Nog altijd gaan mensen de fout in door hoogbegaafden en hyperintelligenten te typeren als "Perfectionistische mensen die hun eigen grootste vijand/criticus zijn". Als het over arbeid en het sollicitatieproces gaat, typeren mensen hoogintelligenten als "Mensen die zichzelf niet weten te verkopen", of "Mensen die niet uit weten te leggen wat hun kwaliteiten zijn".
Dat komt van mensen die intelligentie niet goed hebben begrepen. Natuurlijk zal er een groep bovenmatig kritische hoogbegaafden individuen zijn die zichzelf te laag inschat. Natuurlijk zullen er hoogbegaafden zijn die in sollicitatiegesprekken onhandig overkomen. Bovendien zijn sommige vragen voor meerdere uitleg vatbaar en hebben intelligente mensen meerdere expertises, wat door minder intelligente mensen niet op waarde wordt geschat, laat staan begrepen. Het kan ook zijn dat iemand zich, ongeacht het intelligentieniveau, niet zo "aantrekkelijk" weet te presenteren. De leus "Je moet jezelf verkopen" is bovendien nonsens die helemaal niet goed toepasbaar is in de meeste sectoren.
Helaas werkt het zo dat mensen clichés gaan geloven. Door het bijna onuitroeibare geloof in clichés, worden mensen die als hoogbegaafd of hyperintelligent worden ingeschat door anderen, ook benadeeld door de toepassing van stereotyperingen:
"Je zit veel te vaak in je hoofd";
"Je bent vast alleen maar theoretisch ingesteld";
"Je denkt waarschijnlijk meer met je verstand dan met je gevoel";
"Je zult wel een bolleboos zijn en van blokken houden";
"Mensen die intelligent zijn, zijn snel verveeld";
"Hoogbegaafden zijn zo kritisch, dat ze hun eigen grootste vijand zijn";
"Hoogbegaafden vallen uit omdat ze ongemotiveerd zijn. Daardoor zakken echt intelligente personen meestal voor hun opleiding";
"Als hoogbegaafden op de universiteit komen, vallen ze uit, omdat ze niet gewend zijn om te moeten leren";
"Hyperintelligente mensen haten small talk"
Deze clichés zijn het gevolg van psychologie van de koude grond. Mensen hebben ooit bedacht dat er een onderscheid zou kunnen worden gemaakt tussen denken en voelen. In werkelijkheid is het proces van denken en voelen altijd een fijn gecoördineerd proces. Je kunt niet "in je hoofd zitten" en "niet in je hoofd zitten". Door pseudowetenschap is het beeld ontstaan dat mensen zichzelf los kunnen koppelen van wat er in hun hersenen omgaat, maar een dergelijk proces bestaat niet.
Als intelligentie gepaard gaat met een behoefte aan ontdekken en verschillende interesses, dan houdt dat niet in dat hyperintelligente mensen er per definitie behoefte aan hebben om in de boeken te zitten. Dat is een stoffig stereotype. Hyperintelligente mensen kunnen juist de neiging hebben om ideeën met anderen te bespreken.
Bij hoge begaafdheid komt vaker een actief levenspatroon voor, dit gaat gepaard met activiteitendrang en waardering voor het uitwisselen van ervaringen. Small talk wordt niet geschuwd, het verschil is dat bij zeer intelligente mensen de interesse er niet is om voortdurend over het weer te klagen, roddels uit te wisselen en over entertainment te praten.
Het is waar dat hyperintelligente mensen en hoogbegaafden snel verveeld kunnen zijn, maar de lijn wordt zo doorgetrokken, dat de indruk wordt gewekt dat werkelijk iedere werkzaamheid of activiteit als vervelend wordt ervaren. Tegen dit vooroordeel kan niet worden opgebokst. Recruiters en mensen die de sollicitaties beoordelen zijn op voorhand zó overtuigd dat een intelligent persoon zich zal gaan vervelen, dat er geen kansen worden geboden. Dat een functie kan worden gezien als een mogelijkheid om door te stromen of er expertise bij te krijgen, wordt miskend door sollicitatiecommissies, die het liever zo veilig mogelijk spelen door een kandidaat aan te nemen die zij als minder intelligent inschatten.
De ongemotiveerdheid van hyperintelligente en hoogbegaafde mensen in het onderwijs heeft zeker een kern van waarheid, ware het niet dat de gevolgtrekking niet juist is: "Hoogbegaafde mensen zakken meestal voor hun opleiding" en "Hoogbegaafde mensen vallen uit op de universiteit, omdat ze ineens moeten leren". Het kan zijn dat sommige hyperintelligente mensen uitvallen wegens gebrek aan motivatie, als ze echt weigeren om nog iets te doen. Toch is het zo dat het halen van de vakken en het slagen voor de opleiding niet veel moeite kost.
Ik kan mezelf als voorbeeld nemen. Ik ben met weinig motivatie op het voortgezet onderwijs begonnen. Als sinds mijn vierde kreeg ik van de school te horen dat ik hoogbegaafd was. Ik werd aangemeld bij Pharos, Stichting IQ+, die de school adviseerde dat mij moeilijker onderwijs moest worden geboden. De school zegde dat toe, maar heeft het nooit in praktijk gebracht. Na jaren van gebrek aan motivatie en weerzin tegen het onderwijs, heb ik letterlijk niets meer gedaan vanaf mijn 10e. Zo werd ik na het maken van de Cito-toets op vmbo-niveau ingeschat.
Op het voortgezet onderwijs was ik niet bijzonder gemotiveerd, maar ik had grote interesse in vakken als natuurkunde en biologie. Bij kunst (en kunstgeschiedenis) was ik blij dat ik de ruimte kreeg om mijn eigen opdrachten uit te voeren. Ik haalde ik alleen maar negens voor alle vakken, met een paar afgeronde tienen. Ik heb het geluk gehad dat ik docenten heb gehad die de "gok" aandurfden om mij te bevorderen. Ik heb de boeken van 2 tot en met 6 Vwo aan moeten schaffen en heb mezelf in 10 maanden alles bijgebracht. Ik heb zelfs nog anderhalve maand vertraging opgelopen omdat ik een zware operatie moest ondergaan. De school wilde er geen druk achter zetten. Mijn mentor zei nog "Het is niet erg als je een paar vakken over moet doen". Ik heb alles in die 10 maanden gehaald.
Ik herken me niet in het beeld dat de universiteit vies tegenvalt, omdat intelligente mensen voor het eerst "moeten leren leren". Voor mij is dat een vreemde voorstelling van zaken. Ik heb ook op de universiteit weinig moeite hoeven doen om de vakken te halen. Natuurlijk moest ik naar de hoorcolleges en werkgroepen met aanwezigheidsplicht (een fenomeen van het kinderlijke "Probleemgestuurd Leren" op bijna alle Nederlandse universiteiten). Bij die verplichte hoorcolleges verveelde ik me stierlijk doordat de meeste professoren oude PowerPoints voorlazen, teksten uit het boek oplepelden, niet voor interactie zorgden en al helemaal niet in onderwijsontwikkeling investeerden. Alleen bij neuroscience heb ik een leuke tijd gehad. Dat was wel echt een interessante studie met een professor met jarenlange ervaring in het vak, afwisseling van hoorcolleges met practica en een schat aan praktijkvoorbeelden.
Ik deed op de universiteit niet aan leren. Blokken/repeteren of nachtenlang lezen heeft helemaal geen zin. Ik las mijn boeken onderweg in de trein en plakte stickers bij wat ik relevant vond. Dat was voor mij genoeg. Af en toe schreef ik relevante stukken op losse blaadjes, iets waar mijn studiegenoten zich over verbaasden. Ik werd gekscherend "Die met die blaadjes" genoemd.
Dat ik mezelf ertoe zou hebben moeten aanzetten om te leren, is totaal niet het geval. De overgang van Atheneum naar de universiteit is voor mij dan ook vlekkeloos verlopen. Dat ik mijn belangrijkste studie niet als uitdagend heb ervaren door het gebrek aan inspiratie vanuit de organisatie, is een ander verhaal.
Dat "intelligente mensen moeten leren leren" miskent dat hoogbegaafde en hyperintelligente mensen vaak weinig moeite hoeven te doen om iets nieuws onder de knie te krijgen. Dat kan op andere manieren dan hoe de meeste mensen zich dat voorstellen: niet door te zitten en de lessen aan te horen, maar door zelf te proberen, of erover te schrijven of te tekenen. Het heeft veel meer te maken met de wijze van internalisering, dan met dat zogenaamde "leren leren".
Hoogbegaafdheid is géén neurodiversiteit. De verschillen met bijvoorbeeld ASS (autisme) zijn duidelijk
Jeugdpsychologen hebben de neiging om hoogbegaafdheid verkeerd in te schatten of te problematiseren. Van alles wordt geopperd als leerlingen vastlopen in het schoolsysteem door intense verveling en conflicten die worden veroorzaakt door docenten die alles als "laks" of "onwelwillendheid" bestempelen.
Een heel foute aanname van psychologen die niet geschikt zijn voor de materie, is dat hoogbegaafdheid en autisme spectrum stoornissen (PDD-NOS, klassiek autisme, Asperger) overeenkomsten vertonen. Er bestaat niet zoiets als "een beetje autistisch zijn", dus een hoogbegaafde heeft óf een ASS, of niet. ASS mag dan wel een spectrum zijn, er zijn enkele grote overeenkomsten tussen mensen die zich binnen dit spectrum bevinden die een uitsluitend-HB'er niet heeft. Dat is van wezenlijk belang voor het duiden van het functioneren en het plaatsen van een HB'er in een (gespreks)groep met gelijkgestemden.
Het is geen waardeoordeel van mijn kant. Mensen met autisme die ik heb gesproken vinden het kwetsend als anderen autisme bagatelliseren door te stellen dat iedereen "een beetje autistische trekjes" heeft. Hoewel ik niet wil en kan generaliseren, weet ik van een jongvolwassen man uit mijn omgeving (dit is anekdotisch bewijs) dat PDD-NOS het erg moeilijk kan maken om met onverwachte gebeurtenissen, maar ook met slechte intenties van anderen om te gaan. Ook zijn er normaal- tot hoogintelligente ASS'ers die heel specifieke fobieën hebben die het dagelijks leven beperken.
Ik heb op de universiteit een extreem intelligente supervisor, enkele werkgroepdocenten en medestudenten gehad met ASS (wederom anekdotisch bewijs) en voor mij was het moeizaam om met eerstgenoemde om te gaan, omdat hij niet flexibel kon communiceren en beeldspraak letterlijk opvatte. Hij heeft bij een onverwachte situatie staan fladderen en stampen omdat hij last kreeg van overprikkeling. Ik moest mijn vragen gaan nummeren en hij vond het onduidelijk als er in een vraag voorwaarden werden gesteld ("of", "of"). Ik wist hoe ik rekening met hem kon houden, maar het was geen flexibiliteit en wederkerigheid. Dat was voor mij tekenend voor het verschil tussen HB zónder en HB mét ASS.
Weliswaar zijn er autistische mensen met hoogbegaafdheid, maar de verschillen tussen HB zonder autisme en ASS zijn behoorlijk duidelijk.Zo heeft een hoogbegaafde géén problemen met prikkelverwerking, het aanvoelen van intenties, het "lezen" en juist interpreteren van lichaamstaal en intonatie, het begrijpen van beeldspraak, het gebruik van intonatie, het afwisselen van interesses en het verleggen van de focus. HB'ers kennen geen rituelen die nodig zijn om het leven behapbaar te maken.
Rekening houdend met de sensitiviteit van het onderwerp "neurodivergentie" en zonder te ontkomen aan enige generalisering: autisme en andere vormen van neurodiversiteit hebben typische kenmerken die juíst niet voorkomen bij hoogbegaafdheid:
- Moeite met sociale cues en het op waarde schatten van andermans intenties;
- Een soort "naïviteit" die niet bij de intelligentie van de persoon past;
- Weinig variatie in intonatie en mimiek;
- Moeite met double entendres en beeldspraak;
- Grote moeite met sarcasme: ook als mensen met autisme zichzelf vaardig vinden in het "lezen" van sarcasme, kunnen zij grappen heel letterlijk uitleggen;
- De "professor" zijn op het gebied van beperkte onderwerpen met een sterke focus;
- Moeite met subtiele communicatie;
- Moeite met flexibiliteit, bijvoorbeeld schakelen tussen activiteiten, maar vasthouden aan plichten, plechtigheid en planmatigheid. De spontaniteit kan ontbreken;
- Vasthouden aan patronen of rituelen;
- Onbewust onconventionele of excentrieke gewoonten hebben of onconventioneel handelen (anderen kunnen denken dat iemand graag botte opmerkingen maakt of lak heeft aan de sociale normen). Dit is totaal anders dan bewuste non-conformiteit.
Ik neem mezelf als voorbeeld. Ik heb als kind ADHD- en autismetests af moeten leggen bij een speltherapeut en de aan hem verbonden psychologe. Omdat ik de speltherapeut niet mocht en hem in mijn ogen als een stokoude man zag waar ik geen binding mee kreeg, weigerde ik spelletjes bij hem te doen. Hij bleek om die reden te hebben gerapporteerd dat ik zwaar was mishandeld en zo gehandicapt was, dat ik nooit voor mezelf zou kunnen zorgen. Hij heeft ook ernstig gefraudeerd en zijn wijze van rapporteren had met die fraudezaak te maken. CZ heeft geen onderzoek meer ingesteld, omdat de zaak na mijn 18e pas aan het licht kwam. Het gevolg was wel dat ik door de onzinvragenlijsten en - onderzoeken ben geleid. Het is een verdienmodel, die psychologie.
Ik scoorde extreem laag op de autismetests, 4 punten op een schaal van 60. De meeste mensen zitten tussen de 10 en de 20. Ik kreeg sociale situaties voorgelegd, mijn ouders werden "geïnterviewd" om een compleet beeld te krijgen en ik moest vragen beantwoorden over focus en prikkelverwerking. Deze vragenlijsten zijn ongeveer rond mijn 16e nog een keer voorgelegd, in de versie voor adolescenten. Wederom kwam eruit dat ik géén overeenkomsten heb met ASS. Hoogbegaafdheid was wel geopperd, maar er was geen psycholoog gespecialiseerd in HB.
Wat maakte zo evident dat ik als HB'er géén ASS-overeenkomsten heb?
- Ik ben gericht op het lezen van ogen, mimiek en houding. Wat mijn hoogbegaafdheid voor het eerst uitdrukte, was dat ik met 5 maanden begon te praten en sterk was in communicatie;
- Als kind was ik nooit "de kleine professor" die met formeel taalgebruik aan kwam, ik werd gezien als een volwassen gesprekspartner die alles begreep van het sociale leven en mensen goed aanvoelde;
- Mijn juiste inschatting van intenties van anderen is een aangeboren iets. Ik ken geen naïviteit. "Double entendres" zijn voor mij geen verwarrende stijlfiguren;
- Ik heb vele interesses, maar niet één interesse. Ik heb ook geen obsessie met één interesse en ben niet geneigd tot het verzamelen van feitelijke informatie;
- Ik heb geen moeite met schakelen. Ik heb geen sterke focus die me de omgeving en tijd doet vergeten. Ik plan ook nooit iets, omdat ik altijd alles heb onthouden en geen stappen hoef te nemen om iets uit te voeren;
- Doordat ik bijna nooit gelijkgestemden (andere hyperintelligente of HB-mensen) heb ontmoet, is de diepgang in mijn sociale contacten langdurig onvolwaardig geweest. Dat is iets anders dan sociale cues niet aanvoelen;
- Als ik een ander hyperintelligent iemand/een andere hoogbegaafde ontmoet, dan kunnen we écht uren kletsen alsof we elkaar altijd hebben gekend. De snelheid, de associaties, niet alles hoeven uitleggen, maakt dat het voelt alsof ik mijn familie heb gevonden;
- Ik geef niet om sociale conventies, maar dat is omdat ik zie waarom mensen vastzitten in hun patronen en de vanzelfsprekendheid daarvan niet zomaar aanneem. Dat is iets anders dan sociale conventies niet doorhebben;
- Ik voel het aan wanneer de gesprekspartner zich verveelt of iets niet begrijpt en heb niet de neiging om in een gesprek feiten op te sommen/een stortvloed aan informatie te geven;
- Onverwachte situaties en plotselinge sociale contacten zijn voor mij aangenaam, ik heb geen moeite met aanpassing aan het onverwachte;
- Ik ken geen fobieën en rituelen;
- Overprikkeling bestaat voor mij niet. Ik filter automatisch de prikkels die binnenkomen. Zo heb ik geen moeite met geluid, licht, smaak, tast of aanraking, ook niet als het onverwacht is;
- Ik ben niet verzonken in een innerlijke wereld. In mij gaan altijd ideeën rond, maar ik ben me volledig bewust van en gericht op mijn omgeving;
- Dat ik mensen in het openbaar niet meer aankijk, is een bewuste keuze. Ik word sinds mijn 8e (prepuberteit met volledige ontwikkeling) geseksualiseerd en sinds mijn 12e lastiggevallen door mannen. Ik word vanaf kinderleeftijd "geil koppie", "dikke tieten", "geil wijf" genoemd en belaagd door volwassen mannen, waaronder oudere mannen die me letterlijk vroegen om Lolita voor ze te spelen. Niet omdat ik er naïef uitzie, maar omdat ik Oost-Europees ben en daardoor als stereotype Russin/Oekraïense word gezien.
Ik heb geen zin om me nog vaker te moeten verdedigen omdat ik niet vogelvrij wens te worden verklaard door simpelweg de straat te betreden. Het is niet zo dat oogcontact voor mij prikkelend werkt. Integendeel. Ik houd heel erg van oogcontact met mensen die ik intuïtief vertrouw. Ook kijk ik graag naar ogen en mimiek.
Om een kort verhaal lang te maken: het is duidelijk dat ik als HB'er kan concluderen dat de grootste verschillen met neurodiversiteit zoals ASS zijn, dat ik geen moeite heb met focus verleggen/flexibiliteit, prikkels, onverwachte situaties, intenties, sociale cues en leven zonder planning.