vrijdag 9 juni 2017

KEI. Enkele veranderingen door de komst van NRv (deel II)

Vindplaats: Kamerstukken II 2014/15, 34 059, Nr. 2.

Overzicht
1. Algemene procedurele bepalingen (zie deel I);
2. Procesinleiding (deel I);
3. Oproeping (deel I);
4. Verschijning van de verweerder in de procedure (deel I);
5. Mondelinge behandeling en uitspraak;
6. Concentratie van verweer


5. Mondelinge behandeling en uitspraak


5.1. Mondelinge behandeling (art. 30j-q NRv)

Zoals onder Rv (oud), is er onder NRv in beginsel eerst een schriftelijke ronde, waarin de vordering en het verweer, inclusief excepties, het verweer ten principale en de eis in reconventie worden ingesteld resp. gevoerd. Het onderscheid tussen de schriftelijke en mondelinge behandeling van de zaak is echter minder strikt, aangezien art. 30o NRv de rechter vrijheid geeft om in iedere stand van het geding een mondelinge behandeling of een "andere zitting" (regiezitting) te gelasten.

5.1.1. Oproeping tot mondelinge behandeling (art. 30j NRv)
De rechter bepaalt de datum van de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk nadat de verweerder in de procedure is verschenen als bedoeld in art. 114, dan wel na ontvangst van de procesinleiding in een verzoekprocedure. De termijn tussen de uitnodiging van partijen en de mondelinge behandeling is ten minste drie weken, tenzij sprake is van een behandeling in kort geding (art. 30j lid 1 NRv). De griffier roept de eiser of verzoeker en verweerder of belanghebbende op (art. 30j lid 3 NRv). In kantonzaken kan de mondelinge behandeling achterwege blijven, tenzij partijen verklaren gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord; ook kunnen partijen de rechter verzoeken om de mondelinge behandeling achterwege te laten en uitspraak te doen
(art. 30j lid 6 NRv).

5.2. Inhoud mondelinge behandeling (art. 30k NRv)
Tijdens de mondelinge behandeling stelt de rechter de partijen in de gelegenheid hun stellingen toe te lichten en kan de rechter (art. 30k lid 1 NRv):
a. partijen verzoeken hem inlichtingen te geven (vgl. comparitie na antwoord, art. 131 Rv (oud));
b. partijen gelegenheid geven hun stellingen nader te onderbouwen;
c. een schikking beproeven (vgl. comparitie na antwoord, art. 131 Rv (oud));
d. met partijen overleggen hoe de procedure zal verlopen;
e. die aanwijzingen geven of die proceshandelingen bevelen die hij geraden acht.

5.2.1. Comparitie na antwoord
De comparitie na antwoord, art. 131 Rv (oud) in samenhang met art. 87 en 88 Rv (oud), komt te vervallen. Zoals blijkt uit de formulering van art. 30k lid 1 onder a en c, is de behoefte aan de verschijning van partijen voor inlichtingen of een minnelijke schikking, ondervangen. Sinds de nadruk in het NRv op de mondelinge ronde ligt, is het apart bevelen van comparitie na antwoord ook niet langer nodig.

5.2.2. Pleidooien
Met het schrappen van art. 134 Rv (oud) komt de mogelijkheid tot het houden van pleidooien te vervallen. Onder het huidige Rv (oud) is de gelegenheid voor pleidooien al uitzondering op de regel: als immers de comparitie na antwoord op de voet van art. 131 RV (oud) is bevolen, wordt in beginsel aangenomen dat aan partijen voldoende mogelijkheid is geboden om hun standpunten mondeling toe te lichten (art. 134 lid 1 Rv (oud) ).

Mijns inziens komt het NRv ruimschoots tegemoet aan de behoefte tot het houden van pleidooien. Zo biedt art. 30k lid 1 onder b de mogelijkheid aan partijen om mondeling hun stellingen te onderbouwen. Tevens kan de mondelinge behandeling in elke stand van het geding worden "verlengd" of ingelast, zie art. 30o lid 1 onder c NRv. Op grond van art. 30o NRv komt de rechter discretionaire bevoegdheid toe om aan de procedure naar eigen inzicht, met het oog op een goede instructie van de zaak, invulling te geven.

5.2.3. Verhoor van getuigen (art. 30k lid 2 NRv)

Met voorafgaande toestemming van de rechter, kunnen getuigen en partijdeskundigen worden gehoord. De namen en woonplaatsen van getuigen worden ten minste tien dagen vóór het verhoor aan de wederpartij en griffier opgegeven; de belanghebbende partij roept de getuigen ten minste tien dagen voor verhoor bij exploot of aangetekende brief op (art. 170 lid 1 NRv). De negende afdeling van de tweede titel is van overeenkomstige toepassing, onverminderd art. 284 lid 1 NRv; dit houdt in dat de regeling van toepassing is op verzoekprocedures, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet.

5.2.4. Indiening van processtukken (art. 30k lid 5-6 NRv)
Indien een partij zich bij procesinleiding, verweerschrift, conclusie of akte op enig stuk beroept, is zij verplicht een afschrift van het stuk bij te voegen (art. 85 lid 1 NRv). Verlangt de wederpartij inzage in het processtuk, dan is de partij die zich op het stuk beroept, verplicht dit ter griffie te deponeren (art. 85 lid 2 NRv). Is aan enig voorschrift van art. 85 NRv of art. 30k lid 5 NRv niet voldaan, dan kan de wederpartij zich daarop tot aan het eindvonnis beroepen (art. 85 lid 3 NRv).

Onverminderd art. 85, dienen processtukken en andere stukken zoveel mogelijk onmiddellijk bij de indiening van de procesinleiding en het verweerschrift, tot uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling te worden ingediend, tenzij bij wet anders is bepaald. Stukken die na deze termijn zijn ingediend, worden buiten beschouwing gelaten, tenzij de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest (art. 30c lid 8 NRv) , of tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet (art. 30k lid 5 NRv).

De rechter bepaalt een nadere termijn, wanneer een bevel als bedoeld in art. 22 NRv is gegeven (art. 30k lid 6 NRv). Op grond van art. 22 kan de rechter in elke stand van het geding overlegging van processtukken bevelen.

5.3. Uitspraak (art. 30p NRv)
De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen (art. 30p lid 1 NRv). In afwijking van de artikelen 230 NRv (vereisten aan het vonnis, per definitie op schrift gesteld) en 287 NRv, bestaat de mondelinge uitspraak uit de beslissingen en de gronden daarvan (art. 30p lid 2 NRv).

Voordien kon van de regeling inzake het schriftelijke vonnis ex. art. 230 en 231 lid 1 Rv (oud) slechts worden afgeweken, indien (art. 232 Rv (oud) ):
a. een tussenvonnis werd gewezen bij verschijning van alle partijen als bedoeld in art. 87 en 88;
b. indien een tussenvonnis werd gewezen ter beslissing op een incidentele vordering en de wederpartij te kennen heeft gegeven tegen toewijzing geen bezwaar te hebben.

5.3.1. Proces-verbaal uitspraak (art. 30p lid 3 en 5 NRv)
Van de mondelinge uitspraak wordt proces-verbaal opgemaakt (art. 30p lid 3 NRv) en het proces-verbaal wordt binnen twee weken beschikbaar gesteld aan partijen (art. 30p lid 5 NRv). Een mogelijk knelpunt dat uit de laatste bepaling voortvloeit, is dat de termijn voor het aanwenden van rechtsmiddelen (hoger beroep resp. beroep in cassatie) direct na de uitspraak begint te lopen.

5.3.2. Termijn schriftelijke uitspraak (art. 30q NRv)
Tenzij mondeling uitspraak wordt gedaan, doet de rechter in kantonzaken binnen vier weken en in andere zaken binnen zes weken na afloop van de mondelinge behandeling of na het verrichten van de laatste proceshandeling, schriftelijk uitspraak (art. 30q lid 1 NRv). In bijzondere gevallen kan de rechter de termijn verlengen (art. 30q lid 2 NRv). Alleen op het gezamenlijk verlangen van de in het geding verschenen partijen kan de rechter de uitspraak uitstellen of achterwege laten (art. 30q lid 3 NRv).

6. Concentratie van verweer 
 
6.1. De vervanging van art. 128 Rv oud door art. 30i NRv en art. 128 NRv

De concentratie van verweer is neergelegd in art. 30i NRv; dit artikel is, zoals uit het eerste lid blijkt, zowel van toepassing op de vorderingsprocedure (voorheen: dagvaardingsprocedure), als op de verzoekprocedure.

Onder het NRv zal niet langer worden gesproken van "gedaagde", maar van "verweerder". De eerste twee leden van art. 128 Rv (oud) luidden:

Art. 128 (oud) Rv:
1. Indien de gedaagde bij gemachtigde of advocaat procedeert, deelt hij op de eerste roldatum de naam en het (kantoor)adres van gemachtigde of advocaat mede;
2. De gedaagde neemt zijn met redenen omklede conclusie van antwoord op de eerste of nader te bepalen roldatum, doch niet nadat hij het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. De rechter houdt de zaak aan zolang de termijn [..] nog loopt.

Leden 3 tot en met 7 van art. 128 Rv (oud) zullen worden verplaatst naar art. 30i NRv of worden vervangen door art. 128 NRv.

Art. 128 Nieuw Rv zal als volgt komen te luiden (de verschillen met Rv (oud) zijn gecursiveerd):
1. Indien de verweerder bij gemachtigde of advocaat procedeert, deelt hij de naam en het adres van de gemachtigde of advocaat mede zodra hij in de procedure verschijnt als bedoeld in art. 114;
2. Indiening van het verweerschrift geschiedt niet dan nadat de verweerder het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. De rechter houdt de zaak aan zolang de termijn [..] nog loopt;
3. [ identiek aan art. 128 lid 6 Rv (oud)];
4. [ identiek aan art. 128 lid 7 Rv (oud)].

De met redenen omklede conclusie van antwoord is verwijderd uit art. 128 lid 2 NRv en verplaatst naar art. 30i lid 1 NRv, dat luidt:

Art. 30i NRv:
1. Iedere verweerder in een vorderingsprocedure en iedere belanghebbende in een verzoekprocedure kan binnen de daarvoor gestelde termijn zijn met redenen omkleed antwoord schriftelijk bij de rechter indienen.

Het tweede lid van art. 30i NRv biedt de mogelijkheid tot mondeling verweer en het mondeling nemen van conclusies en akten in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen (sector kanton).

Belangrijk is het vierde lid van art. 30i NRv, waarin de concentratie van verweer is neergelegd, ter vervanging van art. 128 lid 3 Rv (oud):

Art. 30i NRv:
4. De verweerder brengt alle excepties en zijn verweer ten principale tegelijk naar voren, op straffe van verval.

Art. 30i lid 5 NRv (termijn voor concentratie van verweer) vervangt art. 128 lid 4 Rv (oud);
Art. 30i lid 6 NRv (bewijsmiddelen) vervangt art. 128 lid 5 Rv (oud);
Art. 30i leden 7 t/m 9 NRv zijn ingevoegd als aanvulling op de bepalingen die voordien waren neergelegd in art. 128 Rv (oud).