Op de hotelkamer van het gastenhuis in de wijk tegenover het ziekenhuis nam ik fantoomverschijnselen waar en ik wist daardoor zeker dat ik haar ging verliezen. Het was anders dan in de eerste week, toen ik daar op die hotelkamer lag te wachten en voelde dat mijn wereld binnenkort zou gaan instorten.
Ik hoorde haar voetstappen op de trap, in ons huis. Ze liep naar boven. Er was geen trap. Ik was niet in ons huis. En ze kon al helemaal niet meer lopen. Ik kreeg een visioen met kleuren. Een niet definieerbaar visioen. Als je mij kent, weet je dat ik niet beïnvloedbaar ben door verhalen van anderen en dat ik niet gevoelig ben voor illusies. Het tegenovergestelde. Net als mijn oma en moeder ben ik niet nuchter, maar wars van clichés en geloof in fabeltjes.
Ik vertelde het mijn moeder op haar ziekenhuiskamer. Over het fantoomverschijnsel. Ze was niet verbaasd. Ik voelde aan dat dit het juiste moment was om de belangrijkste zaken uit het leven te bespreken. Zonder er al te concreet op in te gaan: ik heb haar gevraagd of ze iets hetzelfde ervoer en of ze daar zeker van was. Het ging er niet om, om de hoop op iets te vestigen. Het ging niet om het geloof in iets. Ik wilde iets heel zeker weten en daarvoor wilde ik de bevestiging van haar.
Noem het belangrijke levenskwesties. Waar het mij om gaat, is dat het ontzettend belangrijk is, zo niet het belangrijkst in het leven, om je gevoelens over de band met je naaste duidelijk te maken. Je krijgt die kans niet zo vaak in het leven. Als het leven wordt opgeslokt door dagelijkse beslommeringen, is het niet het juiste moment. Wanneer het juiste moment zich duidelijk aandoet (en ik ga altijd op mijn gevoel af), dan is dat een zegen.
Tot dat moment had ik me wekenlang gebroken gevoeld, alsof er een deel van mezelf was afgebroken. Ik kon daar niet mee leven. Wat we na mijn fantoomervaring en visioen hebben besproken met elkaar, heeft ervoor gezorgd dat ik er weer mee om kon gaan. Ineens had ik geen hekel meer aan mijn lege huis en was dat gebroken gevoel weg. Dat heb ik haar ook gezegd.
Betekenisvolle laatste woorden
Omdat ik de laatste drie weken van haar leven bij mijn moeder op de palliatieve unit inwoonde, heb ik de dagen voor haar dood ook volop mee kunnen maken. Eén nacht en een halve dag in de week voor haar dood ontwikkelde ze delier. Dat was verschrikkelijk om mee te maken. Ik was al bij het vertrek uit het ziekenhuis bang dat haar persoonlijkheid zou worden aangetast.
Wonderwel was ze op de middag van haar delier uit zichzelf (zonder medicatie) in slaap gevallen en werd ze helder wakker. Ze kon opeens het licht weer verdragen. Het waren eenzame weken geweest toen we in het donker moesten zitten omdat ze fotofobie kreeg door de epilepsie. De angstdromen en het sarcasme hadden gelukkig weer plaatsgemaakt voor haar eigen persoonlijkheid en gevoel voor humor.
Eén van die nachten zei ze tegen me "Laat het over je heenkomen. Neem het gewoon zoals het op je afkomt". Ik schrok me rot en zei: "Iets over je heen laten komen, meen je dat. Is er iets aan de hand?"
Ze zei dat ze het meende. Ik kon het op dat moment niet plaatsen.
In de middag voor haar dood vroeg ze opeens of ik haar wilde omhelzen. Ik heb haar zo vaak als ze nog bij kennis was, benadrukt dat ik van haar houd. Net voordat ze doodging zei ze: "Wat moet dit zwaar voor jou geweest zijn". Dat was het moment waarop ik brak. Dat ze aan mij dacht.
Ik raakte haar aan. Haar huid werd iets harder en kouder. Haar ogen werden geel. De katheter was bloedrood. Haar organen waren aan het uitvallen. Toen haar ogen begonnen te rollen, heb ik haar met rust gelaten. Ik voelde dat de dood een moment is dat iemand niet belast moet worden. Ik ging op mijn bed naast haar bed zitten. Pas toen ik haar niet meer hoorde ademen, heb ik aan haar gevoeld. De pomp van het bed begon keihard te ratelen, de buurvrouw zette haar vernevelingsapparaat in de hoogste stand en ik voelde mijn eigen pols in plaats van de pols van mijn moeder.
Het was zaterdag 18 februari om 18:25. Ik wist dat mijn moeder dood was, maar ik moest iemand vinden om dat te bevestigen. De verpleegkundige kon ik nergens vinden, dus ik alarmeerde haar via de intercom: "Hoe moet ik beoordelen of ze dood is?"
Gek genoeg ben ik niet ingestort toen het zover was. Ik was jarenlang en vooral de eerste zes weken van 2023 bang dat ik volledig de weg zou kwijtraken, dat ik als een speenvarken tekeer zou gaan op het moment dat ze doodging. Ik dacht dat ik mijn dagen huilend door zou brengen, dat alles een zwart gat zou zijn. Ik was mezelf al wekenlang aan het bijvoeren met Nutrilon en Modifast omdat ik dacht dat ik zwaar ondergewicht zou krijgen (ik moet altijd veel eten omdat mijn BMI van nature laag is).
Gek genoeg ben ik diezelfde nacht met de taxi naar huis gegaan, wat een vreemde gewaarwording was omdat ik helemaal niemand meer had om voor naar huis te gaan. Ik was alles kwijt. Ik ben nog steeds alles kwijt. Mensen kunnen wel zeggen "Eens verlies je je ouders", maar het was wat mij betreft acceptabel als ze uit ouderdom was doodgegaan. Aan de andere kant heb ik me haar eerlijk gezegd nooit kunnen voorstellen in een leven als oudere. Ik heb nooit het beeld gehad dat ze 70/80/90 zou worden, grijze haren zou krijgen, de fysieke gebreken zou krijgen die bij ouderdom horen en fysiek kwetsbaar zou worden. Dat heeft ze allemaal niet hoeven meemaken. En de angst om mijn moeder uit ouderdom af te zien takelen of fysieke kwetsbaarheden te zien krijgen, heb ik ook niet hoeven meemaken. Mijn moeder was tot en met eind december 2022 lichamelijk actief zonder beperkingen, ze was bijna nooit ziek en zelfs toen ze bedlegerig werd in de zes weken na haar (onvolledige) hemiparese, was ze nog lenig.
Het was pas na anderhalve week in de palliatieve unit dat ze niet meer haar telefoon kon pakken om te bellen en niet meer haar eten en drinken en medicijnen kon pakken (dat was een eenzaam moment, het besef dat ik haar niet meer kon bellen als ik thuis haar was ging doen en spullen op ging halen, 28 kilometer verderop).
Het is nu 1,5 maand sinds haar dood. Ik heb geen rauwe rouw. Het is niet zo dat de rouw heel hard aankomt en dat ik er bij de dag mee moet leren leven totdat het een onderdeel wordt van mijn leven. Het gemis is anders dan dat. Ik mis haar in de kleine details. Ik wil haar soms aanraken. De meest onzinnige dingen, kleinigheden zoals lekkernijen of cadeaus wil ik delen. Ik mis haar om de manier waarop we zo op elkaar leken. Met degene die zo dicht naast mij stond, was er een eigen wereld van humor en signalen die we aanvoelden zonder iets te hoeven zeggen. Dagelijks denk ik 'Jij hoort helemaal niet dood te zijn, iemand die zo volop in het leven stond en het leven omarmde'. Het is al even onvoorstelbaar als onrechtvaardig dat iemand zo wordt uitgeschakeld door zo'n klote-mutatie.
Ik was blij dat ik mijn eerbetoon aan haar al had geschreven. Al is
niets genoeg om mijn waardering voor haar duidelijk te maken.