donderdag 5 april 2018

Bescherming van meerderjarigen: curatele en bewind (I): curatele

Overzicht
1.     Algemeen kader: handelingsonbekwaamheid en onbevoegdheid;
2.     Curatele;
2.1   Verzoek tot het onder curatele stellen van een persoon;
2.2   Provisioneel bewind;
2.3   Aanvang van de curatele;
2.4   In welke gevallen is de onder curatele gestelde handelingsbekwaam?;
2.5   Benoeming curator en kwaliteitseisen professionele curatoren;
2.6   Overeenkomstige toepassing regelingen bijzondere curator en voogdij;
2.7   Publicatie en openbare registers;
2.8   Einde curatele

1. Algemeen kader: handelingsonbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid 
De rechtsgevolgen van curatele en bewind zijn verschillend. Curatele brengt handelingsonbekwaamheid met zich, onderbewindstelling van het vermogen (niet: onderbewindstelling van een persoon, want die rechtsfiguur bestaat niet) van een meerderjarige leidt tot handelingsonbevoegdheid. Handelingsonbekwaamheid is het algehele onvermogen om onaantastbaar rechtshandelingen te verrichten. Minderjarigen die zonder toestemming van een wettelijke vertegenwoordiger handelen (art. 1:234 BW) en onder curatele gestelden (art. 1:381 lid 2 BW) zijn handelingsonbekwaam. Van de handelingsonbekwaamheid en handelingsonbevoegdheid, twee uitsluitend juridische begrippen, moet worden onderscheiden de "wilsonbekwaamheid" of feitelijke onbekwaamheid, het onvermogen om zelf verantwoord beslissingen te nemen, het onvermogen om informatie te begrijpen en de consequenties van een beslissing te overzien, onder meer als gevolg van een geestesziekte, zwakzinnigheid of dementie. Via curatele, onderbewindstelling van het vermogen of mentorschap kan wilsonbekwaamheid tot handelingsonbekwaamheid respectievelijk -onbevoegdheid leiden.

Handelingsonbevoegdheid is het onvermogen om bepaalde rechtshandelingen onaantastbaar te verrichten. Onderbewindstelling leidt tot handelingsonbevoegdheid (art. 1:438 BW), evenals mentorschap (art. 1:453 BW). Andere voorbeelden van handelingsonbevoegdheid worden gevonden in art. 1:88 en 1:89 BW (rechtshandelingen die de toestemming van de andere echtgenoot behoeven) en 3:43 BW (handelingen van rechterlijk ambtenaren en overige bekleders van openbaar gezag).

1.1 Gevolgen: vernietigbaarheid en nietigheid van rechtshandelingen
Een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar. Meerzijdig of eenzijdig gerichte rechtshandelingen zijn vernietigbaar. Een eenzijdig ongerichte rechtshandeling van een onbekwame is nietig (art. 3:32 lid 2 BW). In het geval van onbevoegdheid als bedoeld in art. 3:43 BW wordt de nietigheidssanctie vermeld. De handelingsonbevoegdheid die het gevolg is van het ontbreken van de toestemming van de andere echtgenoot, brengt vernietigbaarheid van de rechtshandeling met zich.

1.2 Geestelijke stoornissen en feitelijke onbekwaamheid tegenover juridische onbekwaamheid
Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). Heeft een geestelijk gestoorde iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis de redelijke waardering van de betrokken belangen belet of de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan (art. 3:34 lid 1 BW). De rechtsgevolgen van het verrichten van een rechtshandeling door de geestelijk gestoorde c.q. feitelijk onbekwame, zijn neergelegd in art. 3:34 lid 2 BW: het ontbreken van de wil maakt de eenzijdig of meerzijdig gerichte rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdig ongerichte rechtshandeling is nietig.

De juridische onbekwaamheid als gevolg van curatele heeft hetzelfde rechtsgevolg ten aanzien van de door de onbekwame verrichte rechtshandelingen: zij zijn vernietigbaar, indien en voor zover zij eenzijdig of meerzijdig gericht zijn (art. 3:32 lid 2 BW). Het verschil tussen feitelijke onbekwaamheid als gevolg van een geestesstoornis en juridische onbekwaamheid als gevolg van curatele schuilt in de bescherming van de wederpartij. Het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil kan niet worden tegengeworpen aan de partij die gerechtvaardigd vertrouwde op de wilsverklaring van de geestelijk gestoorde, bijvoorbeeld als het hem in het geheel niet duidelijk was dat zijn wederpartij onder invloed van een psychische stoornis handelde (art. 3:35 BW). In het geval van curatele kan echter geen beroep worden gedaan op het gerechtvaardigd vertrouwen. De bescherming door art. 3:35 BW gaat niet op, omdat curatele in de openbare registers en in de Staatscourant worden gepubliceerd (art. 3:390 en 3:391 BW).

2. Curatele
Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke aandoening of geestesstoornis, dan wel verslaving aan drank of drugs (art. 1:378 lid 1 BW). De curatele wordt slechts opgelegd, indien een voldoende belangenbehartiging niet met een minder verstrekkende voorziening kan worden bereikt. De curatele heeft niet alleen betrekking op vermogensrechtelijke belangen. Ook de aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding overeenkomstig art. 1:453 en 1:454 BW (mentorschap) zijn van toepassing op de belangenbehartiging door de curator (art. 1:381 lid 4 BW). De aansprakelijkheid van de curator wordt ook geregeld via art. 1:381 lid 4 jo. 454 lid 2 BW.

Curatele en meerderjarigenbewind en curatele en mentorschap sluiten elkaar uit (art. 1:389 lid 1 onder c, 1:449 lid 1 en 1:462 lid 1 BW). Dit is logisch, aangezien curatele alles omvat wat het bewind en mentorschap ieder afzonderlijk beogen te beschermen. Naast de bescherming van het vermogen en de behartiging van de zorgbelangen door de curator zou geen behoefte bestaan aan een bewind of mentorschap.

Zoals hiervoor onder 1.2 vermeld, wordt de curatele in de Staatscourant en openbare registers gepubliceerd (art. 3:390 en 3:391 BW). De publicatie is relevant met betrekking tot het ontbreken van rechtsbescherming van partijen die rechtshandelingen verrichten met de onder curatele gestelde. De rechtshandeling die door de onder curatele gestelde wordt verricht, kan worden vernietigd. De wederpartij zal nu geen beroep kunnen doen op het gerechtvaardigd vertrouwen.

2.1 Het verzoek tot het onder curatele stellen van een persoon
De curatele kan worden verzocht door de betrokkene, zijn echtgenoot of geregistreerde partner of een andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge art. 1:253sa (gezamenlijk gezag van ouder tezamen met een ander dan een ouder, zijnde een echtgenoot of geregistreerd partner) of 1:253t (gezag van een ouder samen met een niet-ouder), zijn voogd, zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 1.19 en zijn mentor als bedoeld in titel 1.20 (art. 1:379 lid 1 BW). De curatele kan ook door het OM of een inrichting worden verzocht. In dat geval vermeldt het verzoekschrift waarom de in het eerste lid genoemde personen (bloedverwanten in de zijlijn vanaf de derde graad uitgezonderd) niet tot het verzoek zijn overgegaan (art. 1:379 lid 2 BW).

2.2 Provisioneel bewind
Ten behoeve van de curandus (de persoon voor wie het verzoek tot curatele aanhangig is) kan op verzoek of door ambtshalve door de rechter een provisionele bewindvoerder worden benoemd (art. 1:380 lid 1 BW). De bevoegdheden van de provisionele bewindvoerder worden in de beschikking geregeld. De rechter kan het bewind over bepaalde of alle goederen opdragen. Ook andere bevoegdheden kunnen aan de provisionele bewindvoerder worden opgedragen, met dien verstande dat aan hem géén bevoegdheden kunnen worden toegekend die de curator niet heeft (art. 1:380 lid 2 BW). Let erop, dat de onder curatele gestelde niet onbekwaam is vanwege een opname in een inrichting. Toepassing van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) brengt niet zonder meer handelingsonbekwaamheid mee.

Degene wiens curatele is verzocht, kan met betrekking tot de onder het provisioneel bewind gestelde goederen, zonder medewerking van de bewindvoerder geen beheers- en beschikkingsdaden verrichten, noch overeenkomsten aangaan strekkende tot beschikking over die goederen (art. 1:380 lid 2 laatste volzin BW). De beheers- en beschikkingsonbevoegdheid en de onbevoegdheid om zonder medewerking van de bewindvoerder obligatoire overeenkomsten tot beschikking (goederenrechtelijke rechtshandeling) wordt beantwoord met de nietigheidssanctie.

Wat beheer inhoudt, heb ik eerder besproken onder 2.1 van Huwelijksvermogensrecht: gemeenschap van goederen en ontbinding van de gemeenschap. Een definitie van "beheer" is gegeven in art. 3:170 leden 1 en 2 BW: handelingen dienende tot gewoon onderhoud en handelingen ter normale exploitatie van een goed. Beschikkingsbevoegdheid heeft betrekking op het verrichten van een goederenrechtelijke rechtshandeling, waaronder vervreemding, bezwaring en vestiging van beperkte rechten (zie art. 3:81 en 3:83 BW). Het sluiten van obligatoire overeenkomsten in het kader van een goederenrechtelijke rechtshandeling kan een hybride karakter dragen, waarvan sprake is als  beschikkingshandelingen leiden tot beheershandelingen (voorbeeld: de vervreemding houdt verband met de normale exploitatie van het goed). Om uit te sluiten dat de persoon die zonder medewerking van de provisionele bewindvoerder beheersonbevoegd is, goederen aan het bewind kan onttrekken door op grond van een obligatoire overeenkomst beschikkingsdaden te verrichten, is expliciet vermeld dat zonder medewerking van de bewindvoerder géén obligatoire overeenkomsten strekkende tot beschikking kunnen worden aangegaan (art. 1:380 lid 2 BW, laatste zinsnede).

In de beschikking kan worden bepaald dat schulden die degene wiens curatele is verzocht, na de bekendmaking van de benoeming van de provisionele bewindvoerder maakt, op de onder bewind gestelde goederen gedurende dit bewind en de curatele, indien deze volgt, niet kunnen worden verhaald (art. 1:380 lid 3 BW). Op de dag waarop de taak van curator aanvangt, eindigt het provisioneel bewind. De provisionele bewindvoerder is verplicht ten overstaan van de rechter aan de curator rekening en verantwoording af te leggen. Wordt de provisionele bewindvoerder zelf tot curator benoemd, dan wordt rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd (art. 1:383 lid 11 BW). Het provisioneel bewind eindigt, indien het verzoek tot ondercuratelestelling wordt afgewezen, daags na de uitspraak en uiterlijk daags na het in kracht van gewijsde gaan van de afwijzing van het verzoek tot curatele, tenzij de rechter anders bepaalt (art. 1:383 lid 12 BW).

2.3 Aanvang van de curatele
De curatele werkt met ingang vanaf de dag waarop zij is uitgesproken. Is de curatele reeds vóór de meerderjarigheid uitgesproken (art. 1:378 lid 2 BW), dan werkt de curatele vanaf het bereiken van de meerderjarigheid (art. 1:381 lid 1 BW). Van deze tijdstippen is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten (art. 1:381 lid 2 BW). De taak van de curator vangt aan daags nadat de beslissing houdende de benoeming van de curator is verstrekt of verzonden (art. 1:383 lid 11 BW).

Indien de beschikking houdende de benoeming van de curator in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd, blijven de door de curator (of met zijn toestemming) verrichte rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde verbindend (art. 1:384 BW); vgl. art. 13 Faillissementswet.

2.4 In welke gevallen is de onder curatele gestelde handelingsbekwaam?
Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van de curator, voor zover de curator bevoegd is om rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten (art. 1:381 lid 3 BW). Ingevolge art. 1:386 lid 1 BW zijn de omtrent het bewind van de voogd gegeven voorschriften van overeenkomstige toepassing (zie art. 1:337-371a BW). De curator heeft dus een machtiging van de kantonrechter nodig voor rechtshandelingen zoals het aangaan van overeenkomsten strekkende tot de verkoop van een onroerende zaak (art. 1:381 lid 3 jo. 1:386 lid 1 jo. 1:345 lid 1 onder a BW). De toestemming van de curator kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel en moet schriftelijk worden verleend (art. 1:381 lid 3 laatste volzin BW).

De onder curatele gestelde is bekwaam over gelden ten behoeve van levensonderhoud te beschikken (art. 1:381 lid 5 BW). De onder curatele gestelde blijft bekwaam om in curatelezaken in rechte op te treden (art. 1:381 lid 6 BW).

2.4.1 Curatele uit hoofde van drank- of drugsmisbruik en handelingsbekwaamheid
Hij die uit hoofde van gewoonte van drank- of drugsmisbruik onder curatele is gesteld, blijft bekwaam tot het verrichten van familierechtelijke handelingen (art. 1:382 BW). De onder curatele gestelde mag met toestemming van de curator of vervangende toestemming van de kantonrechter, een huwelijk aangaan (art. 1:37 BW). Vóór het huwelijk kunnen huwelijkse voorwaarden worden gemaakt of gewijzigd met toestemming van de curator of vervangende toestemming van de kantonrechter (art. 1:117 lid 1 in samenhang met art. 1:37 BW). De echtgenoot die onder curatele staat, kan staande het huwelijk met toestemming van de curator huwelijkse voorwaarden maken of wijzigen (art. 1:118 BW). Zij die op een andere grond dan wegens een lichamelijke of geestelijke stoornis onder curatele staan, kunnen uiterste wilsbeschikkingen maken (art. 4:55 lid 1 BW). De toestemming van de curator of rechter wordt in dit geval niet genoemd.

2.4.2 Curatele uit hoofde van een geestesstoornis of lichamelijke aandoening en handelingsbekwaamheid
De persoon die uit hoofde van een lichamelijke of geestelijke stoornis onder curatele staat, mag slechts met toestemming van de rechter een huwelijk aangaan (art. 1:38 BW). Het erkennen van een kind mag slechts na toestemming van de kantonrechter (art. 1:204 lid 5 BW). Ook uiterste wilsbeschikkingen kunnen alleen na toestemming van de kantonrechter worden gemaakt (art. 4:55 lid 2 BW).

2.5 Benoeming curator en kwaliteitseisen professionele curatoren
De rechter volgt bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten (art. 1:383 lid 2 BW). Heeft de betrokkene geen voorkeur geuit, dan wordt bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner of een andere levensgezel tot curator benoemd. Ontbreekt een of andere levensgezel, dan gaat de voorkeur uit naar ouders, kinderen, broers of zussen. Huwt de onder curatele gestelde, gaat hij een geregistreerd partnerschap aan of krijgt hij een andere levensgezel, die niet onder curatele staat, dan kan de nieuwe echtgenoot/partner/vriend/vriendin in de plaats van de tegenwoordige curator worden benoemd (art. 1:383 lid 3 BW). De voorkeur voor een curator die een vertrouwensband heeft met betrokkene komt dus in de wet tot uitdrukking.

Ook een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid kan tot curator worden benoemd (art. 1:383 lid 4 BW). Het is mogelijk om twee curatoren te benoemen. Ieder van hen kan de taken alleen verrichten. Zo nodig stelt de kantonrechter een taakverdeling op. Ontstaat er een meningsverschil tussen de curatoren, dan beslist de kantonrechter op verzoek van één van hen of op verzoek van een instelling als bedoeld in art. 1:379 lid 2 BW. De kantonrechter kan ook de beloning bepalen om geschillen over de verdeling van de beloning te voorkomen (art. 1:383 lid 10 BW).

De professionele curator (= curator ten behoeve van drie of meer personen) komt alleen in aanmerking voor benoeming, als hij wat betreft zijn bedrijfsvoering en scholing, alsmede de werving, scholing en toezicht op personeel voldoet aan de eisen uit het Besluit kwaliteitseisen curatoren, alsmede aan de verplichtingen bedoeld in art. 1:386 lid 3 BW (plicht tot het openen van een bankrekening) en art. 3:15i BW (het voeren van de administratie) (art. 1:383 lid 7 BW). De professionele curator legt aan de kantonrechter over (art. 1:386 lid 8 BW): (a) een verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen voldoet, (b) een accountantsverslag als bedoeld in art. 2:393 lid 1 BW en een accountantsverklaring omtrent de bedrijfsbalans (art. 2:10 BW) en de jaarrekening (titel 2.9). Vrijgesteld van overleg van de accountantsverklaring zijn banken, notarissen, gerechtsdeurwaarders en accountants (art. 1:383 lid 9 BW).  

2.5.1 Categoriale uitsluiting van personen die tot curator kunnen worden benoemd 
De volgende personen kunnen niet tot curator worden benoemd (art. 1:383 lid 5): (a) handelingsonbekwamen, (b) zij ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld, (c) de bewindvoerder van de onder curatele gestelde in de zin van art. 287 lid 3 Fw (schuldsaneringsbewindvoerder), (d) een direct betrokken of behandelend hulpverlener, (e) personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of begeleid en (f) personen, onder meer door (groot)aandeelhouderschap of economische eenheid (art. 2:24b BW) verbonden met de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of begeleid (art. 1:383 lid 5 onder f onder 1-3 BW).

Evenmin tot curator benoemd kunnen worden zij van wie één of meer goederen onder een bewind als bedoeld in titel 1.19 staan, zij die in staat van faillissement verkeren en zij ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) van toepassing is. Gaat het echter om een persoon als bedoeld in art. 1:383 lid 3 BW en wordt het bewind van de onder curatele gestelde door een medecurator gevoerd, dan geldt deze uitsluiting niet (art. 1:383 lid 6 BW).

2.6 Overeenkomstige toepassing regelingen bijzondere curator en voogdij
De schakelbepaling van art. 1:385 BW verklaart de volgende regelingen van overeenkomstige toepassing op de curatele:
a. art. 1:250 inzake de benoeming van een bijzondere curator;
b. art. 1:280 onder b betreffende de aanvang van de voogdij;
c. art. 1:281 lid 1 onder a en lid 2 over het einde van de voogdij;
d. art. 1:322 lid 1 onder a en c betreffende het ontslag van de voogdij;
e. art. 1:324 betreffende de onbevoegdheid tot de voogdij;
f. art. 1:336 betreffende toezicht van de voogd over de minderjarige;
g. art. 1:372-377 inzake de rekening en verantwoording bij het einde van de voogdij.

2.6.1 Doelmatige belegging, verslaglegging en wenselijkheid voortduren curatele
De curator doet na verloop van vijf jaren verslag van het verloop van de curatele. Hij laat zich uit over de wenselijkheid van het voortduren van de curatele (art. 1:385 lid 2 BW). Op het bewind van de curator zijn de omtrent het bewind van de voogd gegeven voorschriften van toepassing, met dien verstande dat de curator jaarlijks de rekening en verantwoording van zijn bewind indient, anders dan art. 1:359 lid 1 BW voor de voogd voorschrijft (art. 1:386 lid 1 BW).

De curator draagt zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de onder curatele gestelde, voor zover dit niet besteed hoeft te worden voor een voldoende verzorging (art. 1:386 lid 2 BW). De curator is verplicht om zo spoedig mogelijk een rekening te openen voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt (art. 1:386 lid 3 BW).

2.7 Publicatie en openbare registers
Alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, almede beschikkingen tot provisioneel bewind, worden binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, gepubliceerd in de Staatscourant (art. 1:390 BW).

In het openbaar register worden de rechtsfeiten aangetekend die betrekking hebben op curatele en bewind als bedoeld in titel 1.19. Onderdeel 2 van art. 1:391 lid 1 BW verplicht tot het publiceren van uittreksels van de rechterlijke beslissingen van:
a. instelling, opheffing of verlenging van de curatele;
b. instelling, opheffing of verlenging van het bewind wegens verkwisting dan wel het hebben van problematische schulden (art. 284 lid 1 Faillissementswet).

Onderdeel 3 van art. 1:391 lid 1 BW is geen verplichte publicatie. De kantonrechter kan namelijk bepalen dat een beschikking tot onderbewindstelling van het vermogen wegens een lichamelijke of geestelijke stoornis in het register als bedoeld in art. 1:391 wordt ingeschreven (art. 1:391 lid 1 onder 3 BW jo. 1:436 lid 3, derde volzin BW). Dit is een discretionaire bevoegdheid.

2.8 Einde curatele
In art. 1:389 BW worden de manieren genoemd waarop de curatele kan eindigen. Zo eindigt de curatele door het verstrijken van de tijdsduur waarvoor zij is ingesteld (art. 1:389 lid 1 onder a BW). Aangezien curatele enerzijds en bewind of mentorschap anderzijds elkaar uitsluiten, bepaalt art. 1:389 lid 1 onder c BW dat de curatele kan worden omgezet in een bewind op grond van titel 1.19 of mentorschap op grond van titel 1.20 BW.

Degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken (art. 1:379 BW), alsmede de curator, kan verzoeken om verlenging van de curatele. Tegen de afwijzing van het verzoek staat geen hogere voorziening open (art. 1:389 lid 3 BW).