donderdag 1 juni 2017

Verloop van de dagvaardingsprocedure (1): indiening dagvaarding ter griffie en de voldoening van griffierechten

1. Indiening van de dagvaarding ter griffie (art. 125 Rv)
Het geding is aanhangig vanaf de dag van dagvaarding (art. 125 lid 1 Rv). De eiser dient het exploot van dagvaarding in, uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum (art. 125 lid 2 Rv). De griffier schrijft de zaak in op de rol van een enkelvoudige kamer (art. 125 lid 4 Rv).

Is het exploot van dagvaarding niet tijdig ter griffie ingediend, dan vervalt de aanhangigheid van het geding, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht (art. 125 lid 5 Rv).

Voor civiele zaken geldt het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken (LR-rb). De roldatum en het inlevertijdstip zijn bepaald in art. 1.3. LR-rb. Rolzittingen in civiele zaken worden op woensdag gehouden, het tijdstip van indiening is 10:00.

1.1. Vervroeging van de roldatum (art. 126 Rv)
De gedaagde heeft het recht om de roldatum te vervroegen. Dit doet hij door aan de eiser bij exploot een vroegere roldatum te doen aanzeggen. Tevens stelt hij advocaat in zaken waarbij niet in persoon kan worden geprocedeerd (art. 126 lid 1 Rv). De aanzegging geschiedt, op straffe van nietigheid, ten minste een week voor de aangezegde roldatum. De gedaagde dient het exploot van aanzegging uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de dag van de vervroegde rolzitting, in ter griffie (art. 126 lid 2 Rv).

1.2. Niet-tijdige indiening van het exploot van dagvaarding (art. 127 Rv)

Heeft de eiser het exploot van dagvaarding niet tijdig ter griffie ingediend, dan is gedaagde bevoegd om, onder overlegging van de dagvaarding, de zaak op de rol te laten inschrijven; daarbij kan de gedaagde vorderen dat hij van de instantie wordt ontslagen, met veroordeling van eiser in de kosten. De rechter biedt de eiser de gelegenheid om op de voet van art. 123 lid 1 Rv advocaat te stellen, hetzij bij akte te verklaren dat hij wenst voort te procederen. Maakt eiser géén gebruik van deze gelegenheid, dan wordt de vordering door gedaagde toegewezen (art. 127 lid 2 Rv).

Verzuimt de gedaagde om het exploot van de aanzegging van een vroegere roldatum tijdig ter griffie in te dienen, dan blijft de door eiser in het exploot van dagvaarding vermelde roldatum gehandhaafd (art. 127 lid 3 Rv).

2. Invloed van niet-tijdige betaling van het griffierecht op de voortgang van het proces
2.1. Griffierecht (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid wordt op de eerste roldatum, dan wel in zaken als bedoeld in art. 254 Rv (kort geding) op de eerste terechtzitting, van elke eiser en elke verschenen gedaagde voor iedere instantie griffierecht geheven (art. 1 lid 1 Wet griffierechten burgerlijke zaken).

De eiser is griffierecht verschuldigd vanaf de eerste roldatum en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken aan het gerecht wordt voldaan; de gedaagde is griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en voldoet het griffierecht eveneens binnen vier weken aan het gerecht
(art. 1 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken). De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de tabel in de bijlage van de wet (lid 5). Het griffierecht voor natuurlijke personen binnen de sector kanton beloopt tot wel 471 Euro; bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken zijn de bedragen c.q. griffierechten substantieel hoger.

2.2. Geen griffierecht verschuldigd
Géén griffierecht wordt geheven van:
a. Gedaagden in kantonzaken  (art. 4 lid 1 onder b Wet griffierechten);
b. De oorspronkelijk eiser in geval van verzet door de gedaagde ex. art. 143 lid 1 Rv (art. 4 lid 1 onder c Wet griffierechten burgerlijke zaken);
c. De oorspronkelijk eiser en oorspronkelijk gedaagde in geval van derdenverzet ex. art. 376 Rv (art. 4 lid 1 onder d Wet griffierechten).

2.3. Derden in het geding
Van derden die overeenkomstig art. 118 Rv als partijen in het geding zijn opgeroepen en in het geding verschijnen, wordt een bedrag aan griffierecht geheven dat gelijk is aan dat van een gedaagde in de oorspronkelijke zaak; het griffierecht dient binnen vier weken te worden voldaan (art. 6 Wet griffierechten burgerlijke zaken).

2.4.1. Niet-tijdige voldoening griffierechten door eiser
In eerste instantie zal de zaak worden aangehouden, zolang de eiser het griffierecht niet heeft voldaan, maar de termijn als bedoeld in art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt (art. 127a lid 1 Rv).

Heeft de eiser het griffierecht niet tijdig voldaan, dan wordt de gedaagde van de instantie ontslagen, met veroordeling van eiser in de kosten. De eiser wordt in de gelegenheid gesteld om zich over de niet-tijdige betaling van de griffierechten uit te laten (art. 127a lid 2 Rv). Leden 1 en 2 worden buiten toepassing gelaten, indien de rechter van oordeel is dat de toepassing ervan, gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter, tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden (art. 127a lid 3 Rv).

In beginsel staan géén rechtsmiddelen open tegen beslissingen op grond van art. 127a lid 2 en 3 Rv, tenzij een van de partijen in rechte klaagt over het passeren van art. 127a lid 2, laatste zin, of art. 127a lid 3 Rv.

2.4.2. Niet-tijdige voldoening griffierechten door gedaagde
Het niet tijdig voldoen van de griffierechten door de gedaagde heeft tot gevolg, dat de gedaagde zijn met redenen omklede conclusie van antwoord niet kan nemen op de eerste of op nader te bepalen roldatum (art. 128 lid 2 Rv). De zaak wordt aangehouden, zolang de termijn voor de voldoening van de griffierechten nog loopt.

Is de gedaagde in het proces verschenen en heeft hij het griffierecht niet tijdig voldaan, dan zijn de bepalingen omtrent de verlening van verstek (art. 139 tot en met 142 Rv) van toepassing, tenzij de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan (art. 127a lid 2 Rv) en de gedaagde van de instantie is ontslagen (art. 128 lid 6 Rv).