Gemeenschapszin en discriminatie beschermen het voortbestaan van de groep
Het zit in het menselijk ontwerp om kleine gemeenschappen te vormen om het voortbestaan van de leden te garanderen. Gemeenschapszin beschermt de groep tegen interne en externe bedreigingen. Het afbrokkelen van een gemeenschap door interne onenigheid en het ontbreken van gemeenschapszin zou de leden van de groep in gevaar brengen.
Discriminatie (breder dan racisme) is een evolutionair fenomeen om de eigen groep te onderscheiden van anderen, individuele leden of andere groepen die een bedreiging kunnen zijn. Het afzetten van "wij" tegen "zij" versterkt het besef van de groepsidentiteit. De behoefte om bij een eigen groep/familie/clan te horen, is een evolutionair iets: een eigen groep zorgt voor bescherming, voor voorziening in voedsel en andere basisbehoeften en voor de sociale behoeften die ook weer samenhangen met het succesvolle voortbestaan van de mens. Intern kunnen vrijzinnigheid, een eigengereide manier van denken en handelen en onbevangenheid tegenover buitenstaanders voor een bedreiging van het groepsbesef en de eenheid zorgen, dus collectief denken en loyaliteit zijn nodig.
Geen perfecte uitersten: individualisme biedt geen bescherming en bestaanszekerheid, collectief denken leidt tot onverdraagzaamheid en gebrek aan progressie
Individualisme heeft in modernere samenlevingsvormen het voordeel dat een eigen visie mogelijk is. De keerzijde is wel dat individualisme al snel tot "ik-ik-ik" en "Ieder voor zich" leidt en niet gericht is op het voortbestaan van een grotere groep. Individuen hebben niet de bescherming en bestaanszekerheid die een collectief biedt. Bovendien kunnen de meeste individuele spelers weinig zélf bewerkstelligen, omdat iedereen afhankelijk is van financiële middelen, een publiek om het bereik te vergroten en een manier om risico's te spreiden. Als éénpitter alle klappen moeten opvangen werkt averechts. Dit doet mensen verlangen naar meer gemeenschapszin, maar er schuilt altijd een groot nadeel in collectiviteit.
Collectief denken leidt tot onverdraagzaamheid en gebrek aan progressie. Fouten in het denken worden niet gecorrigeerd, omdat het voortbestaan van de groep wordt bedreigd door mensen die het collectief op fouten wijzen. Het is makkelijk om te volharden in denkbeelden die niet op de realiteit zijn gebaseerd. Gelijkgestemdheid en eensgezindheid is een groot goed, maar dat leidt tot sektarisme en drukkende sociale controle. Leden kunnen ieder moment worden "betrapt" op een morele misstap of het niet-naleven van de collectieve normen.
Oligarchen en alleenheersers stimuleren "wij-zij"-denken in het belang van het eigen voortbestaan
Op wereldschaal lukt het alleenheersers en oligarchen om zelfs leden van de eigen gemeenschap, van eigen biologische verwantschap, tegen elkaar af te zetten om een gevoel van "wij tegen zij" te creëren. Kleine culturele verschillen worden uitvergroot en aangegrepen als motief om oorlog te voeren en land te veroveren van "de buitenstaander". Mensen die hopen dat wereldvrede ooit mogelijk is als mensen elkaars grenzen respecteren, gaan eraan voorbij dat een kleine groep machthebbers elkaar in de greep houdt en het grotere collectief gevoelig wordt gemaakt voor het denken in tegenstellingen.
Iedereen is ieders slaaf en iedere dictator is de zwakste schakel in de greep van zijn machthebbers
Een dictator is een zwakke schakel, een marionet die volledig afhankelijk is van de kleine groep machthebbers die hem voor eigen gewin de macht in handen geeft. Een dictator is er om ieder moment te kunnen worden opgeofferd voor de belangen van zijn werkelijke machtsverschaffers. Vaak wordt aangenomen dat het in de macht ligt van de bevolking om de dictatuur omver te werpen, maar zo simpel is het niet.
Armoede als dwangmiddel om de dictatuur te versterken
De burgers worden bewust in armoede gestort en in die staat gehouden, omdat zij zich zo in een afhankelijke, zelfs chantabele positie begeven. De hogere laag ontleent daar het bestaansrecht aan. De onderste laag is voor geld, voedsel, voorzieningen en een betere positie, volledig afhankelijk van de bovenste laag.
Op afstand kunnen mensen in een democratie wel oordelen dat onderdrukte burgers in een dictatuur zich moeten verzetten, maar het is logisch om voor het eigen voortbestaan te gaan. Burgers gaan als ambtenaar werken of melden zich voor het leger als hun gezinnen daardoor zijn verzekerd van (financiële) stabiliteit. Tenzij mensen in een autarkie leven en daardoor zelfvoorzienend zijn, zal bijna niemand de kans op een betere financiële positie afwijzen om moreel verheven te blijven boven de dictatuur.
Een militaire coup verbetert de situatie per definitie niet; er ontstaat een machtsvacuüm en iedere nieuwe leider is weer zo sterk als de zwakste schakel omdat anderen uit zijn op zijn positie.
Oordelen over individuen in een dictatuur is vanuit een democratisch land bovendien te simplistisch, omdat de onderdrukte burgers in een dictatuur niet straffeloos vrijuit kunnen spreken en geen toegang hebben tot vrije en onafhankelijke informatie. Het is niet zo dat een plattelandsbewoner op tienduizend kilometer van een machtscentrum "best wel weet wat er allemaal speelt in het land". Als mensen al de beschikking hebben over media, zijn het staatsomroepen en staatskranten die oorlogsmissies/invasies met eufemismen omschrijven en de glorificatie van oorlogsmisdaden voorop hebben staan.