woensdag 7 juni 2017

KEI. Enkele veranderingen door de komst van NRv (deel I)

Achtergrond: Kwaliteit en Innovatie rechtspraak en het NRv
Het huidige Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv (oud) ) wordt op dit moment gefaseerd gewijzigd door het project-KEI (Kwaliteit en Innovatie rechtspraak). Het Nieuwe wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: NRv) dient op een voor de "gewone man" begrijpelijke wijze te worden geformuleerd, Burgerlijke Rechtsvordering is immers recht ten behoeve van de burger en verbintenissen op grond van het burgerlijk recht.

Onder het NRv zal de taak van de deurwaarder aanzienlijk worden ingeperkt. De deurwaarder en de betekening van het exploot van dagvaarding worden zoveel mogelijk vervangen door de digitale weg en door oproeping via de griffier. 

In de vorderingsprocedure komt de nadruk te liggen op de mondelinge behandeling, anders dan bij de dagvaardingsprocedure onder Rv (oud) het geval was. In iedere fase van de procedure kan de rechter een mondelinge behandeling of regiezitting gelasten. De regiefunctie van de rechter is vastgelegd in art. 19 lid 2 NRv. Zoals ik nog nader zal toelichten, wordt deze regiefunctie uitgewerkt in onder meer de artikelen 30k in samenhang met 30l, 30o en 30p NRv. De concentratie van het verweer (excepties en verweer ten principale) en de eis in reconventie worden compacter gepresenteerd. Het pleidooi zal krijgt een andere plaats in de procedure en zal worden ontdaan van de definitie "pleidooi".

Met de invoeging van Derde afdeling A wordt een groot aantal procedurele bepalingen aan het Rv toegevoegd; de artikelen 30a-q zijn (inhoudelijk) de omvangrijkste.
Ik geef een overzicht van de belangrijkste veranderingen die het NRv brengt ten opzichte van het huidige Rv (oud). Ik baseer me daarbij op de vergelijking die ik heb gemaakt tussen de wetteksten van Rv (oud) en NRv (toekomstig Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Vindplaats: Kamerstukken II 2014/15, 34 059, Nr. 2.

Overzicht
1. Algemene procedure bepalingen;
2. Procesinleiding;
3. Oproeping;
4. Verschijning van de verweerder in de procedure;
5. Mondelinge behandeling en uitspraak (zie deel II);
6. Concentratie van verweer (zie deel II)


1. Algemene procedurele bepalingen


1.1. Vorderingsprocedures en verzoekprocedures (art. 30a lid 2 NRv)

Het oude Rv maakt onderscheid tussen de dagvaardingsprocedure (Eerste Boek, Tweede titel art. 78-253 Rv (oud)) en de verzoekschriftprocedure (Eerste Boek, Derde titel art. 261-291 Rv (oud) ).
Art. 30a lid 2 NRv vervangt "dagvaardingsprocedure" door "vorderingsprocedure" en "verzoekschriftprocedure" door "verzoekprocedure".

1.1.1. Aanhangigheid van het geding (art. 125 NRv)
Het geding is aanhangig met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend als bedoeld in art. 30a lid 1 NRv (art. 125 NRv).

1.2. Combinatie van vordering en verzoek (art. 30b NRv)
Het instellen van een vordering en het indienen van een verzoek kunnen worden gecombineerd tot één procesinleiding, mits tussen de vordering en het verzoek voldoende samenhang bestaat en de Nederlandse rechter bevoegd is (art. 30b lid 1 NRv).
Wordt art. 30b lid 1 NRv toegepast, dan zijn de bepalingen van de vorderingsprocedure van toepassing, tenzij de aard van de bepalingen zich daartegen verzet of tenzij uit de wet of de rechter met het oog op een goede procesorde, anders bepaalt (art. 30b lid 2 NRv).

Ten aanzien van de niet-tijdige betaling van griffierechten en het instellen van hoger beroep en cassatie gelden evenwel andere regels (art. 30b lid 3 NRv).

1.3.1. Gevolgen niet-tijdige betaling griffierechten in de vorderingsprocedure
Niet-tijdige voldoening door eiser
Voldoet de eiser in de vorderingsprocedure niet tijdig het griffierecht, dan wordt verweerder ontslagen van de instantie, met veroordeling van eiser in de kosten (art. 127a lid 2 NRv).
Niet-tijdige voldoening door verweerder
Voldoet verweerder in de vorderingsprocedure niet tijdig het griffierecht, dan wordt hij bij verstek veroordeeld (art. 128 lid 3 NRv).

1.3.2. Gevolgen niet-tijdige betaling griffierechten in de verzoekprocedure
Niet-tijdige voldoening door verzoeker
Voldoet verzoeker in de verzoekprocedure niet tijdig het griffierecht, dan wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard (art. 282a lid 2 NRv).
Niet-tijdige voldoening door verweerder
Voldoet belanghebbende in de verzoekprocedure niet tijdig het griffierecht, dan wordt zijn verweerschrift niet betrokken bij de beslissing van de rechter op het verzoek (art. 282a lid 3 NRv).

2. Procesinleiding


2.1. Eén regeling voor de inleiding van de vorderings- of verzoekprocedure (art. 30a lid 1 NRv)

Rv (oud) brengt onderscheid aan in de manieren waarop de dagvaarding en verzoekschriftprocedure moeten worden ingeleid, bij exploot (art. 111 lid 1 Rv (oud) ) onderscheidenlijk bij verzoekschrift (art. 261 lid 1 (oud) ).

Deze artikel(led)en zijn vervangen door art. 30a lid 1 NRv, waarin is bepaald dat de eiser of verzoeker zijn vordering instelt, resp. zijn verzoek indient, door middel van een procesinleiding.

Artikel 45 NRv ziet op de betekening en inhoud van exploten. Dit artikel komt niet te vervallen, omdat het eisen stelt aan de betekening van exploten in algemene zin. De verwijzing van art. 111 Rv (oud) naar de minimumvereisten in art. 45 Rv (oud) (vormvoorschriften exploten) is geschrapt, omdat in art. 111 NRv "dagvaarding, betekend door de deurwaarder" is vervangen door "oproepingsbericht, verzonden door de griffier". De betekening van de dagvaarding ter inleiding van het proces is niet langer noodzakelijk, daarom zijn art. 111 Rv en art. 45 Rv ontkoppeld. Let erop, dat betekening van de procesinleiding wel degelijk mogelijk blijft (art. 113 NRv en art. 30a lid 3 onder c NRv, laatste volzin).

2.2. Vereisten aan de procesinleiding (art. 30a lid 3 NRv)
Omdat de procesinleiding niet compleet is zonder een minimum aan gegevens, is een deel van art. 45 Rv (oud) (vormvoorschriften exploten) overgenomen in art. 30a lid 3 NRv.

De procesinleiding vermeldt ten minste:
a. de naam en bij natuurlijke personen tevens de voornamen van de eiser of verzoeker, de door eiser gekozen woonplaats resp. de woonplaats, of het werkelijk verblijf van verzoeker;
b. de naam en woonplaats van de verweerder in vorderingsprocedures; de bij de verzoeker bekende namen en woonplaats van de belanghebbende in verzoekprocedures;
c. de dag waarop in de vorderingsprocedure de verweerder ten laatste kan verschijnen (ten minste vier weken en uiterlijk zes maanden na de dag van indiening van de procesinleiding bij de rechter); in geval van toepassing van art. 113 ten minste twee weken en uiterlijk zes maanden na betekening van de procesinleiding (bij exploot) aan de verweerder;
d. de vordering of het verzoek en de gronden waarop het berust;
e. de naam en het kantooradres van gemachtigde of advocaat, indien aangewezen door eiser of verzoeker;
f. de door de verweerder tegen de vordering of door de belanghebbende tegen het verzoek aangevoerde verweren en de gronden daarvoor;
g. de bewijsmiddelen waarover eiser of verzoeker kan beschikken tot staving van de betwiste gronden van zijn vordering of verzoek, en de getuigen die hij daartoe kan horen;
h. de aanwijzing van de bevoegde rechter die van de zaak kennisneemt.

2.3. Procesinleiding langs de digitale weg (art. 30c NRv)
In beginsel dient de eiser of verzoeker de procesinleiding langs elektronische weg in bij de rechter (art. 30c lid 1 NRv). Gedurende de procedure dienen partijen en anderen dan partijen, die bij de procedure worden betrokken, ook overige stukken in langs de elektronische weg. "Anderen dan partijen" zijn géén derden die zich door tussenkomst in de procedure voegen; zij worden door voeging of tussenkomst immers partij in de procedure. (art. 217 Rv (oud) ).

De verplichting tot digitaal procederen geldt niet voor natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, tenzij zij worden vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent (art. 30c lid 4 NRv).

2.4. Zaak pas aanhangig op dag indiening procesinleiding (art. 125 NRv)
Aandacht verdient de bepaling van art. 125 NRv. Het geding is pas aanhangig met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend als bedoeld in art. 30a lid 1 NRv (art. 125 NRv).  Het eerder doen betekenen van het oproepingsbericht, in afwijking van art. 112 NRv, is wel mogelijk (art. 113 lid 1 NRv). De eiser dient zich er wel van te vergewissen dat art. 113 lid 2 NRv enigszins misleidend is geformuleerd: het langs officiële weg betekenen van het oproepingsbericht brengt niet mee dat het geding aanhangig is. Eiser dient na de betekening van het oproepingsbericht, onverwijld het exploot van betekening van het oproepingsbericht en de procesinleiding in (art. 113 lid 3 NRv).

3. Oproeping

3.1. Onderscheid vorderingszaken en verzoekprocedures

In vorderingszaken is de griffier verantwoordelijk voor het zenden van het oproepingsbericht aan de eiser (art. 111 NRv). De eiser, op zijn beurt, zorgt ervoor dat de verweerder in de vorderingsprocedure het oproepingsbericht ontvangt (art. 112 e.v. NRv).
In verzoekprocedures roept de griffier de verzoekers en in de procedure verschenen belanghebbenden schriftelijk op (art. 271 NRv).

3.2. Oproepingsbericht (art. 111 NRv)
De griffier stuurt de eiser een oproepingsbericht na ontvangst van de procesinleiding (art. 111 lid 1 NRv).

In het oproepingsbericht vermeldt de griffier ten minste (art. 111 lid 2 NRv):
a. in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen (kanton): de wijze waarop de verweerder in de procedure moet verschijnen, te weten in persoon of bij gemachtigde en de wijze waarop en de termijn waarbinnen verweerder zich kan verweren, zoals bepaald in art. 30i lid 2 en art. 82;
b. in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen: de wijze waarop verweerder in de procedure moet verschijnen, te weten vertegenwoordigd door een advocaat;
c. de dag waarop verweerder ten laatste zijn verweerschrift in kan dienen: in kantonzaken vier weken en in andere zaken zes weken na de dag waarop hij als verweerder in de procedure is verschenen als bedoeld in art. 114;
d. de rechtsgevolgen van verstekverlening op grond van art. 139, of het door het niet-tijdig voldoen van door zijn verschijning verschuldigde griffierecht in zaken, niet-zijnde kantonzaken of zaken in kort geding;
e. indien er verschillende verweerders zijn, het in art. 140 lid 3 genoemde rechtsgevolg dat intreedt (het tussen alle partijen wijzen van één vonnis, dat als een contradictoir vonnis heeft te gelden, waardoor verzet niet mogelijk is) indien niet alle verweerders op de voorgeschreven wijze in de procedure zijn verschenen;
f. indien het een zaak betreft met verschillende verweerders: mededelingen over het eenmalig (gezamenlijk) verschuldigde griffierecht;
g. mededeling of van verweerders griffierecht zal worden geheven;
h. in het geval van een kort geding, de plaats, dag en uur van de mondelinge behandeling.

3.3. Wijzen van oproeping door eiser in vorderingszaken (art. 112 NRv)
Optie 1. Het oproepingsbericht als bedoeld in art. 111 wordt bij de verweerder bij exploot betekend;
Optie 2. Het oproepingsbericht wordt door eiser op andere wijze bezorgd;
In beide gevallen binnen twee weken na de dag van indiening van de procesinleiding, tenzij de wet anders bepaalt. Het exploot van betekening van het oproepingsbericht wordt door eiser ingediend uiterlijk op de dag voorafgaande aan de dag waarop de verweerder ten laatste kan verschijnen, tenzij verweerder eerder is verschenen (art. 112 lid 1 NRv).

3.3.1. Informele oproeping in vorderingszaken en het niet-verschijnen van verweerder
Heeft de eiser het oproepingsbericht bezorgd op andere wijze en verschijnt de verweerder niet uiterlijk op de laatste dag waarop hij diende te verschijnen, dan kan eiser binnen een termijn van twee weken na de dag waarop verweerder uiterlijk diende te verschijnen, het oproepingsbericht doen betekenen. De termijn om te verschijnen (art. 30a lid 3 onder c NRv) wordt verlengd met vier weken na de laatste dag waarop verweerder diende te verschijnen (art. 112 lid 2 NRv). Leden 1 en 2 worden van toepassing verklaard op de procesinleiding die is ingediend voor een combinatie van de vorderings- en verzoekprocedure (art. 112 lid 4 NRv).

Laat de eiser de oproeping bij exploot achterwege, dan wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering (art. 112 lid 3 NRv). In dat geval wordt geen verstek verleend aan de niet-verschenen verweerder.

De deurwaarder kan bij toepassing van art. 112 lid 2 het oproepingsbericht en de procesinleiding verbeteren of aanvullen, met dien verstande dat de eis niet gewijzigd mag worden (art. 112 lid 5 NRv).

4. Verschijning van de verweerder in de procedure


4.1. Termijn  (art. 30a lid 3 onder c NRv)
De termijn waarbinnen de verweerder dient te verschijnen, is afhankelijk van de wijze waarop de eiser de verweerder heeft opgeroepen:
Optie 1: is verweerder op de voet van art. 112 NRv opgeroepen, dan is de termijn ten minste vier weken en uiterlijk zes maanden (art. 30a lid 3 onder c NRv);
Optie 2: is verweerder op de voet van art. 113 NRv opgeroepen, heeft eiser aldus de oproeping bij exploot laten betekenen vóórdat hij de procesinleiding heeft ingediend, dan is de termijn ten minste twee weken en uiterlijk zes maanden (art. 30a lid 3 onder c NRv).

4.1.1. Verschijningstermijn voor buiten Nederland woonachtige verweerder (art. 115 NRv)
Let op: heeft de verweerder woonplaats buiten Nederland, dan bepaalt art. 115 NRv, gelezen in samenhang met art. 30a lid 3 onder c NRv de verschijningstermijn.

4.2. Wijze van verschijnen (art. 114 NRv)
Een verweerder geldt als in de procedure verschenen:
a. in kantonzaken, indien hij binnen de gestelde termijn (art. 30a lid 3 onder c) de griffie schriftelijk bericht dat hij in de procedure betrokken wenst te worden of zijn verweerschrift indient;
b. in zaken voor de voorzieningenrechter, indien hij verschijnt op de mondelinge behandeling;
c. in alle overige zaken, indien hij binnen de termijn advocaat stelt.

4.3. Verweerschrift (art. 30i NRv)
Iedere verweerder in een vorderingsprocedure en iedere belanghebbende in een verzoekprocedure kan binnen de daarvoor geldende termijn zijn met redenen omkleed schriftelijk verweer bij de rechter indienen (art. 30i lid 1 NRv).

De termijn voor het indienen van het verweerschrift in vorderingsprocedures is zes weken na de dag waarop verweerder conform art. 114 in het geding is verschenen (art. 111 lid 2 onder c NRV).  De termijn kan, met het oog op een goede instructie van de zaak, door de rechter worden verlengd op de voet van art. 30o NRv.
In de verzoekprocedure geldt dat de belanghebbende tot tien dagen voor aanvang van de mondelinge behandeling zijn verweerschrift indient (art. 282 NRv). Op verzoekzaken is art. 30i NRv van toepassing; daarnaast zijn de art. 30a lid 3 onderdelen a en d en art. 278 van overeenkomstige toepassing verklaard op de verzoekprocedure (art. 282 NRv).

In kantonzaken kan het verweer ook mondeling worden gevoerd, en kunnen conclusies en akten mondeling worden genomen, mits de verweerder in persoon verschijnt (art. 30i lid 2 NRv). Ook ten aanzien van het mondeling verweer geldt, dat in elke stand van het geding een mondelinge behandeling kan worden gehouden of verlengd (art. 30o lid 1 onder c NRv).

4.3.1. Concentratie van verweer: excepties en verweer ten principale (art. 30i lid 4 NRv)
De verweerder brengt alle excepties en zijn verweer ten principale tegelijk naar voren, op straffe van verval van niet aangevoerde excepties en, indien niet ten principale verweer is gevoerd, verval van het recht om dit alsnog te doen (art. 30i lid 4 NRv).

4.3.2. Bewijs (art. 30i lid 6 NRv)
Het verweerschrift bevat de bewijsmiddelen waarover verweerder of belanghebbende kan beschikken tot staving van de gronden van zijn verweer, en de getuigen die hij daartoe kan doen horen (art. 30i lid 6 NRv). Processtukken, waaronder de bewijsmiddelen, dienen zoveel mogelijk onmiddellijk bij de procesinleiding en tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling te worden ingediend (art. 30k lid 5 NRv).

4.3.3. Tegenvordering/ tegenverzoek (art. 30i lid 8/ art. 282 NRv)
De bepalingen inzake reconventie 136-138 Rv (oud) zijn vervallen. Onder de nieuwe terminologie "tegenvordering en tegenverzoek" is in art. 30i lid 8 NRv een soortgelijke regeling getroffen, waarmee verweerder of belanghebbende een eis in reconventie in kan stellen. De nieuwe bepaling is compacter dan de verzameling artikelen in het huidige Rv (oud).

Het verweerschrift mag een tegenvordering of tegenverzoek bevatten, tenzij de oorspronkelijk eiser (de eiser in conventie) in hoedanigheid is opgetreden en de tegenvordering of het tegenverzoek hem persoonlijk zou betreffen of omgekeerd. Art. 30a lid 3 onder f en g is van overeenkomstige toepassing (art. 30i lid 8 NRv).

De redactie van art. 282 Rv (oud) is drastisch veranderd. Zo is de connexiteitseis uit het artikel verwijderd. De connexiteitseis hield in dat het verweerschrift een zelfstandig verzoek mocht bevatten, mits dit betrekking had op onderwerp van het oorspronkelijke verzoek (art. 282 lid 4 Rv (oud) ). Aan het tegenverzoek in de verzoekschriftprocedure van art. 282 Rv (oud) waren dus andere voorwaarden verbonden dan de eis van reconventie in de dagvaardingsprocedure van art. 136 Rv (oud).

Het onderscheid tussen de tegenvordering (voorheen: reconventie) en het tegenverzoek is minder scherp geworden door de komst van art. 30i NRv. Het is zelfs zo, dat het instellen van tegenvordering of tegenverzoek niet langer afhankelijk is gesteld van de gevolgde procedure. Voorwaarde voor het instellen van een tegenvordering/ tegenverzoek is slechts, dat een gezamenlijke behandeling van beide vormen vanuit het oogpunt van doelmatigheid is gerechtvaardigd.