dinsdag 3 april 2018

De rechtspositie van gevangenen krachtens de Penitentiaire beginselenwet (PBW) en Penitentiaire Maatregel (PM) II: bezwaar, beklag en beroep

Overzicht
Deel I: rechtspositie van gevangenen en a-dwangbehandeling en b-dwangbehandeling van gedetineerden met een psychische stoornis
7.      Beklag en beroep;
7.1    Beklag (commissie van toezicht);
7.2    Beroep (commissie Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, RSJ);
7.3    Bezwaar- en verzoekschriftprocedure (selectiefunctionaris);
7.3.1 Beroep inzake plaatsing, overplaatsing, deelname aan een penitentiair programma of verlof (beroepscommissie RSJ);
7.4    Klachten- en beroepsprocedure medisch handelen (Medisch Adviseur);
7.4.1 Beroep (commissie RSJ)

7. Beklag en beroep
7.1 Beklag (commissie van toezicht)
Een gedetineerde kan bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende beslissing (art. 60 lid 1 PBW). De directeur dient de gedetineerde in de gelegenheid te stellen om beklag te doen (art. 60 lid 3 PBW). Het klaagschrift wordt uiterlijk op de zevende dag nadat de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing, ingediend (art. 61 lid 5 PBW).

De beklagcommissie bestaat uit drie leden, benoemd door de commissie van toezicht die is toegewezen aan de inrichting (vgl. art. 1 onder k en l en art. 7 PBW) (art. 62 lid 1 PBW). In art. 11-20 PM zijn de regels te vinden over de samenstelling van de commissie van toezicht en de beklagcommissie en de bevoegdheden van de commissie van toezicht.

Indien het beklag van kennelijk eenvoudige aard, kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of gegrond wordt geacht, kan de voorzitter van de beklagcommissie het klaagschrift enkelvoudig afdoen (art. 62 lid 2 PBW). In dat geval kan van de mondelinge behandeling worden afgezien (art. 64 lid 1 PBW). De behandeling kan te allen tijde worden verwezen naar de voltallige beklagcommissie (art. 62 lid 3 PBW).

De directeur dient zo spoedig mogelijk inlichtingen te doen aan de beklagcommissie, tenzij hij het klaagschrift niet-ontvankelijk of ongegrond acht of bemiddeling wordt beproefd. Het klaagschrift geeft de directeur aanleiding tot het toevoegen van opmerkingen (art. 63 lid 2 PBW). De beklagcommissie kan het klaagschrift in handen stellen van de maandcommissaris (art. 7 lid 3 PBW), om een bemiddeling op te zetten (art. 63 lid 4 PBW).

Hangende de uitspraak van de beklagcommissie kan de voorzitter van de (door de RSJ benoemde) beroepscommissie, op verzoek van de gedetineerde, de tenuitvoerlegging van de beslissing schorsen (art. 66 PBW). 

De beklagcommissie doet in ieder geval binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift uitspraak en onder bijzondere omstandigheden in ieder geval binnen acht weken (art. 67 lid 1 PBW).
Is de beklagcommissie van oordeel dat de beslissing waarover is geklaagd:
a. in strijd is met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift of een een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag, dan wel
b. bij afweging van alle belangen (inclusief de belangen van slachtoffers en nabestaanden) de beslissing onredelijk moet worden geacht, kan de beklagcommissie de directeur opdragen om een andere beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak, bepalen dat de uitspraak in de plaats komt van de beslissing of volstaan met gehele of gedeeltelijk vernietiging (art. 68 leden 2 en 3 PBW).

7.2 Beroep (commissie Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, RSJ)
Tegen de uitspraak van de beklagcommissie kan door de directeur of de klager, uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het afschrift van de uitspraak, een beroepschrift worden ingediend bij de beroepscommissie (art. 69 lid 1 PBW). De beroepscommissie, bestaande uit drie leden, wordt benoemd door de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (RSJ, zie art. 1 onder j PBW voor de definitie) (art. 69 lid 2 PBW).

Uit art. 71 lid 1 PBW blijkt dat aan de uitspraak van de beroepscommissie geen termijn wordt gesteld. Net als onder de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, is géén cassatieberoep opengesteld voor de betrokken. Slechts de Procureur-Generaal kan cassatie in het belang der wet instellen (vgl. art. 33 Instellingswet RSJ).

Het indienen van het beroepschrift schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie niet, tenzij de uitspraak een toekenning van financiële compensatie aan de gedetineerde (art. 68 lid 7 PBW) inhoudt (art. 70 lid 1 PBW). De voorzitter van de beroepscommissie kan de tenuitvoerlegging van de uitspraak evenwel geheel of gedeeltelijk schorsen op verzoek van degene die het beroep heeft ingesteld, nadat de andere betrokkene in de procedure is gehoord (art. 70 lid 2 PBW).

7.3 Bezwaar- en verzoekschriftprocedure (selectiefunctionaris)
Hoofdstuk IV van de Penitentiaire beginselenwet kent een eigen bezwaar- en verzoekschriftprocedure, die is toegesneden op de selectie en selectieprocedure. Het gaat in dit geval niet om de beklag- en beroepsprocedure van art. 60-71 PBW, maar om procedures die samenhangen met Hoofdstuk XIII van de PBW (zie hierna onder 7.3.1). Op het bezwaar- of verzoekschrift wordt niet beslist door een commissie, maar door de selectiefunctionaris.

Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor de deelnemer aan een penitentiair programma (PP). De deelnemer aan een PP kan geen beroep doen op art. 60 e.v. PBW, omdat "deelnemer". Hij heeft wel de mogelijkheid om bij de beklagcommissie een klacht in te dienen over een door de directeur aan hem gegeven waarschuwing of door de directeur gewijzigde bijzondere voorwaarden als bedoeld in art. 9 lid 2 onder a en b PM (art. 10 lid 1 PM). Tegen de beslissing van de beklagcommissie kan beroep worden ingesteld bij de commissie van de RSJ. Voor klachten over de beëindiging van de PP moet de weg van art. 17 en 18 van de Penitentiaire beginselenwet worden gevolgd.

De betrokkene heeft het recht om een bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing (art. 17 lid 1 PBW):
a. tot plaatsing of overplaatsing als bedoeld in art. 15 lid 1 PBW;
b. tot beëindiging van deelname aan een penitentiair programma.

Overeenkomstig art. 61 lid 5 PBW, wordt het bezwaarschrift uiterlijk op de zevende dag na kennisname van de beslissing ingediend (art. 17 lid 2 PBW). De selectiefunctionaris stelt de betrokkene in de gelegenheid om toelichtingen te geven (art. 17 lid 3 PBW). Binnen zes weken neemt de selectiefunctionaris een beslissing op het bezwaar (art. 17 lid 4 PBW). Daarbij wordt de betrokkene gewezen op de mogelijkheid om beroep als bedoeld in hoofdstuk XIII (art. 72 en 73 PBW) in te stellen.

De betrokkene heeft tevens het recht om bij de selectiefunctionaris een verzoekschrift in te dienen, strekkende tot (art. 18 lid 1 PBW):
a. plaatsing in dan wel overplaatsing naar een inrichting of afdeling;
b. deelname aan een penitentiair programma.

7.3.1 Beroep inzake plaatsing, overplaatsing, deelname aan een penitentiair programma of verlof (beroepscommissie RSJ)
De betrokkene heeft het recht om tegen de beslissing van de selectiefunctionaris op bezwaar of verzoekschrift, voor zover dit betreft een ongegrondverklaring of afwijzing als bedoeld in art. 17 en 18 PBW een beroepschrift in te dienen bij de door de RSJ benoemde commissie (art. 72 lid 1 PBW).
Als het indienen van bezwaar achterwege is gebleven omdat de gedetineerde naar het oordeel van de selectiefunctionaris voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn klacht te uiten (art. 17 lid 5 PBW), staat ook de weg van het beroep open voor de betrokkene (art. 72 lid 1 laatste volzin PBW).

Indien de directeur een beslissing tot het verlenen van verlof heeft genomen, dient de gedetineerde eerst de beklagprocedure van art. 60 lid 1 PBW te doorlopen (art. 72 lid 2 eerste volzin PBW). Heeft de minister van Justitie en Veiligheid het verlof verleend, dan kan de betrokkene direct beroep instellen bij de commissie van de RSJ (art. 72 lid 2 laatste volzin jo. 73 lid 1 PBW). Hetzelfde geldt ten aanzien van de beslissing van art. 46e lid 1 PBW (art. 72 lid 3 PBW).

In alle gevallen wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na kennisname van de aangevochten beslissing (art. 73 lid 2 PBW). De inhoud van de uitspraak van de commissie van RSJ wordt bestreken door art. 68 PBW, uitgezonderd het vijfde lid van dat artikel (art. 73 lid 4 PBW).

7.4 Klachten- en beroepsprocedure medisch handelen (Medisch Adviseur)
Over beslissingen die door de aan de inrichting verbonden arts zijn genomen over de medische verzorging van de gedetineerde (anders dan de geneeskundige handeling als bedoeld in art. 32 PBW), heeft de gedetineerde het recht om zich te beklagen. De klachtenprocedure wordt geëist in 42 lid 5 en vindt nadere uitwerking in art. 28-34 van de Penitentiaire Maatregel.

Op grond van art. 28 PM kan de gedetineerde een beroepschrift indien tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Ook het nalaten om te handelen, in strijd met de zorg die een medisch hulpverlener hoort te betrachten, valt onder "medisch handelen" (art. 28 lid 2 PM).

Voordat het beroepschrift ingediend wordt, dient bemiddeling te worden beproefd. Binnen veertien dagen na de dag waarop het medisch handelen of nalaten plaatsvond, dient de gedetineerde een schriftelijk verzoek te doen aan de Medisch Adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid (art. 29 lid 1 PM). Tenzij de Medisch Adviseur het aanstonds duidelijk acht dat de klacht zich niet voor bemiddeling leent, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling toelichting te geven (art. 29 lid 2 PM). De Medisch Adviseur streeft ernaar om binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te geven (art. 29 lid 4 PM). De Medisch Adviseur sluit de bemiddeling af met een mededeling van zijn bevindingen aan de arts en de gedetineerde (art. 29 lid 5 PM). De gedetineerde wordt gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen (art. 29 lid 5 PM).

Een alternatieve procedure, namelijk de klachtenprocedure, is ook mogelijk, indien de Medische Adviseur van oordeel is dat de klacht vatbaar is om via de "gewone" klachtenprocedure te worden afgewikkeld. De gedetineerde kan zich niet zelf tot de beklagcommissie richten. De Medisch Adviseur is bevoegd om de klacht door te verwijzen naar de beklagcommissie (art. 29 lid 7 PM).

7.4.1 Beroep (commissie RSJ)
Binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift van de Medisch Adviseur dient het beroepschrift te worden ingediend bij een door de RSJ benoemde beroepscommissie (art. 30 lid 2 PM). De directeur draagt er zorg voor dat een gedetineerde die wenst om beroep in te stellen, zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld. Ten behoeve van de behandeling van het beroepschrift, kan de commissie het medisch dossier van de gedetineerde inzien (art. 31 lid 1 PM). De klager en de arts worden in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling toelichting te geven, tenzij het beroep aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, ongegrond of kennelijk gegrond wordt geacht (art. 31 lid 4 PM). Aan de uitspraak van de beroepscommissie wordt geen termijn gesteld (art. 32 lid 1 PM).

Wat met de medische beslissing dient te gebeuren in het geval het beroep gegrond wordt verklaard, wordt niet vermeld in de Penitentiaire Maatregel (vgl. art. 33 PM). Slechts de (financiële) compensatie wordt als remedie genoemd (art. 33 lid 2 PM).

De gedetineerde heeft tijdens de beroepsprocedure recht op bijstand door een rechtsbijstandverlener (art. 31 lid 8 PM). Tenzij, naar het oordeel van de Medisch Adviseur, zwaarwegende belangen van de gedetineerde zich daartegen verzetten, kunnen de rechten van art. 28-31 PM ook worden uitgeoefend door de curator, mentor, ouders of voogd (art. 34 PM).