Soms zou ik haar willen aanraken. Tegen haar praten. Het besef om een naaste voor de rest van mijn leven niet meer te kunnen zien, spreken, aanraken en horen, vind ik afschuwelijk. Het is voorstelbaar, maar toch een onaangename werkelijkheid. Bestaan na de dood van een naaste, vind ik zo ontzettend kaal. Het is letterlijk geen naaste meer hebben.
Er valt niets moois of optimistisch te zeggen over het verliezen van de belangrijkste persoon in je leven. Behalve één iets: dat diegene nooit hoeft te lijden.
Het is nu bijna een jaar dat ik alleen ben en ik krijg juist steeds meer de behoefte om mijn thuis weer te hebben. Om een naaste te hebben om naartoe te kunnen gaan; om naar haar toe te kunnen. Ik kan niets meer delen. Dat vind ik het ergst. Er is niets meer. Dit gaat niet zozeer om mij; ik had haar graag nog meer gegund. Tussen het verwachte en onverwachte en tussen de hoop en geen hoop zat een parallelle wereld, die ook vorig jaar in één keer is verdwenen. Een naaste is er niet alleen maar als referentiekader, een naaste is zo belangrijk in het leven.
Mensen zeggen dat ze het leven meer gaan waarderen door een bijna-dood-ervaring, maar zo'n "eye-opener" is helemaal niet nodig voor iemand die ervan hield om er te zijn. Zij keek uit naar het voorjaar dat ze niet meer mee zou maken. Ik vind het zo wrang dat iemands geluk en zin om te leven, in één klap wordt uitgewist. Iemand die nog zoveel had te vertellen.
Soms zou ik willen dat het scenario kon worden herschreven. Dat we wakker zouden worden in de normale situatie, zoals alles was.