zondag 24 april 2016

Internationaal handelsrecht: waardepapieren (Charter Parties and Bills of Lading)

Onderscheid order- en toonderpapieren
Toonderpapieren zijn gemakkelijk van orderpapieren te onderscheiden. In de internationale handel worden de woorden "to bearer" gebruikt om aan te geven dat er sprake is van toonderpapier. Het presenteren van het toonderpapier is voldoende om het recht op een prestatie te effectueren. Het spreekt voor zich dat moeilijk aan te tonen valt of de bezitter van het toonderpapier ook de rechtmatig bezitter is. Er behoeft immers geen naam van de begunstigde ingevuld te worden op het toonderpapier. Uit art. 3:86 lid 3 blijkt dat het toonderpapier, door diefstal uit de macht geraakt van de oorspronkelijk rechthebbende, niet door revindicatie opgeëist kan worden onder de bezitter.

Op het orderpapier wordt gewoonlijk de naam van de begunstigde ingevuld. Vervanging van de crediteur is mogelijk door "of order" op te nemen in het papier. Het is geen gebruik om cognossementen aan toonder te stellen en wissels aan toonder zijn wettelijk uitgesloten. Voor de handel is het meestal niet wenselijk om de naam van een begunstigde in te vullen. De oplossing is het blanco orderpapier; een compromis tussen beide handelspapieren. Weliswaar kan op het blanco orderpapier de naam van de begunstigde worden ingevuld, maar veeleer zal het papier als toonderpapier fungeren.

Levering van recht aan toonder of order
De levering van een recht aan toonder of order geschiedt zoals bepaald in art. 3:90, 3:91 en 3:92. Een recht aan order wordt geleverd door het papier aan de ontvanger te overhandigen;  aanvullend vereiste is het endossement, ex. art. 3:93, laatste volzin.
Het endossement in blanco betreft slechts de handtekening van de vervreemder; er is geen naam van de begunstigde opgenomen. De naam van de begunstigde kan worden ingevuld, vervolgens worden voorzien van de handtekening van de begunstigde en de naam van de ontvanger, wanneer doorlevering van het stuk gewenst is.

Neem het voorbeeld van het documentair krediet. De bank behoudt zich een pandrecht voor op de Bill of Lading, om zekerheid te hebben tot het moment dat de koper de prijs voldoet. Als de verkoper het waardepapier aan order van de bank stelt, dan kan de bank de rechten uit het papier te gelde maken. Wanneer nu de B/L aan order, de naam van de koper vermeldt, dan is de bank geen rechthebbende. Er zijn gevallen denkbaar, waarbij het waardepapier meerdere mogelijk rechthebbenden alternatief vermeldt (Windt q.q./ Truckland).  Bij een B/ L op naam is het onmogelijk dat er meerdere rechthebbenden zijn.

De bank is houder totdat het ordercognossement aan de uiteindelijke koper wordt verschaft. Tot aan de overhandiging endosseert de bank het cognossement gewoonlijk in blanco. Eenvoudigweg vult de bank de naam van de koper in als de rekening van de koper gedebiteerd kan worden.

Vertrouwensbescherming houder
Bij cessie verkrijgt de cessionaris dezelfde rechten als de cedent. De debiteur bij de vordering komen de verweermiddelen uit de oorspronkelijke verhouding toe, zie art. 6:145. Dit is anders bij de overdracht van vorderingen aan toonder of order. De verkrijger te goeder trouw geniet bescherming door de uitwerking van art. 116 WvK in art. 6:146 lid 1. De persoonlijke verweermiddelen van de debiteur, kunnen niet worden tegengeworpen aan de verkrijger en diens rechtsopvolgers. Er bestaat immers ook geen contractuele verhouding tussen de debiteur en de derde-verkrijger. Aan de derde-verkrijger kan zelfs niet worden tegengeworpen dat de feiten die in een cognossement zijn vermeld, niet de werkelijkheid representeren; zie art. 8:414 lid 1.

Waarde van het cognossement in de handel en het vervoer
De informatie over waardepapieren is natuurlijk niet compleet zonder een laatste woord over de functies van het cognossement in de handel en het (zee)vervoer. Art. 8:441 maakt het bezit van het cognossement zo waardevol: uitsluitend de recht- en regelmatig houder komt het recht op aflevering van de daarin vermelde zaken toe. De regelmatig houder heeft dus het recht verkregen op rechtmatige wijze. Waarom vermeldt art. 3:86 lid 3 dan dat revindicatie van een gestolen orderpapier niet mogelijk is? Het antwoord ligt voor de hand: de goede trouw is vrijwel altijd vereist voor het verzilveren van het recht op een prestatie.

Dat uitsluitend de exclusief gerechtigde, recht- en regelmatig houder van het cognossement, recht heeft op aflevering van een lading, blijkt wel uit het arrest-Brouwersgracht. Ten behoeve van de rechtszekerheid kan de vervoerder vorderen dat een expediteur een in blanco geëndosseerd orderpapier presenteert. De vervoerder kan immers slechts aan de rechthebbende bevrijdend betalen, behoudens de bepalingen in art. 6:34 BW.

Cognossementsvervoer: waarde en functies van het cognossement


maandag 18 april 2016

Bots! Schadevaring? Jurisprudentie en wetten in schema (Maritime Casualties, CCL+MTL)

Schadevaring: schuld van het schip en aansprakelijkheid
Niet de reder heeft schuld, het schip heeft schuld. Het lijkt gemakkelijk om een voorwerp de schuld te geven, het schip kan immers geen verweermiddel aanvoeren. De kwalitatieve aansprakelijkheid lijkt uitkomst te bieden, want men zou kunnen menen dat een product/ hulpmiddel gebreken vertoont, waarvoor de bezitter aansprakelijk is krachtens opvatting in het rechtsverkeer.

In het arrest- Casuele/ De Toekomst is echter afstand gedaan van de opvatting uit het arrest-Synthese/ Rubens, waar de risico-aansprakelijkheid inzake het zee- en binnenvaartverkeer vanouds op is gebaseerd. Via een omweg zijn we weer terug bij de aansprakelijkheid op grond van art. 6:173 lid 1 BW, ondanks het derde lid van dit artikel. Belangrijk is dat is bevestigd, dat het aan de eiser is om het causaal verband tussen gebeurtenis en schade aan te tonen. De bewijslast rust niet op de reder van het schip.

Bij wet is het vermoeden van schuld bij schadevaring uitgesloten, ex. art. 8:1004 lid 1 BW. De verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de schuld kan worden vastgesteld aan de hand van drie (niet-cumulatieve) criteria die in "Casuele" resp. "Bertiga" zijn uitgewerkt, zie schema.
In zowel het arrest-Bertiga als de zaak-Rasmus was geen sprake van bewijs van causaal verband.

Hoe kan het dat de eigenaren toch verantwoordelijk werden gehouden, gezien het wettelijk verbod op vermoeden van schuld? Enerzijds was bij "Bertiga" het laatste criterium naar oordeel van het hof vervuld en waren bij "Rasmus" meerdere criteria naar het oordeel van de rechtbank vervuld. Doorslaggevend was in beide gevallen het gebrek aan overtuigend verweer: de feitelijke vermoedens van causaliteit zijn niet voldoende weersproken.

Een uitzondering op het wettelijk verbod van vermoeden van schuld, ex. art. 8:546 en 8:1004, is opmerkelijk: wanneer een schip tegen een voldoende vast object vaart, met schade tot gevolg, is het vermoeden van schuld een gegeven en rust de bewijslast op de reder.

Medeschuld en (niet-) hoofdelijke aansprakelijkheid
Hebben twee schepen schuld aan schadevaring, dan is de reder/ eigenaar van het ene medeschuldige schip niet-hoofdelijk aansprakelijk jegens het andere medeschuldige schip en de zaken aan boord, zie art. 8:545  en 8:1006  BW. Bij niet-hoofdelijke aansprakelijkheid dragen de reders de schade naar rato van schuld van hun schip.
Heeft één schip schuld aan de schadevaring en is de betrokkene een onschuldig schip, dan is de reder van het schuldige schip hoofdelijk aansprakelijk tegenover de eigenaar, ladingbelanghebbenden en opvarenden, zie de zinsnede "alle overige schade" in art. 8:1006 lid 1.

Tevens is er hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de opvarenden van een medeschuldig schip. Ook deze categorie valt onder "alle overige schade", laatste volzin van het eerste lid.
Bij hoofdelijke aansprakelijkheid betaalt de aangesprokene het volledige bedrag; vervolgens neemt hij regres op de medeschuldenaren (lid 3). Bij onvermogen kan het aandeel van een der eigenaren worden omgeslagen over de medeschuldenaren.

Schip in de problemen: gevaar en hulpverlening
In dit verband kan nog worden gewezen op de hulpverlening aan een schip in nood. Hulpverlening mag niet tegen de uitdrukkelijke wil van de reder worden opgedrongen. De reder kan achteraf menen dat de verleende hulp aan hem is opgedrongen, teneinde de plicht tot het uitbetalen van een vergoeding te omzeilen. Het is aan de rechter om de situatie te beoordelen en alle belangen mee te wegen in de vaststelling van het recht op en de omvang van een vergoeding, bestaande uit hulploon en/of een bijzondere vergoeding.

Schip in gevaar: hulpverlening en recht op hulploon
 

zondag 17 april 2016

Internationaal handelsrecht: transportmodaliteiten en overeenkomsten

Klik! Transportmodaliteiten en aansprakelijkheid
 
Ingezoomd: modaliteit wegvervoer en aansprakelijkheid
Alles over de aansprakelijkheid van de zeevervoerder, in één overzicht!
Expeditie: overeenkomst, Selbsteintritt en schadevergoeding

Zeerecht: rangorde verhaalsrechten op schip en toebehoren

De rangorde van schuldeisers in faillissement wordt algemeen bepaald door het regime van Boek 3, zoals eerder besproken. Verhaalsrechten op zee- en binnenvaartschepen worden in het bijzonder beheerst door Boek 8.

Het is van belang om het registergoed af te bakenen van de onroerende zaken.  Art. 8:1 BW geeft de algemene definitie van een schip. Bestanddelen (lid 2) worden onderscheiden van toebehoren (lid 3), doordat eerstgenoemde onderdelen niet zonder beschadiging van het schip kunnen worden afgescheiden. Met betrekking tot scheepstoebehoren, kan een beding tot eigendomsvoorbehoud worden ingeschreven in de openbare registers (lid 5).

Een teboekstaand zeeschip is een registergoed, ex. art. 8:199. Slechts op een teboekstaand zeeschip kan hypotheek worden gevestigd, zie art. 8:197. Hetzelfde geldt bij uitstek voor het binnenschip, zie art. 8:781 jo. 788. Zolang het schip niet in de registers is ingeschreven en/ of het schip nog niet is afgebouwd, is vestiging van pandrecht op het (onvoltooide) schip mogelijk. Dit pandrecht kan aan concurrente schuldeisers en oneigenlijke hypotheekhouders worden tegengeworpen.

Voorrang verhaal op het zeeschip
Zie nu de positie van de superpreferenten inzake vorderingen op zeeschepen, art. 8:210 t/m 216 BW. Als er bijzondere kosten zijn gemaakt, art. 8:210, dan gaan zij voor op de bijzondere voorrechten uit art. 8:211 sub a-d.  Wat betreft voorrechten op zaken aan boord van het zeeschip, gaan de voorrechten in art. 8:221, voor op de bijzondere kosten in art. 8:222 lid 1. Laatstgenoemde voorrecht neemt rang ná alle superpreferenten in verhaal op het zeeschip.

De zekerheidsrechten nemen rang na de superpreferenten en de preferent uit art. 8:222 lid 1 BW. Art. 8:204 bevestigt de rangorde van de vordering uit hypotheek: de hypotheekhouder dient art. 210, 211, 221, 222 lid 1, 831 en 832 lid 1 voor zich te dulden.
Waarom wordt Boek 3 nu vermeld bij het pandrecht op het schip- ongeacht of het een zeeschip of binnenschip is? We hebben gezien dat vestiging van pand mogelijk is tot het moment dat het schip de status van "registergoed" houdt. Voor een roerende zaak, niet-registergoed, bijvoorbeeld een onvoltooid schip, kan het pandrecht ex. art. 3:227 te gelde worden gemaakt.

Een minder gunstige positie hebben de overige vorderingen op het zeeschip, art. 8:217 BW. Blijkens lid 1 gaan deze vorderingen boven andere voorrechten, behalve alle voorrechten uit art. 8:211, 222, 832, alle hypothecaire vorderingen en vorderingen uit pand, in dit geval niet gevestigd op onvoltooide zeeschepen. In hoeverre is er eigenlijk nog sprake van "voorrang boven andere voorrechten", zoals de eerste volzin van lid 1 ze omschrijft? De opbrengst is in ieder geval -hoogstwaarschijnlijk- nihil.

Voorrang verhaal op binnenschip
Over voorrechten bij verhaal op het binnenschip kan ik kort zijn. Dezelfde lijn als bij de zeeschepen wordt gevolgd: superpreferenten vormen de bijzondere kosten op het schip en toebehoren, art. 8:820 en 821 BW. Voorrechten op zaken aan boord van het binnenschip worden gevormd door de bijzondere kosten uit art. 8:831 en de bijzondere voorrechten, art. 8:832 lid 1 BW.

Voorts bepaalt art. 8:794 dat de hypothecaire vordering rang zal nemen ná de aldaar opgesomde vorderingen uit art. 820, 821, 221, 222 lid 1, 831 en 832 lid 1.

Wederom komt de vooralsnog minst gunstige positie toe aan de overige vorderingen, die in art. 8:827 nog wel als "bijzondere overige vorderingen" worden aangemerkt. Het is duidelijk dat het registergoed en de toebehoren al over de (bijzonder) geprivilegieerden zijn verdeeld. Het laat zich raden, hoe de concurrente schuldeisers er voor staan, als zij zich thans achter de overig bijzonder bevoorrechten scharen.

Om de posities van alle voorrechten en zekerheidsrechten met een overzicht te verduidelijken:

Rangorde voorrechten en zekerheidsrechten op schepen- klik!



donderdag 14 april 2016

Pleitnota: de vormvereisten

Zet allereerst de vorm van de pleitnota op. De inhoudelijke behandeling verschilt van nota tot nota, maar niet op essentiële onderdelen.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - -                  

RECHTBANK AMSTERDAM
sector kanton

PLEITNOTA

in het geschil tussen:

[naam eiser(es)/ rechtspersoon]
woonachtig te/ gevestigd te ...
EISERES
gemachtigde:  mr. [naam advocaat of procureur]

en

[naam verweerder, hetzij natuurlijke persoon of rechtspersoon]
woonachtig te/ gevestigd te...
VERWEERDER(S)
gemachtigde: mr. [naam advocaat of procureur]

INHOUD
1. Bevoegdheid rechter
2. Ontvankelijkheid
3. Uiteenzetting feiten (ook wel "feiten en omstandigheden")
4. Vordering en grondslag
5. Verweer
6. Weerlegging
7. Conclusie

1. Bevoegdheid rechter
Is de rechter bevoegd om kennis te nemen van de vordering in het geschil? Zo nee, verwijzing naar ander gerecht dient te volgen. Maak onderscheid tussen de absolute en relatieve bevoegdheid van de rechter.

2. Ontvankelijkheid
Wordt de juiste procedure betreffende de vordering gevolgd?

3. Uiteenzetting feiten
De onderhavige zaak wordt kort geschetst aan de hand van feiten en omstandigheden. Bij dit onderdeel is het niet de bedoeling om vergaand in detail te treden.

Er is niets op tegen om op zakelijke wijze te beginnen. "Middels feiten en omstandigheden..." is een veelgehoorde openingszin. Het kan ook anders. Spits de inleiding van het pleidooi toe op de onderhavige zaak. Een voorbeeld uit het handelsrecht:

" Geacht college,

Parmigiano Reggiano. De échte fijnproever stelt zich daarbij niet een zwetende, plakkerige kaas voor, die vele temperatuurschommelingen heeft doorgemaakt. Toch heeft mijn cliënt zijn bestelling in dergelijke staat ontvangen van verweerder. Mijn cliënt, als importeur een begrip in de regio Haaglanden en omstreken, wendt zich sinds jaar en dag voor de beste kwaliteit Parmigiano, tot  "Caseus" in Modena. De laatste bestelling had helaas niet de kwaliteit die mijn cliënt gewend is van verweerder te ontvangen..." 

4. Vordering en grondslag
De vordering wordt in directe bewoordingen weergegeven: "eiser vordert van verweerder, op grond van wanprestatie, ontbinding van de overeenkomst". Noem de wetsartikelen.

Na deze formulering volgt het juridisch betoog. Waar bij de uiteenzetting van de feiten niet uitvoerig wordt ingegaan op de zaak, is het juist van belang om de vordering te onderbouwen met alle  relevante argumenten die aan de zaak kunnen worden ontleend.

5. Verweer
Anticipeer! Poneer de stellingen die de wederpartij in het verweer zou kunnen aanvoeren. Welke clausules uit de overeenkomst worden in het geschil betwist? 
.. "Nautilus" voert aan dat de grootst mogelijke zorgvuldigheid met betrekking tot de lading is betracht. Gelet op art. 8:381 lid 1 sub a BW, is het schip voor aanvang van het transport, uitgebreid gecontroleerd en zeewaardig bevonden. Tevens is voldaan aan de vereisten die volgen uit lid 1 sub b en c van dit artikel. De vervoerder doet een beroep op de ontheffingsgronden uit art. 8:383 lid 1 en 2 BW. Voor zover de schade zich blijkens het onderzoeksrapport heeft voortgedaan ná het lossen van de lading uit het schip, is de door de afzender en "Nautilus"  overeengekomen clausule ex. art. 8:386 BW van toepassing. "Nautilus" sluit iedere aansprakelijkheid uit voor schade, ontstaan tijdens het lossen van de zaken... "

6. Weerlegging
Ontkracht de argumenten die door de verweerder/ gedaagde naar voren (kunnen) worden gebracht.

"Mijn cliënt is geen partij bij de overeenkomst tussen afzender en vervoerder. De voormelde condities van vervoerder kunnen niet aan hem worden tegengeworpen. Bovendien heeft de bemanning van "Nautilus" verwijtbaar gehandeld, in die zin dat stellig niet de vereiste zorgvuldigheid met betrekking tot de goederen is betracht tijdens het zeetransport. Gedurende vier dagen is namelijk geen inspectie verricht, hoewel de omstandigheden daartoe noopten. De extreme temperatuurschommelingen zijn direct veroorzaakt door het handelen van de bemanning. Daarbij komt dat "Nautilus" duurzaam optreedt als vervoerder van de specialiteit "Parmegiano Reggiano" en het schip heeft ingericht om de optimale omstandigheden te garanderen voor langdurig zeevervoer van dit product.."
 
7. Conclusie
Tot slot volgt een korte samenvatting met de nadruk op de vordering en de rechtsgrond(en).





maandag 4 april 2016

International trade law: payment. Documentary credit and documentary collection (Dutch + English)

Voor verkoper en koper is het wenselijk om zekerheid te hebben van betaling en levering van de goederen- de fysieke levering is in het handelsverkeer vervangen door de levering van het cognossement, waarmee de volle eigendom op de koper overgaat. Bij wijze van DAA, CAD, documentair krediet, de gewone bankgarantie en het documentair incasso, pogen de verkoper en koper zich van voldoening te verzekeren.

Cash Against Documents (CAD)
Bij een beding "Documents Against Acceptance", stuurt de verkoper de wissel naar de koper. Onder de opschortende voorwaarde dat de koper de wissel accepteert, wordt het cognossement geleverd. Meer zekerheid biedt de optie om een niet-geaccepteerde wissel aan de bank te verkopen. De koper dient de documentaire wissel op verzoek van de bank te accepteren. Zonder acceptatie van de wissel, zal de koper niet de eigendom van de goederen verkrijgen. De bank heeft, met het cognossement, de eigendomsrechten. Het is duidelijk dat hier geen pandrecht aan de orde komt: de bank is immers koper van de wissel, waarmee de rechtsverhouding verkoper-koper wijzigt in bank-koper, resp. trekker-betrokkene en trekker-acceptant.

Maak altijd een strikt onderscheid tussen "Documents Against Acceptance" en de documentaire wissel. Het verschil is dat bij DAA, de verkoper een door de koper reeds geaccepteerde wissel bij de bank disconteert, met verlies van kosten die door de bank in rekening worden gebracht. Als de acceptant failleert, dan rest de bank slechts de mogelijkheid om regres te nemen op de verkoper, zie art. 108 WvK.

Documentary collection

Click to enlarge: documentary collection
For international readers. Documentary collection and documentary credit cycles look quite similar. The following, however, is true for documentary collection. The seller initiates the process by giving his remitting bank an order (Dutch: lastgeving) to search and forward documents (1, red arrow at the left) to a collecting bank (2). The buyer will inspect these documents. The buyer will receive the documents in return (3) after paying his collecting bank (4). The collecting bank is also given the order to transfer money to the remitting bank (5), which pays the seller eventually (6).

For the Dutch
Wordt "Cash Against Documents through buyer's bank" bedongen, dan zendt de remitting bank de documenten direct aan de bank van de koper. De koper krijgt direct de beschikking over het cognossement, maar de verkoper is niet direct zeker van betaling. Het risico schuilt namelijk in de betaling door de koper, aan de bank van de koper. Om een andere reden dan wanprestatie door de verkoper, is het mogelijk dat op het geld dat aanwezig bij de bank van de koper, beslag wordt gelegd.

Vergelijk nu het documentair incasso met de documentaire wissel. Bij documentair incasso gaat de eigendom van de stromende lading (goederen) niet over, indien de koper de koopprijs niet voldoet. De verkoper kan de goederen aan een andere potentiële koper aanbieden, maar hij lijdt mogelijk  verlies bij de constante fluctuatie van de marktwaarde. Heeft de verkoper echter de niet-geaccepteerde wissel aan de bank verkocht, dan draagt de verkoper niet langer een dergelijk risico. In het geval van DAA lijdt de verkoper weliswaar enigszins verlies door de rente- en provisiekosten van de bank, maar de voordelen kunnen opwegen tegen de eventuele nadelen die bestaan bij documentair incasso.

Documentair krediet in beeld

Documentair Krediet

Ter vergelijking, nogmaals het stroomschema van het documentair krediet. Het verschil met documentair incasso is duidelijk: bij documentair krediet gaat het initiatief uit van de koper, die de Issuing Bank met een L/ C benadert (2). Na ontvangst van het kredietadvies gaat de verkoper over tot levering van de goederen (5), terwijl de Bill of Lading uitgaat naar de Advising Bank.

Wat zijn de voordelen van documentair krediet? De geldstroom wordt gereguleerd, alsmede de stroom van de documenten, waaronder het cognossement, of: het geladen document, de Bill of Lading.  Documentair krediet heeft daarmee duidelijk een betalingsfunctie en controlefunctie. Voor de bank bestaat de zekerheid hieruit, dat de bank een pandrecht verkrijgt op het cognossement en daarmee op de goederen.

De zekerheid bij het documentair krediet die de bank geniet, benadert de zekerheid uit de verhandeling van de niet-geaccepteerde documentaire wissel. Bij de documentaire wissel behoudt de bank zich de eigendom van de goederen voor, totdat de koper de wissel accepteert en het cognossement daarmee verkrijgt. Nu de bank in het geval van documentair krediet, bij het uitgeven van het kredietadvies (4) een pandrecht bedingt door de Bill of Lading (6) geëndosseerd van de verkoper te eisen, loopt de bank evenmin risico, mocht de koper insolvent zijn of anderszins betaling verhinderen (10). De bank kan het pandrecht benutten door tot executie van de goederen over te gaan.

zondag 3 april 2016

Handelsrecht: het trekken van de wissel

Koper en verkoper sluiten een handelsovereenkomst. In het handelsrecht is het voor de koper om verschillende redenen niet wenselijk om direct de koopprijs te voldoen. De wissel biedt beide partijen uitkomst. Door gebruik te maken van een wissel, verleent de verkoper aan de koper uitstel van betaling. Natuurlijk wil de verkoper zekerheid dat de koper op een later moment de koopprijs zal voldoen. Daartoe vaardigt de verkoper aan de koper het verzoek uit, om een wissel te accepteren. De wissel zal zijn toegevoegd aan de documenten die aan de koper worden verzonden. Het cognossement doet de eigendom van de lading goederen, overgaan zodra de koper het bezit van dit document verkrijgt. Let op: het weigeren van de lading is mogelijk, ook na ontvangst van het cognossement: de eigendom wordt met het cognossement voorwaardelijk verkregen.

De verkoper komt nu het beding "documents against acceptance" met de koper overeen. Neem aan dat de verkoper aan eigen order trekt: de verkoper is de begunstigde uit de wissel. Als trekker van de wissel geeft de verkoper de opdracht aan de koper om te betalen. Er is in de wissel een vervaldag opgenomen; uiterlijk op die datum dient de koopprijs te worden voldaan. De koper is de betrokkene en acceptant van de wissel. Bij trekken aan eigen order is de begunstigde, de verkoper in dit geval, de nemer. Wat brengt deze rechtsverhouding teweeg? Tot dusver nog niets. Koper en verkoper hebben zich verbonden tot levering en betaling, hetgeen al uit de koopovereenkomst volgt. De verkoper kan ten opzichte van de koper de vervaldag van uitstel van betaling hanteren, maar hij heeft ook de mogelijkheid om de bank in de verhouding te betrekken.

Bij verkoop van de wissel aan de bank, verkrijgt de verkoper een gedeelte van de koopprijs. De bank betaalt het nominale, in de wissel opgenomen bedrag aan de verkoper. Weliswaar lijdt de verkoper enigszins verlies door vermindering van het nominale bedrag, met de kosten die door de bank in rekening worden gebracht, maar de verkoper heeft de grootst mogelijke zekerheid, daar hij het bedrag direct in handen krijgt. De bank wordt houder van de wissel. Het voordeel voor de bank is dat de koper, als acceptant, geen persoonlijke verweermiddelen mag tegenwerpen aan de bank, zo bepaalt art. 116 van het Wetboek van Koophandel.

De persoonlijke verweermiddelen die de betrokkene openstaan ten opzichte van de trekker of vroegere houders, werken niet tegen een derde te goeder trouw. De bank heeft als derde partij, de houder, niets te maken met een wijziging in de rechtsverhouding of verbintenis tussen trekker en betrokkene, hier verkoper-koper. Wordt de koopovereenkomst bijvoorbeeld ontbonden, dan heeft de koper (betrokkene) als acceptant zijnde, de plicht om de koopprijs aan de bank te voldoen.

Ontbinding van de koopovereenkomst effectueert de relatie tot de bank dus niet. De koper die aan de bank heeft betaald na het ontbinden van de koopovereenkomst, heeft een vordering op de verkoper tot terugbetaling van de koopprijs. Wat nu, als de koper beschikkingsonbevoegd is geworden door faillissement?  De derde partij, de bank, komt bescherming toe op grond van art. 108 WvK: de trekker van de wissel staat in voor betaling. De bank kan regres nemen op de verkoper.