woensdag 17 juli 2019

2. Big Data in het strafrecht: de invloed van de nieuwe Wpg, Boek 2 Modernisering Strafvordering en het Privacy Impact Assessment (PIA)


Gegevensbeschermingseffectbeoordeling of Privacy Impact Assessment (PIA)

Het ‘Privacy impact assessment’ (PIA) of ‘gegevensbeschermingseffectbeoordeling’ wordt in conceptartikel 4c van de Wijziging van de Wpg voorgesteld. Deze verplicht een gegevensverwerker om bij toekomstige technologieën die een hoog risico voor de vrijheden en rechten van natuurlijke personen opleveren, een beoordeling van het effect van de verwerkingsactiviteiten op de bescherming van persoonsgegevens te verrichten.[1] Het toetsmodel PIA heeft als sterk punt dat alle eisen uit de Wpg en AVG in acht worden genomen; onder meer de rechtsgrond, het doelbindingscriterium en de proportionaliteit en subsidiariteit van de gegevensverwerking moeten in de gegevensbeschermingseffectbeoordeling worden meegenomen.[2] Ook sterk zijn de aanbevelingen om slechts data-analyses uit te voeren bij kwesties die zich lenen voor patroonherkenning;[3] bij onregelmatig voorkomende verschijnselen neemt het risico op invalide/vals-positieve uitkomsten immers toe. Opgemerkt moet worden dat de toetsing op het niveau van de individuele betrokkene ontbreekt.[4]

‘Soft-law’-instrumenten: Living Labs en Kafkaknoppen  


De wetgever stelt vooralsnog geen ‘harde’ generieke wetten voor om de transparantie bij de toepassing van technologische ontwikkelingen, waaronder de inzet van algoritmen in de strafrechtelijke opsporing, te normeren.[5] In plaats daarvan verwijst de wetgever naar het al enige tijd bestaande ‘Living Labs’,[6] het platform voor de uitgave van Big Data Magazine en de symposia ‘Datakwaliteit’. Een concrete uitkomst van de symposia is het uitgangspunt dat Big Data-systemen een ‘Kafkaknop’ moeten krijgen, een metafoor voor het direct stoppen van foutieve geautomatiseerde systemen. De vereiste menselijke interventie brengt met zich dat de organisatie in staat moet zijn om fouten door het gehele systeem te herkennen én te herstellen. Een opvallend uitgangspunt houdt in dat zowel de mens als de computer, in kwestie algoritmen, in eenzelfde dossier besluiten voorbereiden. De uitkomst van de computer wordt gebruikt om de besluitvorming door de mens te controleren.[7] Dit uitgangspunt sluit goed aan bij de ‘expliciteringsplicht’ die door de Commissie is voorgesteld en die in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering zou moeten worden opgenomen. Het uitgangspunt zou kunnen worden neergelegd in een concrete wettelijke verplichting tot wederzijdse controle op de besluitvorming, door mens en computer. Concreet en haalbaar lijkt het opnemen van een ‘Kafkameldplicht’ in geval van detectie van een systeemfout in data-analyse. Die plicht zou kunnen worden neergelegd in de gewijzigde Wpg. Natuurlijk staat of valt een meldplicht met de herkenning van een systeemfout door een opmerkzame ICT’er. 

Een algemene proportionaliteits- en subsidiariteitseis in Boek 2 van het Wetboek van Strafvordering (nieuw)
 
Het verdient ten slotte opmerking dat de wetgever met conceptartikel 2.1.2.2 een algemene proportionaliteits- en subsidiariteitseis voor het opsporingsonderzoek in het nieuwe Wetboek van Strafvordering op zal nemen.[8] Positief is dat de rechter-commissaris bij het afgeven van een machtiging vol zal moeten toetsen of de inzet van een opsporingsmethode door de Officier van Justitie voldoet aan de doelmatigheidseis, die is uitgewerkt in het criterium van ‘dringende noodzaak’. Een kanttekening die hierbij kan worden geplaatst, is dat die dringende noodzaak alleen achteraf door de zittingsrechter kan worden getoetst en slechts in gevallen waarin de tussenkomst van de rechter-commissaris niet nodig was voor de inzet van de opsporingsbevoegdheid. 

2.5 Deelconclusie
De inzet van Big Data-analyses in het kader van strafrechtelijke opsporing wordt gereguleerd door de Politiewet, Wet politiegegevens, het Wetboek van Strafvordering en de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Deze regulering en bevoegdheidskwesties zijn besproken onder 2.2. De inzet van bestaande instrumenten voor Big Data-analyse, maar ook toekomstige technologieën, kent knelpunten en uitdagingen, waaronder bevoegdheidsoverschrijding en function creep. Het in de praktijk gebruikte datamininginstrument iColumbo is gebruikt ter illustratie van enkele knelpunten die onder het huidige recht bestaan (2.3). Eén van die knelpunten is dat de proportionaliteit en subsidiariteit (en het daarmee samenhangende principe van dataminimalisatie) onder druk komen te staan door het karakter van Big Data-analyse. Ik heb beoordeeld in hoeverre de toekomstige wetgeving de bestaande risico’s en knelpunten kan wegnemen (2.4). Eén van de sterkste troeven is wat mij betreft het voorstel van de Commissie-Koops, om een expliciteringseis in het Wetboek van Strafvordering op te nemen. Deze houdt in dat bij een beslissing die is genomen naar aanleiding van de uitkomst van geautomatiseerde besluitvorming, waaronder de inzet van een predictive policing-methode of het instellen van de vervolging, uitdrukkelijk uitgelegd zal moeten worden hoe en waarom tot de strafvorderlijke beslissing is gekomen. Het nadeel is dat deze expliciteringseis géén normering voorafgaand aan de inzet van data-analyses inhoudt, zodat het risico bestaat dat begrippen als doelbinding, dataminimalisatie en subsidiariteit niet (voldoende) worden toegepast.


[1] Kamerstukken II 2017/18, 34 889, nr. 3, p. 64.
[2] Toelichting: Big Data analyse, Model GEB Rijksdienst (PIA), Big Data JenV, versie 1 april 2018.
[3] Toelichting: Big Data analyse, Model GEB Rijksdienst (PIA), Big Data JenV, versie 1 april 2018, p. 13.
[4] Vgl. Richtlijn (EU) 2016/680, punt (58) van de considerans.
[5] Kamerstukken II 2017/18, 34 889, nr. 3, p. 37.
[6] Kamerstukken II 2016/17, 26 643, nr. 426, p. 4.
[7] ‘Zeven uitgangspunten: Menselijke tussenkomst bij geautomatiseerde besluitvorming’, Big Data JenV, versie 27 maart 2019.
[8] Voorstel van wet tot vaststelling van Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering inhoudende bepalingen over het opsporingsonderzoek in verband met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, Memorie van Toelichting, p. 18-19.