zaterdag 18 januari 2020

Wijziging Participatiewet: introduceer een zelfstandig wettelijk kader voor arbeidsongeschiktheid door ziekte en ontwikkel een Richtlijn professionaliteitsbevordering voor keuringsartsen


1. Inleiding
Een verdieping in de realiteit is gepast. Iedere werknemer kan de pech hebben om een uitkering op grond van de Participatiewet aan te moeten vragen en daarmee onder het bestaansminimum te moeten leven. De vervanging van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd door flexibele contracten heeft het risico op werkloosheid vergroot. Het algehele beeld van de werkloosheid is als volgt: in het derde kwartaal van 2019 is de werkloosheid in Nederland gestegen van 14.000 naar maar liefst 319.000 werklozen. Onder de werklozen worden niet de werknemers gerekend die voltijd voor deeltijd hebben moeten verruilen. Deze deeltijders ontvangen wél een uitkering om het ontstane tekort aan te vullen. De stijging van het beroep op bijstand moet worden toegeschreven aan economische ontwikkelingen, zo blijkt uit de inventarisatie van het SCP.[1]

De WW-uitkeringsgerechtigden die tijdens of na ommekomst van de WW-uitkering door ziekte worden getroffen, worden niet als werklozen aangemerkt, maar ontvangen wel een uitkering. De meest onmogelijke situatie is het geval waarin een uitkeringsgerechtigde ziek wordt. Ziekte in de bijstand wordt namelijk niet ondervangen door regelingen die wél voor de WW en WIA gelden. Dit probleem moet worden opgelost, door een wettelijk kader te introduceren voor betrokkenen die tijdens het ontvangen van een uitkering krachtens de Participatiewet door ziekte arbeidsongeschikt raken.  

2. Een zelfstandig wettelijk kader voor arbeidsongeschiktheid door ziekte
Het verband tussen de Participatiewet en duurzame arbeidsongeschiktheid wordt gelegd in art. 9 lid 5 Participatiewet. De uitkeringsgerechtigde kan worden vrijgesteld van re-integratieverplichtingen, deelname aan activiteiten binnen een sociale werkplaats en van de tegenprestatie, indien de belanghebbende volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in art. 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Thans worden betrokkenen die tijdens het ontvangen van een uitkering op grond van de Participatiewet worden getroffen door chronische ziekten of ernstige ziekten met chronisch lijden, aan de grillen van de uitvoerende instantie overgelaten. 

De aanname dat mensen met duurzame arbeidsongeschiktheid niet onder de Participatiewet vallen,[2] leidt tot een vertekend beeld.[3] Anders dan onder vigeur van de WIA, wordt duurzame arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte binnen de uitvoering van de Participatiewet niet erkend. Het oproepen van zieken voor tewerkstelling binnen een re-integratieproject of voor de oplegging van een tegenprestatie, wordt voorgesteld als ‘mensen niet langs de kant laten staan, maar bij de samenleving betrekken’.[4] Dat het niet bij een paternalistische benadering blijft, wordt duidelijk gemaakt door het niet-vrijblijvende aanbod te onderstrepen en door met het beschikbare sanctiearsenaal te dreigen (vgl. art. 18 leden 2-8 Participatiewet).

In de Participatiewet dient ‘duurzame arbeidsongeschiktheid’ als gevolg van ziekte zelfstandig te worden gecodificeerd. Er is geen rechtsgrond aanwijsbaar voor het verschil in rechtspositie tussen duurzaam arbeidsongeschikten die onder de WIA vallen en duurzaam arbeidsongeschikten die onder de Participatiewet vallen. De materiële en formele positie van arbeidsongeschikten die een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangen, moet derhalve gelijk worden gesteld met de positie die een duurzaam arbeidsongeschikte persoon onder de WIA toekomt.

2.1 Richtlijn professionaliteitsbevordering en bevordering onafhankelijkheid keuringsartsen
Tevens moet de kwaliteit van herkeuringen ter uitvoering van de Participatiewet worden verbeterd, door de eisen die moeten worden gesteld aan keuringsartsen in een richtlijn ter bevordering van de professionaliteit van deze beroepsgroep neer te leggen. In de praktijk krijgen keuringsartsen de opdracht om door ernstige ziekten getroffen uitkeringsgerechtigden volledig arbeidsgeschikt te bevinden op grond van opdrachten als ‘steek uw armen in de lucht’, of ‘geef mij een hand’. Het medisch dossier wordt daarbij niet in acht genomen.

Een keuringsarts heeft aangegeven niet anders te kunnen dan de ernstig zieke uitkeringsgerechtigde arbeidsgeschikt te bevinden, omdat hij ‘met zijn rug tegen de muur staat’. Het mag niet zo zijn dat een medicus onder druk van de uitvoerende instantie staat om adviezen in strijd met het zelfstandige oordeel uit te brengen. De onafhankelijkheid van de keuringsarts moet wettelijk worden gewaarborgd in de Participatiewet. De uitkeringsgerechtigde moet de mogelijkheid worden geboden om op kosten van de uitvoerende instantie een deskundigenadvies uit te laten brengen betreffende zijn/haar arbeidsgeschiktheid. 


[1] Sociaal en Cultureel Planbureau, Eindevaluatie van de Participatiewet, 19 november 2019, p. 157.
[2] ‘Iedereen die kan werken, maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, valt onder de Participatiewet’, aldus de omschrijving die de Rijksoverheid geeft op de overzichtspagina Participatiewet, laatstelijk geraadpleegd via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/participatiewet op 12 januari 2020.
[3] Sociaal en Cultureel Planbureau, Eindevaluatie van de Participatiewet, 19 november 2019, p. 244.
[4] Kamerbrief ter zake van de uitvoering van de motie Raemakers, 6 november 2019, p. 1-2.