maandag 23 april 2018

Erfrecht: (beneficiaire) aanvaarding van de nalatenschap en aansprakelijkheid

Overzicht
Erfrecht: uiterste wilsbeschikkingen, executeurs en testamentair bewind
1.    Gevolgen van de erfopvolging;
1.1  Aansprakelijkheid;
1.2  Verklaring van erfrecht en derdenbescherming;
2.    Aanvaarding en verwerping van de nalatenschap;
2.1  Zuivere aanvaarding;
2.2  Beneficiaire aanvaarding;
2.3  Wet bescherming erfgenamen tegen schulden

1. Gevolgen van de erfopvolging
De erfgenamen volgen de erflater van rechtswege op in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap (art. 4:182 lid 1 BW). De eerste zin geldt niet, wanneer de nalatenschap ingevolge art. 4:13 BW (toepassing wettelijke verdeling indien de erflater een echtgenoot en ten minste één kind achterlaat) wordt verdeeld; in dat geval volgt de echtgenoot van rechtswege op in het bezit en houderschap van de erflater. De erfgenamen worden schuldenaar van de schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan. Is een prestatie deelbaar, dan is ieder van de erfgenamen verbonden voor een deel, evenredig aan het erfdeel (art. 4:182 lid 2 BW).

Een erfgenaam kan de goederen van de nalatenschap met inbegrip van die welke de erflater op het tijdstip van zijn overlijden voor derden hield, opvorderen van iedere derde die de goederen zonder recht (met de nadruk op houden zonder recht) houdt (hereditatis petitio). Is de wettelijke verdeling toegepast (art. 4:13 BW), dan komt deze bevoegdheid toe aan de echtgenoot van de erflater (art. 4:183 BW).

1.1 Aansprakelijkheid
Schuldeisers van de nalatenschap kunnen hun vorderingen op de goederen van de nalatenschap verhalen (art. 4:184 lid 1 BW). De schuldeisers kunnen zich tevens op de privégoederen van de erfgenaam verhalen, omdat de aansprakelijkheid van de erfgenamen gezamenlijk in beginsel niet beperkt is tot de nalatenschap.

Op deze hoofdregel wordt een aantal uitzonderingen gemaakt, zoals blijkt uit art. 4:184 lid 2 BW. Een erfgenaam is niet verplicht om een schuld van de nalatenschap uit eigen vermogen te voldoen, tenzij hij:
a. zuiver aanvaardt, behalve voor zover de schuld niet op hem rust of hij deze geheel of gedeeltelijk niet hoeft te voldoen ingevolge art. 4:194a lid 2 BW, onverminderd de artikelen 4:14 lid 3 BW en 4:87 lid 5 BW;
b. de voldoening van de schuld verhindert en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt;
c. goederen van de nalatenschap opzettelijk aan het verhaal van de schuldeisers onttrekt;
d. vereffenaar van de nalatenschap is en verwijtbaar in ernstige mate tekortschiet.

Wanneer de erfgenaam beneficiair aanvaardt, kunnen de schuldeisers van de nalatenschap zich op het vermogen van de erfgenaam slechts verhalen tot de waarde van hetgeen de erfgenaam uit de nalatenschap heeft ontvangen (art. 4:184 lid 3 BW).

De erfgenamen krijgen de tijd voor beraad, mits ten minste één van hen beneficiair heeft aanvaard. Gedurende drie maanden na het overlijden van de erflater kan op de goederen van de nalatenschap geen verhaal worden genomen, tenzij de schuldeiser in geval van faillissement van de erflater wél tot verhaal op de goederen van de nalatenschap over had kunnen gaan (art. 4:185 lid 1 BW). Gedurende en na afloop van de termijn van drie maanden kan de kantonrechter bepalen dat maatregelen tegen de schuldeisers worden genomen. Verlenging van beschermingsmaatregelen tegen bepaalde schuldeisers is mogelijk (art. 4:185 lid 3 BW). Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe nopen om tegen de mogelijkheid van verhaal op de nalatenschap een dam op te werpen (art. 4:185 leden 2 en 3 BW). Het gaat om een discretionaire bevoegdheid van de kantonrechter.

1.2 Verklaring van erfrecht en derdenbescherming
De feiten die voor de rechtstoestand van de opengevallen nalatenschap van belang zijn, worden bijgehouden in het boedelregister (art. 4:186 lid 1 BW). De notaris die bij de afwikkeling van de nalatenschap is betrokken, doet zich in het register inschrijven (art. 4:186 lid 2 BW).

De verklaring van erfrecht is een formaliteit die in de rechtspraktijk is ontwikkeld. De verklaring van erfrecht is van belang voor de bescherming van derden. De derde die is afgegaan op de in een verklaring van erfrecht (art. 4:188 BW) vermelde feiten, geldt  te dezen als te goeder trouw (art. 4:187 lid 1 BW). De schuldenaar die op grond van de in een verklaring van erfrecht vermelde feiten heeft betaald aan een onbevoegde, kan het verweer van de bevrijdende betaling voeren (art. 4:187 lid 2 BW), tenzij de derde wist of er door grove nalatigheid niet van op de hoogte was, dat de inhoud van de verklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt (art. 4:187 lid 3 BW).

De verklaring van erfrecht is een notariële akte, waarin onder meer wordt vermeld (art. 4:188 lid 1 onder a-e BW):
a. dat een of meer in de verklaring genoemde personen, al dan niet voor bepaalde erfdelen, erfgenaam zijn of de enige erfgenamen zijn, met vermelding of zij de nalatenschap reeds hebben aanvaard;
b. dat al dan niet aan de echtgenoot van de erflater een vruchtgebruik toekomt;
c. dat al dan niet het beheer van de nalatenschap aan executeurs, bewindvoerders of vereffenaars is opgedragen.

2. Aanvaarding en verwerping van de nalatenschap
Een erfgenaam kan de nalatenschap aanvaarden of verwerpen. De aanvaarding kan zuiver geschieden of onder voorrecht van boedelbeschrijving (art. 4:190 lid 1 BW). Het voorrecht van boedelbeschrijving wordt in de rechtspraktijk sinds jaar en dag aangeduid als "beneficiaire aanvaarding". Zoals ik uiteen zal zetten, houdt de beneficiaire aanvaarding niet in dat de erfgenaam niet in zijn eigen vermogen kan worden aangesproken. Wel heeft de beneficiaire aanvaarding een belangrijke beperking van de aansprakelijkheid tot gevolg, waarmee de erfgenaam slechts kan "verliezen" wat hem uit de nalatenschap is toegekomen. De zuivere aanvaarding of beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap geschiedt onherroepelijk: is eenmaal de keuze gemaakt, dan kan deze niet ten gunste van de erfgenaam worden teruggedraaid (art. 4:190 lid 4 BW).

De erflater kan de keuze van de erfgenamen niet beperken. De erfgenaam kan niet vóór het openvallen van de nalatenschap een beslissing over de aanvaarding nemen (art. 4:190 lid 2 BW). De zuivere of beneficiaire aanvaarding geschiedt onvoorwaardelijk en zonder tijdsbepaling. Een deel van het erfdeel aanvaarden is onmogelijk. Een deel dat krachtens vervulling van een door de erflater aan de erfstelling verbonden voorwaarde aan de erfgenaam toekomt, kan wel afzonderlijk worden aanvaard of verworpen (art. 4:190 lid 3 BW).

De Wet bescherming erfgenamen tegen (onverwachte) schulden (Kamerstukken II 2015/16, 34224, nr. 226) heeft een flinke nuance aangebracht in de volledige aansprakelijkheid die in beginsel de consequentie is van de zuivere aanvaarding van een nalatenschap. Van het "onherroepelijke" van de zuivere aanvaarding met werking ex tunc (art. 4:190 lid 4 BW) kan geen sprake meer zijn.

2.1 Zuivere aanvaarding
De zuivere aanvaarding wordt gedaan door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring ter griffie van de rechtbank; de verklaring wordt in het boedelregister ingeschreven (art. 4:191 lid 1 BW). Indien een erfgenaam zijn keuze nog niet heeft gedaan, kan de kantonrechter hem op verzoek van een belanghebbende een termijn stellen (art. 4:192 lid 2 BW). Laat de erfgenaam de termijn verstrijken, dan wordt hij geacht de nalatenschap zuiver te aanvaarden (art. 4:192 lid 3 BW). Wanneer een of meer mede-erfgenamen beneficiair aanvaarden, wordt de erfgenaam die nog geen keuze heeft gedaan, geacht beneficiair te aanvaarden (art. 4:192 lid 4 BW). Binnen drie maanden na kennisname van de beneficiaire aanvaarding door de mede-erfgenamen kan de erfgenaam die nog geen keuze heeft gedaan, alsnog zuiver aanvaarden of verwerpen.

Het "onvoorwaardelijke" van de zuivere aanvaarding is relatief: de erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een uiterste wil die voor de erfgenaam nadelige lasten en legaten bevat, kan binnen drie maanden het verzoek doen om alsnog beneficiair te aanvaarden. De overige schulden van de nalatenschap komen niettemin ten laste van het gehele vermogen van de erfgenaam (art. 4:194 lid 1 BW).

Een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam kan niet zuiver voor hem aanvaarden; voor verwerping van de nalatenschap door de vertegenwoordiger is toestemming van de kantonrechter vereist (art. 4:193 lid 1 BW). De vertegenwoordiger is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop (een deel van) de nalatenschap aan de erfgenaam toekomt (art. 4:193 lid 1 BW). Als de wettelijk vertegenwoordiger van de erfgenaam de termijn voor verwerping laat verstrijken, is de erfgenaam evenwel niet gebonden aan de zuivere aanvaarding en de daaraan verbonden volledige aansprakelijkheid; de erfgenaam wordt geacht in dat geval beneficiair te aanvaarden (art. 4:193 lid 2 BW).

2.2 Beneficiaire aanvaarding
Evenals de zuivere aanvaarding van de nalatenschap, is de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving onherroepelijk en heeft de aanvaarding werking ex tunc (art. 4:190 leden 1 en 4 BW). De beneficiaire aanvaarding geschiedt bij verklaring (art. 4:191 lid 1 BW).

De beneficiaire aanvaarding vormt één van de gronden voor de verplichting tot de wettelijke vereffening van de nalatenschap (artikelen 4:195 en 4:202 lid 1 onder a BW). Heeft de erfgenaam die beneficiair heeft aanvaard, een schuld van de nalatenschap uit zijn eigen overig vermogen voldaan, dan treedt hij tot het einde van de vereffening op als schuldeiser van de nalatenschap voor het bedrag van de schuld in de rang die de door hem voldane schuld had. Hetzelfde geldt ten aanzien van de voldoening van een last uit eigen vermogen (art. 4:200 leden 1 en 3 BW).

2.3 Wet bescherming erfgenamen tegen schulden
De erfgenaam die nog geen keuze heeft gemaakt omtrent het aanvaarden van de nalatenschap, kan door bepaalde gedragingen worden aangemerkt als een erfgenaam die de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Wat de "stilzwijgende aanvaarding" inhoudt, is altijd twijfelachtig geweest. De dreiging van een stilzwijgende zuivere aanvaarding, met alle gevolgen van dien, leidde ertoe dat erfgenamen schroomden om enige handeling met betrekking tot de nalatenschap te verrichten. In 2013 heeft de wetgever een factsheet "Zuiver aanvaarden van een nalatenschap uit erfenis" gepubliceerd. Daarmee werd getracht om te verduidelijken welke handelingen wél en welke handelingen níet tot zuivere aanvaarding leiden.

Het leeghalen van de woning en bepalen wat er met de spullen gebeurt, het zonder voorbehoud voldoen van schulden van de nalatenschap, het als erfgenaam deelnemen aan de verdeling van de nalatenschap, het erkennen van schulden, het ondertekenen van een bankverklaring voor het vrijgeven van het tegoed van de erflater worden in de factsheet (2013) genoemd als voorbeelden van gedragingen die leiden tot zuivere aanvaarding.

Op de voorbeelden valt het nodige aan te merken. Dat het "bepalen wat er met de spullen gebeurt" duidt op beheershandelingen die tot zuivere aanvaarding leiden is begrijpelijk, maar leidt de enkele ontruiming van de woning tot zuivere aanvaarding? Het is in dat opzicht nogal verwarrend dat wel de "beherende" maatregelen, maar pertinent niet de "bewarende" maatregelen met betrekking tot de boedel tot zuivere aanvaarding leiden. Nog enkele regels die tot verwarring kunnen leiden: de bankverklaring leidt wel, maar het beleggen van contanten op een rekening-courant niet tot zuivere aanvaarding; het opmaken van de boedelbeschrijving leidt niet tot zuivere aanvaarding, maar een machtiging tot het "afwikkelen" van de nalatenschap (de afwikkeling van een nalatenschap is geen erkende rechtsfiguur!) leidt wel tot zuivere aanvaarding.

Het meest verwarrend is dat de wetgever aangeeft dat degene die zich als "heer en meester" over de nalatenschap gedraagt, zuiver aanvaardt, waarbij beheershandelingen worden genoemd; vervolgens wordt gesteld dat beheershandelingen niet leiden tot zuivere aanvaarding. Een praktisch probleem is hoe erfgenamen omgaan met schuldeisers. De erfgenaam die toegeeft aan de intimidatie door een schuldeiser van de nalatenschap, aanvaardt reeds om het handelen uit vrees voor vergaande consequenties. De gemiddeld genomen niet juridisch onderlegde of niet goed begrijpend lezende erfgenaam wordt opgescheept met een volledige aansprakelijkheid.

De Wet bescherming erfgenamen tegen schulden (8 juni 2016) heeft belangrijke veranderingen gebracht in de "onherroepelijkheid" van een bewust gekozen zuivere aanvaarding en de stilzwijgende zuivere aanvaarding als hiervoor aangestipt.

Wat een stilzwijgende aanvaarding inhoudt, wordt sinds de inwerkingtreding van de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden bepaald door art. 4:192 lid 1 BW.  Een erfgenaam gedraagt zich zonder ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaardend erfgenaam, als hij goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt. Het gevolg is dat hij door de genoemde handelingen zuiver aanvaardt, tenzij hij reeds zijn keuze heeft gedaan.

Het onherroepelijke karakter van een eenmaal gedane keuze voor zuivere aanvaarding van de nalatenschap wordt sterk gerelativeerd door art. 4:194a BW. Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van nalatenschap, die hij niet kende en niet behoorde te kennen, kan alsnog worden gemachtigd om beneficiair te aanvaarden, indien hij binnen drie maanden na de ontdekking van de onbekende schuld een verzoek daartoe doet aan de kantonrechter (art. 4:194a lid 1 BW). De zuivere aanvaarding is daarmee niet langer onvoorwaardelijk en onherroepelijk, ondanks de strekking van art. 4:190 leden 3 en 4 BW.

Een machtiging tot beneficiaire aanvaarding kan zelfs op een zeer laat tijdstip worden verzocht, namelijk na het stadium van de vereffening of zelfs de verdeling van de nalatenschap. Ook op dat moment is doorslaggevend dat de erfgenaam de schuld van de nalatenschap niet had behoren te kennen. Alsdan kan de erfgenaam die door de kantonrechter wordt gemachtigd, na de verdeling van de nalatenschap alsnog beneficiair aanvaarden. De onherroepelijkheid en werking ex tunc van een zuivere aanvaarding kunnen niet helemaal overboord worden gegooid: worden na de vastlegging van de keuze geen onbekende schulden ontdekt, dan geldt de aanvaarding (hetzij zuiver, hetzij beneficiair) onverkort. De onvoorwaardelijkheid van een zuivere aanvaarding wordt wel in sterke mate aangetast. Feitelijk heeft de komst van art. 4:194a BW tot gevolg dat de zuivere aanvaarding voortaan geschiedt onder het voorbehoud dat ook na de verdeling van de nalatenschap géén onbekende schulden aan het licht zullen komen: "de nalatenschap wordt zuiver aanvaard; worden later schulden ontdekt, dan zal de nalatenschap beneficiair worden aanvaard".