woensdag 31 mei 2017

Vereisten aan de dagvaarding: vorm en inhoud exploot, betekening en termijnen

Overzicht
1. Exploot van dagvaarding: vormvoorschriften en inhoud;
2. Betekening dagvaarding;
3. Dagvaardingstermijn;
4. Gebreken in de dagvaarding: nietigheid en herstel.

1. Exploot van dagvaarding: vormvoorschriften en inhoudelijke vereisten
Dagvaarding geschiedt bij exploot (art. 111 lid 1 Rv); exploten, authentieke akten in de zin van art. 156 Rv, worden door een bevoegde deurwaarder gedaan (art. 45 lid 1 Rv).
De minimale vormvoorschriften die worden gesteld aan het exploot, zijn opgesomd in art. 45 lid 3 Rv. Het exploot van de dagvaarding bevat bovendien de gegevens die zijn vermeld in art. 111 lid 2 onder a-l Rv.

De dagvaarding vermeldt de door de eiser gekozen woonplaats in Nederland, art. 111 lid 2 onder a Rv. Partijen kunnen voor de kantonrechter in persoon procederen, art. 79 lid 1 Rv; in andere zaken is procesvertegenwoordiging bij advocaat verplicht, art. 79 lid 2 Rv; partijen worden geacht bij de gestelde advocaat (art. 111 lid 2 onder c Rv) woonplaats te hebben gekozen (art. 79 lid 2 Rv). In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, vermeldt het exploot de wijze waarop de gedaagde in het geding moet verschijnen (vertegenwoordigd door een advocaat, art. 111 lid 2 onder h Rv). Het exploot bevat de eis en de gronden daarvan (art. 111 lid 2 onder d Rv).
      Voorts vermeldt het exploot van dagvaarding de mededeling of van gedaagde griffierecht zal worden geheven en binnen welke termijn dit griffierecht dient te worden voldaan (art. 111 lid 2 onder k Rv). Géén griffierecht wordt geheven van de gedaagde in een kantonzaak (art. 4 lid 1 onder b Wet griffierecht burgerlijke zaken). In andere zaken is gedaagde griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en het op zijn situatie van toepassing zijnde bedrag (als vermeld in de Bijlage) dient binnen vier weken te worden voldaan (art. 3 lid 3, laatste volzin Wet griffierecht burgerlijke zaken). 
     Door de gedaagde aangevoerde verweren, die de eiser reeds vóór het uitbrengen van de dagvaarding bekend zijn, dienen volledigheidshalve in de dagvaarding te worden opgenomen en met behulp van bewijs door eiser te worden weerlegd (art. 111 lid 3 Rv).

2. Betekening dagvaarding
2.1. Betekening in persoon (art. 46 Rv) of aan woonplaats (art. 47 Rv)

Het afschrift van de dagvaarding geldt als het oorspronkelijke exploot (art. 46 lid 2 Rv).
In eerste instantie vindt betekening in persoon plaats; de deurwaarder kan daarnaast een afschrift laten aan de woonplaats aan een huisgenoot van degene voor wie het exploot bestemd is, of aan een andere persoon van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift degene voor het bestemd is, tijdig bereikt (art. 46 lid 1 Rv). Bij weigering kan de dagvaarding geldig worden betekend op de wijzen als vermeld in art. 46 lid 3 Rv.

Is betekening in persoon als bedoeld in art. 46 lid 1 Rv onmogelijk, dan kan de deurwaarder de dagvaarding aan de woonplaats betekenen; de deurwaarder laat een afschrift aan de woonplaats achter in een gesloten envelop of bezorgt het afschrift terstond per post. Beide handelingen dienen te worden vermeld in het exploot. Bij verzending per post wordt tevens de reden van de feitelijke onmogelijkheid vermeld (art. 47 lid 1 Rv).

2.2. Betekening ten kantore van de advocaat of deurwaarder (art. 63 Rv)
Wordt verzet gedaan, of hoger beroep resp. beroep in cassatie ingesteld, dan kan het exploot worden gedaan aan het kantoor van de advocaat of deurwaarder bij wie degene, voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk woonplaats heeft gekozen, ook indien deze een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in een Staat waar Verordening (EG) nr. 1393/2007 (art. 56 lid 1 Rv) van kracht is (art. 63 lid 1 Rv).

2.3. Woonplaats onbekend (art. 54 Rv)

Zijn de woonplaats en het werkelijk verblijf onbekend en betreft het exploot een te voeren of aanhangige procedure, of worden houders van aandelen welke niet op naam staan in rechte opgeroepen, dan wordt de dagvaarding betekend aan het parket van het OM bij het gerecht waar de zaak dient of moet dienen. Dient de zaak of moet de zaak dienen voor de Hoge Raad, dan geschiedt de betekening aan het parket van de P-G bij de Hoge Raad. Een uittreksel van het exploot wordt gepubliceerd in de Staatscourant (art. 54 lid 2 Rv).

2.4.1. Woonplaats buiten Nederland (art. 55 lid 1 Rv)
a. Ten aanzien van hen van wie de woonplaats of het werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is, geschiedt de betekening aan het parket van het OM onderscheidenlijk de procureur-generaal, bedoeld in art. 54, tweede en vierde lid Rv; deze zendt een afschrift van het exploot aan het Ministerie van BuZa;
b. Bevindt de woonplaats of het werkelijk verblijf zich in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, dan wordt het afschrift door het parket aan het Kabinet van de Gevolmachtigd Minister in Nederland gezonden;
c. Indien de woonplaats c.q. het werkelijk verblijf zich bevindt in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan zendt het parket een afschrift naar de Nederlandse Minister van Justitie.

2.4.2. Betekening buiten Nederland (BetVo)
Wanneer de gedaagde in één van de lidstaten van de EU woont, heeft Verordening (EG) Nr. 1393/2007 inzake de betekening en kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken (BetVo) voorrang op bestaande betekeningsverdragen, waaronder het Haags Betekeningsverdrag 1969.

Van betekenis zijn art. 9 (lid 2) BetVo (datum betekening dagvaarding) en art. 19 BetVo. Laatstgenoemde artikel is relevant voor de verlening van verstek tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde. Is de gedaagde niet verschenen, dan houdt de rechter de zaak aan totdat is gebleken dat hetzij de betekening van de dagvaarding conform de regels in de lidstaat is geschied, hetzij dat het inleidend stuk daadwerkelijk en tijdig is afgegeven aan de verweerder in persoon (art. 19 lid 1 onder a en b BetVo).

3. Dagvaardingstermijn
3.1. Gewone termijn (art. 114 Rv)

De gewone termijn van dagvaarding is ten minste één week (art. 114 Rv). De termijn van dagvaarding vangt aan op de dag, volgend op de dag van de betekening van het exploot; de dag van de roldatum wordt niet meegerekend (art. 119 lid 1 en 2 Rv).

3.2. Overige termijnen (art. 115-116 Rv)

a. Indien de gedaagde woonplaats heeft buiten Nederland, in een Staat waar Verordening (EG) nr. 1393/2007 van kracht is (art. 56 lid 1 Rv) of in een Staat die in Europa is gelegen en die partij is bij het Haags Betekeningsverdrag 1965 (art. 55 lid 2 Rv), dan is de dagvaardingstermijn ten minste vier weken (art. 115 lid 1 Rv);
b. Indien de gedaagde noch in Nederland, noch in een Staat als bedoeld in art. 115 lid 1 Rv een bekende woonplaats of werkelijk verblijf heeft, is de termijn van dagvaarding ten minste drie maanden (art. 115 lid 2 Rv);
c. In overige uitzonderlijke gevallen is de termijn van dagvaarding vier weken (art. 115 lid 3 Rv);
d. Worden houders van aandelen die niet op naam zijn gesteld, in rechte opgeroepen, dan is de dagvaardingstermijn ten minste vier weken (art. 116 lid 1 Rv).

3.3. Verkorting termijnen
De dagvaardingstermijn kan op mondeling of schriftelijk verzoek van de eiser worden verkort door de voorzieningenrechter of door de kantonrechter (art. 117 Rv).

4. Gebreken in de dagvaarding: nietigheid en herstel
4.1. Nietigheid van exploten en akten (art. 65 Rv)

Ten aanzien van alle exploten, dus ook het exploot van dagvaarding, geldt dat het exploot of de akte slechts nietig kan worden verklaard, indien het gebrek dat het geschrift lijdt, expliciet met nietigheid wordt bedreigd, of indien de nietigheid voortvloeit uit de aard van het gebrek (art. 65 Rv).

De niet-naleving van de voorschriften, opgenomen in de Zesde afdeling van het Eerste Boek, Eerste Titel Rv, brengt slechts nietigheid mee, voor zover aannemelijk is dat gedaagde door het gebrek onredelijk is benadeeld (art. 66 lid 1 Rv). Tenzij uit de wet anders voortvloeit, is het uitvaardigen van een herstelexploot mogelijk (art. 66 lid 2 Rv).

4.2. Nietigheid exploot van dagvaarding (art. 120 Rv)
Ten aanzien van de dagvaarding geldt, dat het niet in acht nemen van de bepalingen uit art. 111-124 Rv, met nietigheid wordt bedreigd (art. 120 lid 1 Rv). Ook een gebrek in het exploot van dagvaarding kan worden hersteld, mits het herstelexploot vóór de roldatum wordt uitgebracht (art. 120 lid 2 Rv). 
Bij het uitbrengen van het herstelexploot dient de voor de dagvaarding voorgeschreven termijn in acht te worden genomen. Brengt de inachtneming van de dagvaardingstermijn mee dat de roldatum niet kan worden aangehouden, dan dient een andere roldatum te worden aangezegd (art. 120 lid 3 Rv). Wijziging van de roldatum is slechts mogelijk bij het uitbrengen van een herstelexploot.

Op de hoofdregel van het eerste lid van art. 120 Rv wordt een uitzondering gemaakt in art. 120 lid 4 Rv: het niet vermelden van de door gedaagde reeds tegen de eis aangevoerde weren en de weerlegging daarvan door de eiser (art. 111 lid 3 Rv), brengt geen nietigheid van de dagvaarding met zich. De rechter kan bevelen om alsnog de bedoelde gegevens te verstrekken.

4.3. Gebreken in de dagvaarding (art. 121 Rv)

Verschijnt de gedaagde niet in het geding en/ of verzuimt hij advocaat te stellen, hoewel hem dat bij dagvaarding was aangezegd en lijdt het exploot van dagvaarding naar het oordeel van de rechter aan een gebrek dat nietigheid meebrengt, dan wordt de gedaagde géén verstek verleend als bedoeld in art. 139 Rv (art. 121 lid 1 Rv).
De rechter bepaalt een nieuwe roldatum en beveelt dat deze door eiser bij exploot aan gedaagde wordt aangezegd; het herstel van het gebrek komt voor rekening van eiser (art. 121 lid 2 Rv).
Is aannemelijk dat het exploot van dagvaarding de gedaagde als gevolg van het gebrek in het geheel niet heeft bereikt, dan spreekt de rechter de nietigheid van de dagvaarding uit (art. 121 lid 3 Rv).

4.3.1. Herstel gebrek in dagvaarding (art. 122 Rv)
Verschijnt de gedaagde in het geding, of komt hij, na bij verstek te zijn veroordeeld, in verzet en beroept hij zich op de nietigheid van de dagvaarding, dan verwerpt de rechter dat beroep, indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (art. 122 lid 1 Rv). In het eerste geval is gedaagde klaarblijkelijk op de hoogte van de datum en plaats van rolzitting. 

4.4. Ten onrechte niet stellen van advocaat (art. 123 Rv)
Heeft de eiser ten onrechte geen advocaat gesteld, dan biedt de rechter hem en, indien in dit geval de gedaagde wel in het geding was verschenen, maar ten onrechte eveneens geen advocaat had gesteld, ook deze, de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn alsnog advocaat te stellen (art. 123 lid 1 Rv).

Er zijn verschillende gevolgen verbonden aan het al dan niet alsnog stellen van advocaat door eiser of verweerder:
a. Maakt de eiser geen gebruik van de mogelijkheid om alsnog advocaat te stellen, dan wordt de gedaagde van de instantie ontslagen. De eiser wordt veroordeeld in de kosten (art. 123 lid 2 Rv);
b. Maakt alleen de gedaagde geen gebruik van de mogelijkheid om alsnog advocaat te stellen, dan zijn de bepalingen omtrent verstekverlening (art. 139-142 Rv) van toepassing (art. 123 lid 3 Rv);
c. Stellen de eiser en gedaagde alsnog advocaat, dan wordt het geding in de stand waarin het zich bevindt, voortgezet. Heeft de rechter de dag van uitspraak bepaald, dan worden partijen in de gelegenheid gesteld om zich binnen een bepaalde termijn over de zaak uit te laten (art. 123 lid 4 Rv).

Alleen tegen een beslissing op grond van art. 123 lid 3 Rv (verstekverlening) is een hogere voorziening opengesteld.