zondag 3 maart 2024

Eenzaamheid is anders dan depressie of niet sociaal zijn (ik ben juist actief, vrolijk en heb altijd aanspraak, maar dat betekent niet dat ik gelijkwaardige contacten heb in mijn omgeving)

Als ik zeg dat ik eenzaam ben, krijg ik altijd te horen: 'Jij?!!', 'En je bent altijd vrolijk', zelfs 'Jij kunt toch iedereen krijgen, jij hoeft toch nooit alleen te zijn?!'

Mensen missen de essentie. Ik heb het onderwerp eens voorgelegd aan een psycholoog, die begon over negatieve gedachten die tot eenzaamheid leiden en sociale terughoudendheid. Ik herkende me daar niet in: ik ben niet bepaald teruggetrokken. Ik ben nog nooit bang geweest dat iemand een oordeel over me heeft en ik heb niet die innerlijke criticus die me weerhoudt om met mensen te praten of (praktisch) presentaties te geven.

Eenzaamheid door écht alleen-zijn (situationele eenzaamheid) is iets anders dan een depressie. Ik heb geen negatieve connotatie met alleen-zijn; ik heb er geen plezier in om alleen te zijn. Dat betekent niet dat ik mijn eigen gezelschap niet kan waarderen. Ik ben gemaakt voor gezelschap.

Achtergrond

Een vast thema in mijn berichtgeving is eenzaamheid in relatie tot begaafdheid. Anders dan de mythe wil, is hoogbegaafdheid niet beperkt tot cognitieve "prestaties". Hogerbegaafden scheppen niet op over hun staat van zijn, maar geven aan dat zij het leven anders beleven dan niet-hoogbegaafden, simpelweg omdat de hersenen heel efficiënt werken. Het predikaat-hoogbegaafheid heeft niets te maken met "zich hoger wanen", maar met de manier waarop informatie wordt verwerkt en vaardigheden worden toegepast.

Ik heb vanaf mijn 2e levensjaar te maken met de stigma's rond hoogbegaafdheid. Met 5 maanden begon ik te praten, met 10 maanden had ik een uitgebreider vocabulaire, op mijn derde kon ik lezen, schrijven, rekenen en Engels begrijpen. Ik ben ik staat om me meerdere vakgebieden eigen te maken en bijna alles te begrijpen. Omdat ik een groot vocabulaire heb en snel schakel, denken mensen dat ik heel erg belezen ben. Dat ben ik niet. Ik heb andere dimensies. Ik beschik over een grote interne muzikale encyclopedie, een gedeeltelijk fotografisch geheugen, ik ben goed in ritme, motoriek, kluswerk en dansen (kinesthetische begaafdheid).

Mijn meest typerende gave is het aanvoelen van intenties en emoties van andere mensen. Binnen een seconde kan ik me een accuraat beeld vormen en ik weet welke persoonlijke ervaringen, schuldgevoelens en dilemma's iemand heeft zonder dit kenbaar te maken (emotionele begaafdheid). Vanaf jonge leeftijd begrijp ik het functioneren van de mens en alle moeilijkheden die mensen in hun leven tegenkomen. Ik kon als kind als een volwassene praten. Niet als "kleine professor", ook niet pedant, maar als iemand die de menselijke emoties en intenties feilloos aanvoelde en kon verwoorden.

Mijn andere gave is een grote veerkracht. Ik heb geen goed leven. Ik ben iemand die er zonder familie voor staat, die geen naasten meer heeft. Ik heb geen perspectief. Ik word alleen wakker, ga alleen naar bed, ik leef alleen maar voor mezelf. Mijn vrienden wonen ver weg. Bellen is fijn, maar kan nooit persoonlijk contact en aanraking vervangen. Voor en na de dood van mijn moeder (vorig jaar), stond ik er totaal alleen voor. Mijn moeder heeft 5 keer kanker gehad. Wij zijn samen onder de armoedegrens gestort. Net als mijn moeder, ben ik nooit pessimistisch, somber, triest of teruggetrokken geraakt. Het is géén verdienste. Het is niet zo dat stand houden na intense tegenslagen in het leven, komt door een positieve mindset. Het geloof in een "mindset" impliceert dat mensen die de pech hebben om depressief te worden, niet genoeg hebben gedaan om positief te blijven.

Mijn moeder en ik hebben nooit psychisch te lijden gehad, omdat we genetisch iets hebben waardoor we altijd vrolijk en optimistisch zijn gebleven. Er is niet iets wat ik "doe of denk" om niet ten onder te gaan aan wat allemaal is gebeurd en aan het gebrek aan gelijkwaardige, warme contacten die ik in persoon kan bereiken. Genetisch niet te lijden onder stress en/of psychische klachten is geen verdienste; ik zeg dit omdat het veel knapper is als mensen wél psychische klachten hebben, maar hier zelf mee om weten te gaan. Dat vraagt veel meer veerkracht. Ik spreek soms mensen die aanleg hebben voor depressiviteit en zij moeten zichzelf altijd motiveren om uit een depressie te blijven. Dat is "knap", omdat ze hun eigen gevoelens onderkennen en zo sterk zijn om motivatie te vinden.

Eenzaam zijn, als iemand die makkelijk contact maakt en graag praat met mensen
Ik maak snel contact met mensen en kan ook contact onderhouden, daar ligt het niet aan. Ik ben eenzaam, maar heb géén last van verlegenheid, zelfdeprecatie, moeite met benaderen, ik heb van nature geen "introverte focus", maar ben juist op de buitenwereld gericht. Ik krijg geen zelfhaat door eenzaamheid. Die mythes over eenzaamheid gelden niet voor mij.

Sommigen denken in paradoxen. Daardoor denken ze dat makkelijk contact maken én eenzaam zijn, tegenstrijdigheden zijn. Dat is niet het geval; wederkerigheid is voor mij het sleutelwoord. Ik heb behoefte aan gelijkwaardig, wederkerig contact.

Ik voel me direct thuis bij mensen die net als ik snel kunnen schakelen, drukke praters zijn en vol zitten met plannen. Dat komt door de herkenning. Ik heb geen behoefte aan hoogdravend contact, maar dat is ook niet de essentie van begaafdheid. Voor mij is contact gewenst met mensen die graag dóen, maar ook over hun ideeën en over het leven kunnen praten.

Iets specifieker: ik merk dat ik mensen bijna altijd aanvoel. Ik voel hun intenties, ik voel zelfs de gevoelens die zij hebben over een bepaalde gebeurtenis. Veel mensen met wie ik te maken heb gehad in het onderwijs, werk en alledaagse situaties, begrijpen dat niet. Of ze vinden het "eng".

Ik heb een paar keer gehad dat iemand dacht dat ik gedachten kon lezen. Zo is het niet. Ik heb wél vanaf mijn geboorte de eigenschap om intenties van anderen door te hebben. Mensen zeggen graag "Je kunt niet weten wat een ander denkt", maar mensen kunnen intenties niet verbergen.

Mijn moeder vertelde me dat ze wist waardoor ik eenzaam was. Ik kon me dat niet voorstellen, maar eigenlijk is het logisch. Ik heb er inderdaad vaak mee te maken dat mensen bang zijn dat ik alles door heb. Niemand heeft mij ooit iets wijs kunnen maken.

Dat probleem is er voor mij niet als ik met oprechte mensen te maken heb. Die ontmoet ik soms. Dat zijn de mensen die ook interesse in hebben hoe het leven in elkaar zit en wat andere mensen beweegt. Recentelijk heb ik nog een hele avond met iemand zitten praten. Dan voel ik me thuis en absoluut niet eenzaam. Het vraagt wel wat van de ander, die moet zich ook open kunnen stellen. Die verfijning, niet alles over jezelf over een ander uitstorten, maar wel persoonlijk kunnen zijn, is wat vorm geeft aan vriendschappen en relaties.

Toxische positiviteit: "Alleen zijn leert je om je eigen gezelschap te waarderen". Hoe eenzaamheid wordt verheerlijkt
Op dit moment is het op sociale media de tendens om eenzaamheid te verheerlijken en met eufemismen te omkleden. Langdurig solitair leven zou géweldig zijn voor de zelfontwikkeling, "alleen zijn is zo fijn, want je hoeft niet aan iemands verwachtingen te voldoen" en "Je leert je eigen gezelschap waarderen als je lang alleen bent". Zulke toxische positiviteit miskent het ontwerp van veel mensen: vriendschappen en nauwe sociale banden zijn belangrijk voor zelfontwikkeling. Mensen ontwikkelen zich niet geïsoleerd, maar ze zijn gemaakt om in een netwerk van sociale contacten te leven.

Mensen die zeggen dat het heerlijk is om alleen te zijn, halen vaak aan dat ze teleurstellingen hebben moeten incasseren. Hoewel ik door bijna iedereen in de steek ben gelaten, zelfs op de ergste momenten in mijn leven niemand heb gehad die thuis gaf en nare ervaringen met buren heb gehad (waaronder een terreurbuur), heb ik nooit gedacht "Je kunt niemand vertrouwen". Ik heb altijd opengestaan voor nieuwe contacten en zoek bevriende buren en kennissen ook op. Ik heb van nature niet de instelling dat iedereen teleurstellend is. Trouwens, als iedereen slecht zou zijn, dan zou ik mezelf ook slecht moeten vinden, terwijl ik nog nooit iemand heb laten barsten. Dat doe ik niet uit plichtsbesef, maar omdat ik zelf oog heb voor anderen. Ik ontmoet af en toe mensen die ook zo zijn.

Dat cliché "Niemand is te vertrouwen, ze laten je toch barsten dus kun je beter alleen zijn", is een valse dichotomie. Natúúrlijk zit niemand te wachten op schijnvrienden en mensen die je in de steek laten. Natuurlijk kun je dan beter alleen zijn. Dat neemt niet weg dat de meeste mensen van nature behoefte hebben aan waardevolle contacten.

Bovendien halen mensen die van nature op de buitenwereld zijn gefocust (in tegenstelling tot introspectief gefocuste mensen), geen voldoening uit een solitair bestaan. Ik ben zo iemand. Ik ben ongeïnspireerd en ongelukkig als ik alleen moet zijn. Dat betekent niet dat ik "gemotiveerd moet worden" of "per se iemand nodig heb", maar dat ik er niet voor gemaakt ben om zonder gezelligheid te moeten leven. Het helpt niet dat ik veel kennissen heb die het heerlijk vinden om alleen te zijn.

Waarom kies ik ervoor om over eenzaamheid te praten?

Ik ben de aangewezen persoon om over "onaangename" onderwerpen te praten. Ik heb geen zelfmedelijden en ik heb het moeilijkste wat mensen mee kunnen maken allemaal zelf moeten verwerken omdat ik geen naasten heb (ik ben geen Nederlander en heb na het verlies van mijn moeder geen familie meer omdat ik niet waar in Oost-Europa ze wonen).

Ik ben vocaal over moeilijke onderwerpen en het onaangename. Het is niets voor mij om het voor mezelf te houden. Juist omdat ik geen kwetsbaar karakter heb, past het echt bij mij om me uit te spreken. Ziekten, dood, eenzaamheid en ongelukkigheid moeten geen taboes zijn!

Bovendien zie ik heel helder in waarom jongeren niet over eenzaamheid praten. Het komt door de vervelende tendens van mensen om het onaangename met toxische positiviteit af te dekken, door de "schuld" bij de persoon zelf neer te leggen en stigma, dat "iets mis moet zijn" met degene die onder eenzaamheid lijdt.

De oplossing ligt bij eenzaamheid niet voor de hand. Het heeft niets te maken met geen toenadering tot anderen zoeken, maar het vinden van potentieel betekenisvol contact. Een veelgemaakte fout is het cliché "Als je eenzaam bent, moet je veel mensen ontmoeten". De kwantiteit van veel mensen ontmoeten maakt dat het filter voor het vinden van gelijkwaardig contact, juist té a-select is.

Ik houd ervan om mensen te ontmoeten en heb altijd aanspraak. Dat is niet hetzelfde als in de eigen omgeving veel mensen hebben om mee om te gaan!
Ik houd juist heel erg van mensen ontmoeten, evenementen, feesten, praten met mensen die ik tegenkom, onderweg, in het ov. Ik heb aanspraak. Op bijeenkomsten word ik altijd benaderd. Ik ben van nature een prater. Nog nooit heb ik om woorden verlegen gezeten, dus ik voel geen terughoudendheid als ik mensen ga ontmoeten.

Ik merk dat ik gedurende mijn schooltijd vaak geen aanspraak had onder mijn leeftijdsgenoten, omdat ze me geestelijk rijper vonden. Ze dachten dat ik op jonge leeftijd al op mezelf woonde en alles zelf kon bestieren. Ze dachten ook dat alles me makkelijk af ging en dat we daarom weinig aanknopingspunten zouden hebben. 

Ik heb geen last van het "buitenstaander"-syndroom, ik heb simpelweg nooit iets gehad met cliques
Maar misschien is het ook iets cultureels en stedelijks: Nederlandse, stadse ouders benadrukten dat iedereen pas "normaal" was als ze net als zij dachten, op dezelfde manier hun vakanties doorbrachten, hetzelfde aten en hun sociale leven in groepjes zonder buitenstaanders hadden. Naar anderen toe was de mentaliteit "Jij hoort er niet bij, het is ieder voor zich als jij niet in ons groepje zit". Ik kon het goed vinden met expats. De weinige schoolvriendinnen die ik had, kwamen uit Portugal en Iran. Ik heb ze maar kort meegemaakt, omdat ze weer terug zijn gegaan met hun ouders. 

De meeste leerlingen en zelfs universitair studenten waren onderdeel van cliques. Ik hoorde niet bij een clique. Tijdens practica of Masterclasses viel me iedere keer op dat ik goed kon opschieten met studenten die binnen de reguliere colleges altijd in hun clique zaten. Ik leerde medestudenten pas echt kennen, als mens, als eigen persoonlijkheid, als ze niet door hun vaste groep zaten. Vanaf de basisschool werd het vormen van cliques hier al gevoed; we moesten groepen samenstellen om 3 jaar mee door te brengen. Ik had geen enkele groep waar ik het echt mee kon vinden. 

Ik heb vrienden, maar niet in mijn eigen omgeving
Wat maakt het moeilijk om vrienden te vinden? Ik heb ze wel gevonden, maar de afstand is groot. In mijn eigen omgeving heb ik ze niet. Ik kan het wel snel met mensen vinden, dat is niet het probleem, maar situationeel gezien heb ik hier in mijn omgeving weinig tot geen mensen die even bij me binnenlopen (zoals ik ben opgevoed: openheid en gezelligheid). De culturele interesses zijn hier ook 0,0. Ik houd van dansen (Paso, tango, samba, buikdansen, dat doe ik zelf allemaal), praten, eten, muziek. 

Het zijn allemaal duidelijk uitingsvormen die me altijd hebben getrokken. Ik heb een intrinsieke drive tot expressie, niet tot thuis op de bank achter de tv zitten, feiten vergaren of verzamelen en al helemaal niet tot passief neerploffen en snoepen. Ik zou het liefst de hele avond met iemand buiten zitten en kletsen, of naar een evenement gaan, maar alleen vind ik er niets aan.

Ik ben niet depressief, maar mis in mijn omgeving de mogelijkheden om iets te doen met wat ik kan en wat mij allemaal interesseert. Dat gemis, naast het missen van mijn familie, van mijn naaste, is wat een stempel op mijn bestaan drukt. Het is alsof ik steeds in een kooi word geduwd terwijl ik een grote hang naar openheid en vrijheid heb. 

Eenzaamheid vind ik zonde.