Knelpunten bij de inzet van geautomatiseerde Big Data-analyses en nieuwe
technologieën onder de huidige wetgeving
De bevoegdheidsgrondslag voor de inzet van Big Data-analyses
Hiervoor is aangestipt dat de bevoegdheid tot het
uitvoeren van Big Data-analyses, bij gebrek aan specifieke wetgeving,
wordt gebaseerd op de algemene politietaak als bedoeld in artikel 3 Politiewet.[1]
Het is de vraag of de politietaak voldoende grondslag biedt voor de inzet van
iColumbo en het gebruik van het iRN-netwerk. Gekeken zal moeten worden naar de
hiervoor vermelde handreiking van de Hoge Raad: als methoden voor Big Data-analyses
in verband met de duur, intensiteit en frequentie ervan geschikt zijn om een
min of meer compleet beeld te krijgen van bepaalde aspecten van het
persoonlijke leven van de betrokkene, dient een meer specifieke wettelijke
grondslag te bestaan.
Het
datamininginstrument iColumbo en het netwerk iRN zijn te typeren als methoden
voor ‘datasurveillance’ of ‘dataveillance’, omdat zij (op geautomatiseerde
wijze) stelselmatig persoonsgegevens van burgers verzamelen, verwerken en
opslaan.[2] Uit het ontwerp van
iColumbo blijkt dat iColumbo real-time, dus continu, internet monitoring
van personen aanbiedt aan overheidsdiensten.[3] Volgens De Beijer wordt
iRN gebruikt door diverse overheidsinstanties die een wettelijke taak hebben op
het gebied van opsporing, handhaving, toezicht, data intelligence of
crisisbeheersing; alles wat de gebruiker van iRN te zien krijgt, wordt
vastgelegd om eventueel als bewijsmateriaal te fungeren.[4] Daarbij is iColumbo
ontworpen met de mogelijkheid om modules in te bouwen die het systeem
uitbreiden met netwerkanalyse, beeldanalyse en video- en beeldherkenning.[5] De gebruiker van iColumbo
krijgt daarmee inzicht in een aanzienlijk deel van het privéleven van
betrokkene.
Om met betrekking tot iColumbo en iRN tegemoet te komen aan de eis van een meer specifieke wettelijke grondslag dan artikel 3 Politiewet in samenhang met artikel 141 Sv biedt, zou mijns inziens kunnen worden gedacht aan de mogelijkheid om de inzet aan de bijzondere bevoegdheden van artikel 126g Sv en inzake de stelselmatige observatie te koppelen. Deze normering brengt mee dat sprake moet zijn van verdenking van een misdrijf en dat de Officier van Justitie de observatie met iColumbo moet bevelen. Een andere mogelijkheid is het koppelen van de inzet van dergelijke stelselmatige data-analyses aan artikel 170 lid 2 Sv, waarmee de rechter-commissaris als toezichthouder op het onderzoek wordt aangewezen.
Om met betrekking tot iColumbo en iRN tegemoet te komen aan de eis van een meer specifieke wettelijke grondslag dan artikel 3 Politiewet in samenhang met artikel 141 Sv biedt, zou mijns inziens kunnen worden gedacht aan de mogelijkheid om de inzet aan de bijzondere bevoegdheden van artikel 126g Sv en inzake de stelselmatige observatie te koppelen. Deze normering brengt mee dat sprake moet zijn van verdenking van een misdrijf en dat de Officier van Justitie de observatie met iColumbo moet bevelen. Een andere mogelijkheid is het koppelen van de inzet van dergelijke stelselmatige data-analyses aan artikel 170 lid 2 Sv, waarmee de rechter-commissaris als toezichthouder op het onderzoek wordt aangewezen.
Komt
het doelbindingsprincipe in het gedrang door Big Data-analyses?
Bij de inzet van Big Data-analyse in het kader van predictive policing bestaat het risico dat de opsporende autoriteit die een methode inzet, de oorspronkelijke bevoegdheid overschrijdt, bijvoorbeeld door meer of andersoortige data te verzamelen, verwerken of opslaan dan de bevoegdheidsverlening toelaat. Daarmee vergelijkbaar is de situatie dat geautomatiseerde instrumenten data verzamelen, verwerken en opslaan van data die het oorspronkelijke doel van de inzet van het instrument te buiten gaan, waardoor deze data kunnen worden beschouwd als ‘bijvangst’. Het gebruik van data voor andere doeleinden is bekend als ‘function creep’.[6] Oerlemans en Koops wijzen met betrekking tot de inzet van iColumbo op een mogelijke ‘sfeercumulatie’: de handhaving van de openbare orde en het vergaren van strafrechtelijk bewijs kunnen door elkaar gaan lopen.[7]
De
WRR merkt op dat het secundaire gebruik van data inherent is aan Big Data en op
gespannen voet staat met doelbinding, als kernprincipe van gegevensbescherming
neergelegd in onder meer artikel 3 lid 3 van Wet politiegegevens.[8] Onder meer door de
koppeling van databases van verschillende overheidsinstanties en hergebruik van
opgeslagen data neemt de druk op het doelbindingsprincipe toe.[9] De kans op verkrijging van
niet-voorziene data is groot bij de inzet van zelflerende algoritmen, omdat de
menselijke interventie beperkt is. De Fietstas van iColumbo is illustratief: na
een initiële opdracht met historische data als referentiekader, leren de
algoritmen zichzelf continu om nieuwe patronen te ontdekken (2.2.3), waardoor
de band met de initiële opdracht steeds verder verwijderd raakt van de
onderzoeksresultaten.
De
WRR wijst op de spanning van Big Data-analyses met de principes van
proportionaliteit en subsidiariteit. Het met het beide beginselen samenhangende
principe van dataminimalisatie (gegevens moeten zo selectief mogelijk worden
verzameld en verwerkt en alleen voor zover noodzakelijk), wordt ondermijnd door
het koppelen van databases en het hergebruik van gegevens uit databases. In de
juridische scan inzake de toepassing van iColumbo wordt opgemerkt dat een
zoekactie met iColumbo onvermijdelijk leidt tot de verwerking en opslag van
gegevens. Een ‘karaktertrek’ van Big Data-analyse bemoeilijkt de
proportionaliteit en subsidiariteit van het onderzoek: het doel van
data-analyse kan juist gelegen zijn in het zoveel mogelijk en ongericht verzamelen
van gegevens.[10]
Het doelbindingsprincipe als onderdeel van de proportionaliteit kan op losse
schroeven komen te staan door het formuleren van nieuwe doeleinden voor
hergebruik van data.[11]
Daar
komt bij dat enkel de negatieve formulering van artikel 3 lid 3 Wpg ‘..als de
verwerking maar niet onverenigbaar is…’, het doelbindingscriterium (te) flexibel
maakt. Het is mogelijk dat de verwerkte en/of opgeslagen gegevens niet
corresponderen met de doelstelling waarmee de data-analyse is gestart. In
artikel 126dd Sv is een mogelijkheid om af te wijken van de doelbinding van artikel
3 lid 3 Wpg neergelegd. De Officier van Justitie kan bepalen dat gegevens voor
andere strafrechtelijke doeleinden worden gebruikt. De WRR beschouwt het ten
aanzien van het recht op eerbiediging van het privéleven van betrokkene als een
knelpunt dat een onafhankelijke toetsing door de rechter-commissaris ontbreekt.[12] Moerel en Prins
constateren dat het doelbindingscriterium niet toereikend is in situaties
waarin gegevensverzameling en analyse zelf het doel zijn.[13]
Een
nieuwe uitdaging is de Raffinaderij. De gebruikers van de Raffinaderij, de
opsporingsambtenaren, stellen zich ten doel om de domeinen van Intelligence
Led Policing, de vergaring van informatie voor betere opsporingstactieken,
de domeinen van de organisatie van veiligheidsdossiers en risicodossiers, de
domeinen van opsporing en handhaving met elkaar te laten versmelten.[14] De domeindiscussie (valt Big
Data-analyse onder strafrechtelijke opsporing of risicobestrijding?) lijkt
in de kiem te worden gesmoord door de praktijk. De domeinen van
strafrechtelijke opsporing en risicobestrijding worden informatiegenererende
entiteiten, te bereiken door het koppelen van systemen en het introduceren van
steeds nieuwere technologieën, waarbij de tussenschakels moeten verdwijnen.[15] Zowel het ontwerp van de
Raffinaderij, een volledig geautomatiseerde data-analysemethode, als de ambitie,
‘de informatie moet booming worden!’,[16] toont wat mij betreft aan
dat de zorgen van de WRR over de bedreiging van het doelbindingsprincipe door
nieuwere Big Data-analysetechnieken, realistisch zijn.
De
verwachting van de gebruikers van de Raffinaderij, dat voldaan zal worden aan
de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de verwerking van
persoonsgegevens, berust naar mijn mening op een erg naïeve
gedachtenconstructie. Het bestaan van risico’s voor de naleving van
doelbindingseisen en privacyregels wordt geringschattend beoordeeld. De
opsporingsambtenaren geven aan niet te kunnen begrijpen dat burgers
overheidsinstanties verdenken van privacyschendingen; zij beschouwen politieambtenaren
als mensen die met privacygevoelige gegevens net zo zorgvuldig omgaan als zij
met geweld omgaan. Omdat politieambtenaren een training krijgen in het
proportioneel en subsidiair toepassen van fysiek geweld, zal die lijn kunnen
worden doorgetrokken naar de bewaking van de proportionaliteit en subsidiariteit
bij het gebruik van persoonsgegevens.[17] Ik meen dat een
specifieke wettelijke aanscherping van het doelstellingscriterium bij het
gebruik van de Raffinaderij het overwegen waard is.
De
onduidelijke status van Big Data in de praktijk van data-analyse
Het begrip ‘persoonsgegeven’ wordt bij de toepassing van de wettelijke kaders (Politiewet, Wpg en Wjsg) ontleend aan de AVG. Volgens artikel 4 onder 1 AVG is een persoonsgegeven een gegeven dat een persoon identificeerbaar maakt. Dat zou betekenen dat niet (direct) tot personen herleidbare gegevens niet onder het bereik van de Wpg en Wjsg vallen. Zolang Big Data personen identificeerbaar maken, vallen deze samen met de definitie van persoonsgegeven. Dat lijkt weinig gecompliceerd, ware het niet dat de metadata die achter Big Data schuilgaan, een onduidelijker status hebben. Meta-gegevens worden getypeerd als ‘gegevens die informatie typeren’: zij kunnen worden gezien als fragmenten die informatie nader definiëren. Een zoektocht op internet maakt duidelijk dat gemeentelijke instanties metadata registeren en automatisch verwerken om bepaalde waarden aan een zaak toe te kennen. Met metadata kunnen de geografische locatie van een bepaald gebouw of de locatie en het tijdstip van de totstandkoming van een document precies worden bepaald.[18]
Het
model voor Privacy Impact Assessment (PIA) schaart metadata onder
persoonsgegevens, als deze tot personen herleidbaar zijn.[19] Wanneer metadata niet
direct tot personen herleidbaar zijn, valt de verzameling en verwerking ervan
niet onder het bereik van de Wpg en Wjsg. Door de combinatie van metadata die
op zichzelf genomen geen personen kunnen identificeren in het proces van Big
Data-analyse, kan echter een gedetailleerd beeld ontstaan van de persoon
van wie de metadata afkomstig zijn.[20] De Raffinaderij werkt als
een kookpot waarin een veelheid aan analysemethoden, waaronder Hansken en ANPR,
kan worden gestopt om details aan het licht te brengen die met één enkel
analytisch instrument niet vindbaar waren. De ‘beperkte’ opvatting van het
begrip persoonsgegeven is niet toegesneden op praktijkontwikkeling zoals de
Raffinaderij. Mijns inziens is behoefte aan een wettelijke regulering van de
bescherming van data van burgers ten aanzien van de situatie waarin gecombineerde
analysemethoden uit ogenschijnlijk weinig ‘persoonlijke’ metadata een
gedetailleerd beeld van personen kunnen construeren.
De
‘passieve’ en flexibele transparantie-eis in de Wpg in verhouding tot het
heimelijke karakter van Big Data-analyses
De
betrokkene kan op grond van artikel 25 Wpg verzoeken om kennisneming van de
verwerking van politiegegevens. Deze transparantie wordt gerelativeerd door de
mogelijkheid om het verzoek tot kennisneming af te wijzen in het belang van ‘de
goede uitvoering van de politietaak’ (artikel 27 lid 1 onder a Wpg). Een
soortgelijke beperking van de transparantie omtrent de verwerking van gegevens
van een betrokkene is te vinden in artikel 15 lid 1 van Richtlijn (EU)
2016/680, waarin zelfs is bepaald dat de beperking mag worden opgelegd in het
belang van de voorkoming van strafbare feiten. Bovendien kan de ‘passieve’
transparantie in de zin van artikel 25 Wpg alleen maar worden bereikt als de
betrokkene vermoedt dat hij onderwerp van onderzoek is. In de regel zal de
betrokkene er niet van op de hoogte komen dat hij onderworpen wordt aan Big
Data-analyse voor strafvorderlijke doeleinden. De opsporingsambtenaar die
het afgeschermde gedeelte van het iRN-netwerk gebruikt om data van de
betrokkene te verzamelen en te analyseren, past immers bewust een heimelijke onderzoeksmethode
toe.
[1] E.J. Koops e.a, Juridische scan open brononderzoek. Een
analyse op hoofdlijnen van de juridische aspecten van de
iRN/iColumbo-infrastructuur en HDIeF-tools, Tilburg: TILT 2012, p. 37-38;
S. Brinkhoff, ‘Big Data datamining door de politie: ijkpunten voor een
toekomstige opsporingsmethode’, NJB 2016/5-20, p. 1401.
[2] Vgl. S.J. Eskens,
O.L. van Daalen en N.A.N.M. van Eijk, ‘Geheime surveillance en opsporing:
Richtsnoeren voor de inrichting van wetgeving’, IViR 2016; S. Brinkhoff, ‘Big
Data datamining door de politie. IJkpunten voor een toekomstige
opsporingsmethode’, NJB 2016/20, p.
1404.
[3]
Deelprojectvoorstel ‘Ontwikkeling Real
Time Analyse Framework voor het iRN Open Internet Monitor Network: iColumbo’,
mei 2011, p. 3.
[4] ‘Nationale
Politie iRN’, https://www.commit-nl.nl/universities/politie-gelderland-zuid
(geraadpleegd op 20 mei 2019).
[5] E.J. Koops e.a, Juridische
scan open brononderzoek. Een analyse op hoofdlijnen van de juridische aspecten
van de iRN/iColumbo-infrastructuur en HDIeF-tools, Tilburg: TILT 2012,
p. 7.
[6] ‘Function creep
en privacy’, Justitiële Verkenningen
2011/37-8;
[7] J.J. Oerlemans
& B.J. Koops, ‘Surveilleren en opsporen in een internetomgeving’, Justitiële
verkenningen 2012/38-5, p. 41.
[8] WRR, Big Data in een
vrije en veilige samenleving, Den Haag/Amsterdam 2016, p. 90-93 en 108.
[9] WRR, Big Data in een
vrije en veilige samenleving, Den Haag/Amsterdam 2016, p. 107.
[10] WRR, Big Data in een vrije en veilige samenleving,
Den Haag/Amsterdam 2016, p. 106 en 109.
[11] WRR, Big Data in een vrije en veilige samenleving,
Den Haag/Amsterdam 2016, p. 108-109.
[12] WRR, Big Data in een vrije en veilige samenleving,
Den Haag/Amsterdam 2016, p. 102.
[13] E.M.L. Moerel &
J.E.J. Prins, Privacy voor de homo digitalis, in: Homo digitalis, Handelingen Nederlandse Juristen Vereniging
2016/146-1, p. 19.
[14] M. den Hengst, T. ten Brink en J. ter Mors, ‘Informatiegestuurd
politiewerk in de praktijk’, Politieacademie 2017, p. 19-20.
[15] M.
den Hengst, T. ten Brink en J. ter Mors, ‘Informatiegestuurd politiewerk in
de praktijk’, Politieacademie 2017, p. 19.
[16] M.
den Hengst, T. ten Brink en J. ter Mors, ‘Informatiegestuurd politiewerk in
de praktijk’, Politieacademie 2017, p. 19-21.
[17] M. den Hengst, T.
ten Brink en J. ter Mors, ‘Informatiegestuurd politiewerk in de praktijk’,
Politieacademie 2017, p. 20.
[18] ‘Metadateren van
zaaksdossiers conform het Toepassingsmodel Metadatering Lokale Overheden’, via
https://www.gemmaonline.nl/index.php/Metadatering_van_dossiers_en_documenten
(laatstelijk geraadpleegd op 23 juni 2019).
[19] Toelichting: Big
Data analyse, Model GEB Rijksdienst (PIA), Big
Data JenV, versie 1 april 2018, p. 5.
[20] EHRM 13 september
2018, ECLI:EC:ECHR:2018:0913JUD005817013, Computerrecht
2018/252, m.nt. J.J. Oerlemans (Big
Brother Watch/Verenigd Koninkrijk).