zaterdag 30 mei 2020

Legitimiteit van overheidsbeleid tijdens crises en de ontkenning van het "A-woord"

DVHN, 30 mei 2020: "We worden minder bang en minder braaf, snakken naar het terras en willen géén mondkapjes".

Uit de corona-enquête, gehouden door Dagblad van het Noorden, blijkt dat een deel van de bevolking zich al fel tegen het dragen van een mondmasker verzet voordat het mondmasker ook nog maar gedragen is (want: op een enkeling na draagt niemand in Nederland op dit moment mondmaskers in gesloten publieke ruimten waar mensenmassa's samenkomen). Het voorstel om per 1 juno 2020 (..) in het openbaar vervoer mondkapjes te verplichten, stuitte op weerstand omdat mensen zich in hun gevoel van vrijheid aangetast voelen.

Nog altijd zeggen gemiddeld ongeïnformeerde Nederlanders "Je maakt mij niet bang met dit virus [SARS-CoV-2]", "Het is nu wel duidelijk dat corona niet erger is dan de griep" en "Ik ben géén risicogroep, mensen die wel tot een risicogroep horen moeten zich maar afzonderen". Favoriet is de leus "Kom niet aan mijn grondrecht, het recht op vrijheid".

Termen als 'bang' en 'braaf' leiden af van waar het werkelijk om gaat. Alles moet in het werk worden gesteld om een ernstig virus en de medische complicaties van SARS-CoV-2 te bestrijden. Helaas zijn bewoners van dichtbevolkte gebieden daarvoor afhankelijk van elkaars handelen. Met een virus is het gevaarlijk om te handelen volgens het credo "De ander blijft maar thuis, ik moet zelf weten wat ik doe met mijn leven". Een proces als virale besmetting werkt niet op die manier. Dragers besmetten immers anderen zonder zich daarvan bewust te zijn en geïnfecteerden besmetten op hun beurt weer mensen die niet direct contact hebben gehad met de initiële virusverspreider. Mensen leven meestal niet strikt afgezonderd, maar in dynamische sociale groepen: als er al "risicogroepen" zouden bestaan, dan kunnen deze niet volledig worden geïsoleerd van familieleden/vrienden/contacten die indirect in gevaar worden gebracht door geïnfecteerde mensen die zich niets aantrekken van de noodzaak om mondmaskers te dragen.

Ik plaats "risicogroepen" niet voor niets tussen aanhalingstekens: iedereen is een risicogroep voor SARS-CoV-2, omdat het virus voor iedereen gevaarlijk is en ná herstel permanente orgaanschade op kan leveren, ongeacht leeftijd of onderliggend medisch lijden. De kans op trombose, hersenbloedingen, onherstelbare longfibrose (zware littekenvorming in de longen, met ademhalingsproblemen tot gevolg) en overige orgaanschade is altijd groot bij een virus van het kaliber SARS. Als het een minder ernstig coronavirus zou zijn, was de term SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) niet toegekend. SARS betekent, met andere woorden, dat mensen stikken. Helaas voelen veel Nederlanders de behoefte om te bewijzen dat ze sterker zijn dan een virus. Wilskracht en stoerdoenerij helpen niet in deze crisis.

Risicobewustzijn en voorzorgsmaatregelen hebben niets te maken met angst
Ongebreidelde angst is vooral ongeïnformeerde angst. Ik heb in de eigen omgeving gezien en gehoord dat mensen zichzelf de afgelopen maanden hebben opgesloten alsof er een apocalyps op de loer lag. "Blijf binnen" was de grootste misvatting die door de bevolking tot vervelens toe is verspreid. Zulke volkswijsheden hebben geen nut en werken averechts. De oproep om thuis te blijven was bedoeld om mensen te stimuleren om niet massaal naar winkelcentra, het strand of de meubelboulevard te gaan- wat toch geschiedde als gevolg van de weerzin tegen de zelfverzonnen volkswijsheid "blijf binnen".

Legitimiteit van het overheidsbeleid 
Wat duidelijk meespeelt in de recalcitrantie van de bevolking- het verzet tegen voorgestelde maatregelen om een pandemie aan te pakken- is de legitimiteit van het overheidsbeleid en het algehele overheidsoptreden. Vanaf het begin is géén consequente lijn gehanteerd. Mensen raken ervan overtuigd dat hun vrijheid willekeurig wordt afgepakt, omdat het beleid niet wordt gemotiveerd. Als er een onderbouwing is van het beleid, dan is deze onderbouwing contradictoir. Woordvoerders uiten in de media persoonlijke zienswijzen waarin de logica ontbreekt, uitspraken moeten later worden teruggenomen of genuanceerd omdat er op het moment van de uitspraak géén enkele feitelijke juistheid in te bespeuren was, prognoses zijn in strijd met voorhanden zijnde gevalideerde onderzoeken en de ene preprint wordt van de hand gewezen terwijl de andere preprint als 'resultaat' wordt geciteerd omdat dit resultaat in het voordeel lijkt van reeds uitgevaardigd beleid.
Met andere woorden: het is voor de bevolking niet transparant waarom een beleidsregel is ontworpen en ruimte om de motivering ter discussie te stellen, wordt niet geboden door een mentaliteit van volharding.

Ik zeg daarmee niet dat alles ter discussie moet worden gesteld. Natuurwetten hoeven niet te worden afgedaan als een subjectieve aangelegenheid. De ernst van SARS-CoV-2 is ook niet onderhevig aan discussie. De strijd over de vraag of het virus nu wel of niet ernstig is, is sinds 2003 een gepasseerd station. Wat nodig is, is dat duidelijkheid wordt gegeven over wélke voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn. Schijnmaatregelen, ontoereikende maatregelen en lethargie helpen niet om deze crisis een halt toe te roepen.

Schijnmaatregelen en cirkelredeneringen om bewijs van andere transmissieroutes te ontkennen
Ik noem een concreet voorbeeld. De 1,5 meter maatregel is gebaseerd op een achterhaalde interpretatie van de theorie van Wells uit 1930. Het OMT en RIVM stellen 1,5 meter als prominente maatregel tegen transmissie. Algemene kennis van natuurkunde leert dat uitgeademde druppels gemiddeld 3 meter afleggen. Aërosolen, microscopische vaste deeltjes die gevormd worden uit druppels en andere vaste stoffen, bereiken een afstand van 8 meter, soms wel 10 meter. De 1,5 meter afstand-regel berust niet op wetenschappelijk bewijs, maar op een economisch-politiek compromis. Afstand houden werkt bovendien niet tegen aërogene transmissie, omdat bij deze besmettingsroute andere factoren meespelen: ventilatie, de concentratie van gassen en virale deeltjes en het aantal mensen in één gesloten ruimte. Om het risico op aërogene besmetting te beperken, is het houden van afstand geen geschikte maatregel.

Door het RIVM wordt aangegeven dat het verplichten van mondmaskers in het ov een vervangende maatregel is, omdat in het niet werkbaar is om in het ov 1,5 meter afstand te houden. Het voorstellen van twee maatregelen met ieder een eigen doelstelling als ware het twee alternatieven waaruit moet worden gekozen, getuigt van onbegrip van de natuurwetten. Bizar genoeg wordt alles in het werk gesteld om de aërogene transmissie van virussen te ontkennen. Bewijs wordt verworpen aan de hand van cirkelredeneringen: 'Het kan in dit onderzoek niet worden bewezen dat aërogene transmissie een besmettingsroute was, maar dat was ook niet de doelstelling van het onderzoek. Daarom nemen we aan dat de besmetting via directe druppels of fomieten plaatsvond. Het is niet bewezen dat druppelinfectie of fomieteninfectie in dit onderzoek de besmettingsroutes waren, maar het lijkt aannemelijker, dus passen we ons beleid niet aan'.

Het "A-woord": de hardnekkige ontkenning van de aërogene transmissieroute
De experts, biochemici, natuurkundigen, ingenieurs uit de aërosol wetenschap, worden op bizarre wijze gereduceerd tot 'believers'. Aërosolen zijn microscopische deeltjes, natuurkundige verschijnselen die deel uitmaken van ons dagelijks leven. Ze zijn niet waarneembaar voor het blote menselijke oog, maar dat maakt ze niet insignificant. Het ontkennen van een constant verschijnsel, dat in de wetenschap en medische praktijk nog nooit aan twijfel onderhevig is geweest, is zinloos en contraproductief. Als het niet uit economische overwegingen is dat de aërogene transmissie van SARS-CoV-2 wordt ontkend, dan is het onbegrijpelijk waarom de natuurwetten van de hand worden gewezen. Het is zelfs zo erg dat het "A-woord" bij voorkeur wordt vermeden.

Zelfs als economische belangen de overweging vormen om aërosole transmissie te ontkennen, dan is deze ontkenning nog contraproductief. Wat de samenleving moet onderkennen, is het belang van geschikte ventilatie en het dragen van mondmaskers in gesloten publieke ruimten. Het is een complexe aangelegenheid om in publieke gebouwen voor SARS-CoV-2-proof ventilatie te zorgen, maar het is niet onmogelijk. Het is bovendien een cruciale voorwaarde die moet worden vervuld voordat grotere groepen mensen zich in gesloten publieke ruimten op kunnen houde. Alles moet in het werk worden gesteld om transmissie te minimaliseren, zo mogelijk tot R0. "Aankijken, afwachten, aanmodderen" is géén optie en levert op de langere termijn juist nog meer financiële schade op.

Kortom: om de bevolking veilig deel te laten nemen aan dagelijkse activiteiten in gesloten publieke ruimten, is het nodig om de aërogene transmissie van SARS-CoV-2 te erkennen en het beleid daarop aan te passen. Beleidsregels die mondmaskers en geschikte ventilatie verplichten, moeten per direct worden toegepast. De 1,5 meter afstand-regel en het plaatsen van plastic of plexiglazen schermen zijn niet effectief om het hoofd te bieden aan aërogene transmissie. Daarom moeten deze maatregelen niet worden beschouwd als alternatief, maar als cumulatief: afstand van meer dan 3 meter beschermt tegen directe druppelinfectie, ventilatietechnieken en mondmaskers tegen aërogene transmissie en algemene hygiëne tegen infectie met fomieten (vaste deeltjes, zoals slijm en poep). Géén van deze maatregelen kan worden beschouwd als een vervanger voor één van de andere maatregelen. Neem dit alles in acht en het is niet langer nodig om te dwalen over risico's en de noodzaak van maatregelen.