donderdag 22 juni 2017

Executierecht (4). Executoriaal beslag op onroerende zaken; faillissement en beslag

Overzicht
1. Formele eisen beslaglegging;
2. Bescherming beslaglegger;
3. Bescherming verkrijger/ hypotheekhouder;
4. Faillissement en beslag;
5. Gevestigde hypotheken;
6. Samenloop beslagen

1. Formele eisen beslaglegging
Voordat beslag kan worden gelegd op een onroerende zaak, dient bij exploot het bevel te worden gedaan om binnen twee dagen aan de executoriale titel te voldoen. De executant wordt geacht domicilie te kiezen ten kantore van de deurwaarder of een advocaat (art. 502 Rv).

Het beslag kan slechts worden gelegd voor een vordering die geldelijk bepaalbaar is (art. 505a Rv). Het proces-verbaal van de inbeslagneming wordt ingeschreven in de in art. 3:16-31 BW bedoelde openbare registers. Het afschrift van het proces-verbaal dient binnen drie dagen na de inschrijving aan de geëxecuteerde te worden betekend (art. 505 lid 1 Rv).

2. Bescherming beslaglegger
De rechtshandelingen vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling, verhuring of verpachting, kunnen ná de inschrijving van het proces-verbaal van de beslaglegging, niet worden ingeroepen tegen de executant. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor verhuur, waarop de artikelen 7:271-277 BW van toepassing zijn, tenzij de verhuring plaatsvond na de bekendmaking van de executieverkoop (art. 516 Rv) of de huurder niet te goeder trouw was, in die zin dat hij wist dat de beslaglegger benadeeld zou worden (art. 505 lid 2 Rv).

Is een akte betreffende de vervreemding (verkoop) of bezwaring (hypotheek) vóór de inschrijving van het beslag verleden, dan kan de vervreemding of bezwaring tegen de beslaglegger worden ingeroepen. De transportakte of hypotheekakte dient uiterlijk op de eerste dag waarop de Dienst voor het kadaster en de openbare registers is geopend, na de dag van de inschrijving van het beslag te worden ingeschreven (art. 505 lid 3 Rv).

3. Bescherming verkrijger/ hypotheekhouder

Vervreemding (verkoop) en bezwaring (hypotheekvestiging) moeten in het kader van art. 505 lid 2 en 3 Rv worden onderscheiden. Zo wordt de koper beschermd tegen beslaglegging waarvan hij nog geen kennis kon nemen, omdat de executie ten tijde van het verlijden van de transportakte nog niet in de openbare registers was ingeschreven. De vervreemding kan worden ingeroepen tegen de beslaglegger, omdat de volle eigendom van de onroerende zaak onder de verkrijger rust. Het beslag kan dus niet worden gelegd op de onroerende zaak, omdat de zaak niet langer in het vermogen van de geëxecuteerde valt.

4. Faillissement en beslag
Faillissement treft het gehele vermogen van de schuldenaar (art. 20 Fw). De executie van ieder deel van het vermogen van de failliet neemt een einde (art. 33 lid 1 Fw); gelegde beslagen komen te vervallen en worden doorgehaald in het register (art. 33 lid 2 Fw).

De hypotheekhouder behoudt het recht van parate executie (art. 3:268 lid 1 BW) en zijn recht vervalt niet door faillissement van de schuldenaar (art. 57 Fw). Het eigendomsrecht wordt in geval van verhypothekering echter niet overgedragen: de eigendom berust ten tijde van de beslaglegging bij de geëxecuteerde. Het beslag kan wél worden gelegd op de onroerende zaak, zonder dat de rechten van de hypotheekhouder worden aangetast.

4.1. Levering of geen levering? Economische en juridische eigendom bij beslaglegging en faillissement

De economische eigendom is geen juridisch begrip binnen het materieel burgerlijk recht, maar een fictie. Juridische eigendom is verkrijging onder algemene of bijzondere titel. Voor eigendomsverkrijging onder bijzondere titel is levering vereist, evenals de inschrijving van de transportakte in de openbare registers, zoals zojuist besproken onder 2.1. en 2.2.

Bij economische eigendom blijft de juridische eigendom van de onroerende zaak ook bij beslag onder de geëxecuteerde (de vervreemder) rusten, omdat er geen levering heeft plaatsgevonden. De economisch eigenaar kan zijn "eigendom" niet aan de beslaglegger tegenwerpen. Het onroerend goed blijft als beslagsobject geschikt voor de schulden van de juridische eigenaar. De economische eigenaar kan zich niet beroepen op 3:124 en 3:125 BW, omdat hij niet voldoet aan de definitie van bezit van art. 3:107 BW (Parket bij de Hoge Raad, ECLI:NL:PHR:2000:AA4874 (Amsem/Verweerders), r.o. 2.7.-2.8.).

De economisch eigenaar wordt al evenmin beschermd tegen faillietverklaring van de vervreemder. Omdat voor de fictieve figuur van de economische eigendomsoverdracht géén levering plaats heeft gevonden, valt de onroerende zaak in de faillissementsboedel.

4.2. Inschrijving transport-/ hypotheekakte en faillissementsverklaring

Het is van groot belang om de transportakte zo snel mogelijk in het register in te schrijven en wel vanwege twee nadelige consequenties waar de verkrijger mee te maken kan krijgen.

Variant 1: beslag, ondanks rechtsgeldige vervreemding c.q. vestiging van hypotheek

ls niet is voldaan aan de vereisten van art. 505 lid 3 Rv, kan de vervreemding of verhypothekering niet aan de beslaglegger worden tegengeworpen, met als gevolg dat de executant onder de verkrijger verhaal op de onroerende zaak kan halen voor de vordering die hij op de geëxecuteerde heeft. De vestiging van de hypotheek kan daarbij zelfs worden genegeerd. Dat neemt niet weg dat de hypotheek rechtsgeldig kan worden gevestigd en de onroerende zaak rechtsgeldig kan worden geleverd; de verkrijger of hypotheekhouder heeft "slechts" te maken met de nadelige beperking dat hij zijn recht niet kan tegenwerpen aan de beslaglegger.

Variant 2: faillissement na inschrijving akte
De hypotheek kan nog altijd rechtsgeldig worden gevestigd en de onroerende zaak kan rechtsgeldig worden geleverd. Door de inschrijving van de transportakte of hypotheekakte worden alle nodige rechtshandelingen verricht. Nu kan de beslaglegger zijn beslagrecht uitoefenen tegenover de hypotheekhouder of verkrijger, omdat deze de akte niet tijdig heeft ingeschreven in het register. De geëxecuteerde wordt ná de inschrijving van de transport-/ hypotheekakte failliet verklaard. Omdat de overdracht (rechtsgeldig) is geschied, valt de onroerende zaak buiten faillissement. Het nadeel voor de verkrijger of hypotheekhouder is in deze situatie, dat het beslag niet door het verval als bedoeld in art. 33 Fw wordt getroffen. De executant behoudt zijn beslagrecht. Was de geëxecuteerde echter vóór de inschrijving van de akte failliet verklaard, dan was het beslag op grond van art. 33 en 35 Fw vervallen. 

5. Gevestigde hypotheken
De hypotheekhouder heeft (gesteld dat de schuldenaar verzuimt in de nakoming van de vordering waarvoor de hypotheek is gevestigd) het recht van parate executie (art. 3:268 BW). Faillietverklaring van de schuldenaar kan niet aan de hypotheekhouder worden tegengeworpen (art. 57 Fw). De executie door de hypotheekhouder wordt geregeld door art. 3:268-273 BW. Via art. 546 Rv worden de artikelen betreffende de executieverkoop van onroerende zaken (art. 514-529 Rv) van overeenkomstige toepassing verklaard op de executieverkoop door de hypotheekhouder.

Rusten op de in beslag genomen zaak één of meer hypotheken, dan dient de beslaglegger het door hem gelegde beslag uiterlijk binnen vier dagen na de inschrijving in de openbare registers aan de hypotheekhouders te doen betekenen (art. 508 Rv).

De hypotheekhouder die bevoegd is tot executoriale verkoop en die de executie wil overnemen, dient dit binnen veertien dagen nadat het beslag aan hem is betekend, aan de executant aan te zeggen (art. 509 lid 1 Rv). De aanzegging wordt tevens gedaan aan de hypotheekgever, de schuldenaar en hen wier recht of beslag uit de registers blijkt en wier recht door de executieverkoop zal tenietgaan of vervallen (art. 544 Rv). Maakt de hypotheekhouder niet tijdig zijn voornemen bekend, dan is de executant bevoegd tot voortzetting van de executie, echter onverminderd de rechten van de hypotheekhouder op de opbrengst (art. 509 lid 3 Rv).

6. Samenloop beslagen
Hebben meer schuldeisers op dezelfde zaak beslag gelegd, dan zal de executie plaatsvinden op de vervolging van degene die het eerst overeenkomstig art. 505 lid 1 het proces-verbaal van beslag in heeft laten schrijven (art. 513 lid 1 Rv).

Hypotheekhouders hebben voorrang naar het moment van vestiging van het beperkte recht  (art. 3:278 BW), anders dan bij beslag het geval is. Beslagen kennen géén dergelijke rangorde; beslagleggers delen naar evenredigheid van ieders vordering in de netto-opbrengst van de executie (art. 3:277 BW).