft samengesteld, is niet duidelijk. Volgens de handleiding van het Inlichtingenbureau worden voornamelijk belasting- en kentekengegevens gebruikt voor het aanmaken van signalen. Een jurist had namens de betrokkene onderzoek kunnen instellen en betrokkene had op grond van de AVG inzage kunnen verlangen in het over haar opgestelde dossier.

Gemeenteambtenaren hebben bij betrokkene een huiszoeking uitgevoerd en daarover een verslag opgesteld. Tijdens de huiszoeking zijn verdenkingen geplaatst omtrent de boodschappen die afkomstig waren van Albert Heijn. De gemeente heeft in het verslag vastgelegd dat betrokkene de boodschappen van haar moeder had ontvangen. Betrokkene heeft dit verslag ondertekend. In de rechtszaak merkt de betrokkene op dat zij zich geïntimideerd voelde en dat zij geen besef heeft van het bewust tekenen van het verslag van de gemeente (r.o. 4).

Hoe het ondertekenen van een verslag tot vergaande consequenties leidt
Als een verslag van de sociale dienst getekend is door de betrokkene, mag de rechter de inhoud van het verslag aannemen. In rechte kan de inhoud van het verslag niet met succes worden bestreden. Dat een vertegenwoordiger/advocaat namens de betrokkene aanvoert dat het niet duidelijk was wat de informatieplicht (artikel 17 lid 1 Participatiewet) van de betrokkene verlangt, kan daaraan niet afdoen. Het is een bewijstechnische kwestie: de rechter mag aannemen dat een ondertekend verslag de feiten weergeeft.

Een rechter die niet bij deze zaak is betrokken maar de zaak via sociale media wil duiden ('het recht toegankelijk maken'), beweert bij herhaling dat de advocaat in rechte aan had kunnen voeren dat de uitkeringsgerechtigde zich geïntimideerd voelde en dat de informatieplicht haar niet duidelijk was. Hiermee worden valse verwachtingen gewekt. Het is wel zo eerlijk om te zeggen hoe het echt zit. Als de betrokkene het verslag van de gemeente heeft ondertekend, kan een jurist dit niet meer rechtzetten, zelfs al is het verslag in strijd met de werkelijkheid. Vanwege het hiervoor genoemde bewijstechnische aspect, buigt de rechter zich niet over de vraag of het verslag onder twijfelachtige omstandigheden tot stand is gekomen. Het oordeel is: met het zetten van de handtekening zijn de feiten vastgesteld. Dat een advocaat achteraf, gedurende de rechtszaak, aan zou kunnen voeren dat de betrokkene onder druk is gezet, maakt niet dat een andere prognose kan worden verwacht.

Begrijpen uitkeringsgerechtigden wel wat het niet-gedefinieerde begrip "redelijkerwijs" inhoudt?
Helaas is de zaak daarmee snel afgedaan. Een zéér principiële, rechtens relevante vraag blijft onbeantwoord: begrijpt de uitkeringsgerechtigde wat de informatieplicht precies inhoudt?
Op grond van artikel 17 lid 1 Participatiewet dient een uitkeringsgerechtigde aan het college, op verzoek of uit eigen beweging, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. De invulling van "redelijkerwijs" is niet eenduidig. Er is géén juridisch kader om "redelijkerwijs" nader in te vullen. Het is dus een normatief kader zonder aanwijzingen.

Van de uitkeringsgerechtigde wordt ondanks het gebrek aan duiding van dit normatieve kader, zonder meer verwacht dat hij/zij in staat is om te begrijpen wat moet worden meegedeeld aan het College van Burgemeester en Wethouders. De betrokkene in de hier besproken zaak geeft er blijk van níet te begrijpen dat de informatieplicht van haar verlangt dat zij de ontvangst van de boodschappen van haar moeder bij het College had dienen te melden. Evenwel is het oordeel: "fraude". 

Het CBS hanteert sinds 2002 de norm: "fraude is het onjuist, onvolledig of niet tijdig informeren. Het is ook fraude als er géén sprake is van opzet." Een zéér ruime definitie, die in het strafrecht en in overige rechtsgebieden niet als zodanig wordt uitgelegd. Voor andere wetten dan de Participatiewet geldt dat fraude een vorm van bedrog is, met opzettelijke misleiding als centraal element. Het OM en de sectie strafrecht melden dit in duidelijke bewoordingen.

CBS: een ruime definitie van fraude

De gemeente kan het bedrag, door Nibud begroot op de economische waarde van de in natura ontvangen producten, in het geheel terugvorderen, tenzij er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien (art. 58 lid 8 Participatiewet). Wat "dringende redenenen" zijn, is nooit nader uitgewerkt. Het kunnen voorzien in financiële bestaansmiddelen wordt níet als dringende reden uitgelegd. Het beroep op dringende redenen zal slechts worden ingewilligd in geval van een dreigende noodsituatie. Of onmenselijke situaties ontstaan, doet volgens de rechter niet ter zake (CRvB 27-11-2012, nr. 12/2187 WWB). Opgemerkt moet worden dat ook bij terugvordering van de uitkering een inkomen beschikbaar dient te blijven ter hoogte van de beslagvrije voet (art. 475d Burgerlijke Rechtsvordering). Voor een alleenstaande is de bijstandsnorm te vinden in art. 21 Participatiewet.

Lessen voor de toekomst
Uitkeringsgerechtigden hebben het recht om zich tijdens een verhoor bij de gemeente/sociale dienst bij te laten staan door een jurist (art. 2:1 Algemene wet bestuursrecht). Teken de verklaring van de gemeente niet. Een handtekening kan volgens plaatselijke protocollen van u worden gevraagd om de correctheid van een onderzoeksverslag vast te stellen, maar het plaatsen van een handtekening is niet nodig. De gemeenteambtenaar mag u géén woorden in de mond leggen en is niet gerechtigd om een valse weergave van de tijdens het "huisbezoek" geconstateerde feiten op te tekenen.

Bent u van plan om een verslag van de sociale dienst te ondertekenen, laat dit verslag dan eerst op correctheid controleren door een jurist. Als een vraag u onduidelijk is of als u het antwoord op een vraag niet weet, geef dit dan aan. Het kan zijn dat een medewerker van de gemeente u chanteert met een boete of met intrekking van de uitkering. Daarom is het aan te raden om een belangenbehartiger of jurist mee te nemen naar gesprekken (art. 2:1 Algemene wet bestuursrecht). Als uw vertegenwoordiger geen advocaat is, dient u deze vooraf te machtigen.

Maak geluidsopnamen van gesprekken met de sociale dienst. Omdat u deelnemer bent aan het gesprek, mag u alles opnemen. Als het College van plan is om u te sanctioneren met een boete, dient de gemeenteambtenaar u de cautie te verlenen. Dit houdt in dat de gemeente u actief dient te wijzen op uw recht om te zwijgen (art. 5:10a lid 2 Algemene wet bestuursrecht).

Verzoek inzage in uw dossier. Bijstandsgerechtigden kunnen inzage verlangen in de manier waarop hun gegevens door de sociale dienst worden verwerkt in het kader van de opsporing van fraude, zie de "Procesbeschrijving heimelijke waarneming", te raadplegen via Stimulansz. Laat onderzoek instellen naar meldingen die bij de sociale dienst, de Sociale Recherche of het Inlichtingenbureau zijn binnengekomen. Wordt u door iemand valselijk beschuldigd van fraude, dan dient u van dit delict aangifte te doen wegens laster (artikel 262 Wetboek van Strafrecht).

Openbaar Ministerie: "Fraude is opzettelijke misleiding"



Tot slot
In juni 2018 heb ik een uitgebreide juridische wijzer geschreven voor betrokkenen die door de Sociale Recherche of sociale dienst worden onderworpen aan huiszoekingen en verhoren. In het bericht "Uw rechten bij onderzoek door de Sociale Recherche" van 2018 ga ik in op:

- de rechten van bijstandsgerechtigden tijdens een verhoor met de gemeente of Sociale Recherche
(= een landelijke autoriteit, niet de gemeentelijke sociale dienst);
- verplichtingen van de toezichthouder/ambtenaar bij het afleggen van huiszoekingen bij uitkeringsgerechtigden;
- de noodzaak tot het doen van aangifte wegens laster in het geval van een valse beschuldiging van fraude;
- de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb) en de kwaliteit van de feitelijke onderbouwing van dossiers over vermeende fraudezaken;
- het controleren van bevoegdheidsgrondslagen voor en wettelijke grenzen van stelselmatige bestuursrechtelijke observaties.