zaterdag 3 juni 2017

Verloop van de dagvaardingsprocedure (3): reconventie, comparitie na antwoord, re- en dupliek en verstek (KEI: een vergelijking tussen het huidige Rv en NRv)

1.1. Eis van reconventie (onder het huidige Rv)
De gedaagde is bevoegd om een eis in reconventie in te stellen. De oorspronkelijke vordering, ingesteld door eiser, is de eis in conventie. De gedaagde is niet bevoegd om een eis in reconventie in te stellen, als de eiser in conventie is opgetreden in hoedanigheid (qualitate qua) en de reconventie hem persoonlijk zou betreffen, of omgekeerd (art. 136 Rv). Een eis van reconventie wordt dadelijk bij de conclusie van antwoord ingesteld (art. 137 Rv). Wordt verzet gedaan, dan vermeldt het exploot van verzet de eis van reconventie, onder vermelding van de gronden daarvan (art. 146 lid 2 Rv).
Art. 111 lid 3 Rv wordt op zowel art. 137 als 146 lid 2 Rv van toepassing verklaard.

De zaken in conventie en reconventie worden gelijktijdig behandeld en bij hetzelfde eindvonnis beslist. Dat de eis in reconventie een zelfstandige procedure betreft, blijkt uit de laatste volzin van art. 138 lid 1 Rv: oordeelt de rechter dat één van de zaken, die in conventie dan wel in reconventie, vroeger kan worden afgedaan, dan worden de zaken niet bij hetzelfde eindvonnis beslist.

Gelden er verschillende procedurele voorschriften ten aanzien van de zaak in conventie en reconventie, dan worden de zaken gesplitst. Dat is het geval als één van de zaken wordt voortgezet volgens de verzoekschriftprocedure, als de rechter op de voet van art. 71 Rv de zaak verwijst of als de rechter zich absoluut onbevoegd verklaart (art. 138 lid 2 Rv).

1.2. KEI: tegenvordering of tegenverzoek onder het Nieuwe Rv (art. 30i lid 8 NRv)
De artikelen 131-138 van Rv (oud), waaronder de artikelen inzake het instellen van de eis van reconventie, komen te vervallen.

De mogelijkheid voor verweerder om een eis in reconventie in te stellen, blijft onder het NRv echter gehandhaafd. De verweerder (voorheen: gedaagde) dient een met redenen omkleed verweerschrift in op grond van art. 30i lid 1 NRv. Daarbij is bepaald dat het verweerschrift een tegenverzoek of tegenvordering mag bevatten, tenzij de oorspronkelijke eiser of verzoeker is opgetreden in hoedanigheid en de tegenvordering of het tegenverzoek hem persoonlijk zou betreffen en omgekeerd. Art. 30a lid 3 onder f en g NRv is van overeenkomstige toepassing (art. 30i lid 8 NRv).

De regel dat de zaak in conventie en reconventie in beginsel bij hetzelfde vonnis worden afgedaan (art. 138 Rv (oud) ), tenzij de rechter anders bepaalt, is neergelegd in art. 30i lid 9 NRv.
Ten aanzien van de eis in reconventie brengen art. 30i lid 8 en 9 NRv dus niets anders dan een compacte herformulering van de terminologie.

2.1. Comparitie na antwoord onder het huidige Rv (art.  131 Rv (oud) )

Heeft de gedaagde voor antwoord geconcludeerd, dan beveelt de rechter een verschijning ter terechtzitting als bedoeld in art. 87 Rv, voor het treffen van een schikking, of art. 88 Rv, voor het geven van inlichtingen (art. 131 Rv). Tegen het bevel van comparitie, bij vonnis gegeven, staat geen rechtsmiddel open.

2.2. KEI: de mondelinge behandeling centraal onder NRv (vervallen art. 131-138 Rv (oud) )
Uit een aantal opeenvolgende artikelen blijkt dat de mondelinge behandeling prevaleert in het NRv:

a. Mondelinge conclusies en akten (art. 30i NRv).
In kantonzaken kan mondeling verweer worden gevoerd en reeds in de eerste fase, die onder het oude Rv schriftelijk was, kunnen mondelinge conclusies en akten worden genomen (art. 30i lid 2 NRv);
b. Mondelinge behandeling al aan het begin van het proces centraal (art. 30j NRv).
Zodra de verweerder in de procedure is verschenen, bepaalt de rechter wanneer de mondelinge behandeling plaatsvindt (art. 30j lid 1 NRv);
c.  Vervanging comparitie na antwoord (art. 30j-o NRv).
De regeling omtrent de comparitie na antwoord (art. 131 Rv (oud) ) komt te vervallen, maar een soortgelijke regeling is getroffen in art. 30j-o NRv.
Tijdens de mondelinge behandeling worden partijen in de gelegenheid gesteld om hun stellingen toe te lichten. De rechter kan partijen verzoeken om inlichtingen, een schikking beproeven of aanwijzingen geven (art. 30k lid 1 onder a-e NRv);
d. Mogelijkheid tot pleidooi (art. 30k NRv).
Onder het oude Rv werd in beginsel géén ruimte geboden voor pleidooien, omdat het zwaartepunt immers bij de comparitie na antwoord (art. 131 Rv (oud) ) lag; hoofdregel was dat bij uitzondering gelegenheid geboden werd voor pleidooien (art. 134 Rv (oud) ). Art. 134 Rv wordt geschrapt. Het recht op pleidooi is inhoudelijk niet vervallen, maar er wordt niet langer een onderscheid aangebracht tussen comparitie na antwoord en pleidooi ( art. 30k lid 1 en art. 30o NRv);
e. Gelegenheid tot re- en dupliek (art. 30o lid 1 NRv).
Tot re- en dupliek wordt onder het NRv in beginsel gelegenheid geboden, wat logisch is: met het schrappen van art. 131 en art. 132 Rv (oud) vervalt de regel, dat de gelegenheid tot het concluderen voor re- en dupliek in beginsel slechts wordt geboden als geen comparitie na antwoord is bevolen. Art. 132 lid 2 Rv (oud) inzake re- en dupliek is bijna letterlijk overgenomen (art. 30o lid 1 NRv (aanhef)).

3.1. Repliek en dupliek (onder het huidige Rv)
Het proces wordt bij voorkeur geconcentreerd rond comparitie na antwoord; dat blijkt uit de formulering art. 132 Rv door de wetgever: is geen verschijning ter terechtzitting op de voet van art. 131 Rv bevolen, dan geeft de rechter aan eiser gelegenheid om voor repliek te concluderen; hierop kan de gedaagde voor dupliek concluderen (art. 132 lid 1 Rv). Hoofdregel onder het huidige wetboek van Rv is dus, dat de procedure schriftelijk is, met aanvulling van de mondelinge ronde, die bestaat uit de comparitie na antwoord en het vonnis.

Is wel comparitie na antwoord bevolen, dan wordt slechts gelegenheid geboden voor repliek en dupliek, als dit met het oog op "hoor en wederhoor" (art. 19 Rv), of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk is (art. 132 lid 2 Rv). Met betrekking tot de goede procesorde kunnen ook meer conclusies worden toegestaan (art. 132 lid 3 Rv). Het nemen van conclusies van re- en dupliek is een uitzondering op de hiervoor genoemde regel.

Tegen géén van de beslissingen op grond van lid 2 en 3 staat een hogere voorziening open (art. 132 lid 4 Rv).

3.2. KEI: re- en dupliek onder het Nieuwe Rv (art. 30o NRv)
Als gevolg van het project-KEI zal art. 132 Rv komen te vervallen. Het NRv stelt voorop dat de procedure bestaat uit een schriftelijke én mondelinge behandeling (Derde Afdeling A). Van de mondelinge behandeling kan worden afgeweken, indien dit met het oog op art. 19 NRv (hoor en wederhoor) of een goede instructie van de zaak is vereist. De rechter kan op verzoek van partijen bepalen, dat partijen schriftelijk reageren op elkaars standpunten (art. 30o lid 1 sub b Nieuw Rv).

Wat is het wezenlijke verschil? De fase van re- en dupliek is onder het NRv evengoed mogelijk als onder het oude Rv. De hoofdregel in het Nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is woordelijk het omgekeerde van de hoofdregel in het oude Rv, maar in geen van beide versies van Rv zijn de voorwaarden waaronder de fase van re- en dupliek kunnen worden toegestaan, wezenlijk anders.

4. Termijnen voor het nemen van conclusies

Partijen kunnen uitstel vragen voor het nemen van conclusies, evenals voor het verrichten van andere proceshandelingen (art. 133 lid 2 en 3 Rv). Conclusies en proceshandelingen dienen immers over het algemeen te voldoen aan de motivering en bewijsaanvoer als bedoeld in art. 111 lid 3 Rv en art. 128 lid 5 Rv. Als uitstel van het nemen van conclusies tot onredelijke vertraging zou leiden, wordt het eenstemmig verzoek tot uitstel niet toegewezen.

De termijnen voor het indienen van processtukken en het nemen van conclusies en akten in civiele zaken is geregeld in art. 2.7. Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken (LR-rb). Uitstel wordt geregeld in art. 2.8. LR-rb.

5. Verstekverlening (art. 139-142 Rv)
Verschijnt de gedaagde niet op de eerste of een door de rechter te bepalen roldatum in het geding of verzuimt hij advocaat te stellen, of verzuimt hij (indien verschuldigd) het griffierecht te voldoen, hoewel hem dat bij dagvaarding was aangezegd en zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen, dan verleent de rechter hem verstek en wijst hij de vordering van eiser toe, tenzij de vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt (art. 139 Rv).

De kosten die het gevolg zijn van het niet verschijnen in het geding door een partij, of die het gevolg zijn van het niet tijdig voldoen van het griffierecht, komen voor rekening van die partij, tenzij het verstek is verleend op een dagvaarding die nietig wordt verklaard (art. 141 Rv).

Het verstek kan worden gezuiverd. Zolang het eindvonnis niet is gewezen, kan de gedaagde alsnog in het geding verschijnen of alsnog het griffierecht voldoen. Op de gevolgen uit art. 141 Rv na, vervallen de gevolgen van de verstekverlening (art. 142 Rv).

5.1. Verzet tegen verstek (art. 143 Rv)
Heeft de gedaagde geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het verstek te zuiveren, dan kan hij in verzet komen tegen de veroordeling bij verstek, gewezen bij eindvonnis (art. 143 lid 1 Rv). De gedaagde dient verzet te doen bij exploot van dagvaarding, binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering van het vonnis opgemaakte akte (art. 143 lid 2 Rv).

Berust de bij verstek veroordeelde gedaagde in het vonnis, dan kan hij daartegen niet meer in verzet komen (art. 143 lid 4 Rv). Het vonnis is dan vatbaar voor hoger beroep; zie de regeling inzake hoger beroep tegen eindbeschikkingen, art. 358 Rv.

5.2. Schorsende werking verzet (art. 145 Rv)
Verzet, mits tijdig gedaan, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, tenzij dit uitvoerbaar bij voorraad was verklaard (art. 145 Rv).

5.3. Heropening van de zaak door verzet (art. 147 Rv)
Verzet heeft tot gevolg dat de instantie wordt heropend. Het geding verloopt (weer) als bepaald in art 125-135 Rv. Het exploot van verzet (art. 146 Rv) heeft te gelden als conclusie van antwoord door gedaagde in de zin van art. 128 lid 2 Rv (art. 147 lid 1 Rv).