donderdag 4 februari 2016

Kwalitatieve aansprakelijkheid: samenloop met productaansprakelijkheid

Een zaak verwondt een voorbijganger en enkele zaken van deze derde raken daarbij beschadigd. De vragen die centraal staan in een dergelijk geval, zijn:
- is de bezitter van de zaak aansprakelijk?;
- kleeft aan de zaak een gebrek?;
- is dit gebrek zodanig dat de producent voor de schade kan worden aangesproken?

Voor een gebrekkige zaak is de bezitter aansprakelijk voor schade aan derden, zie art. 6:173. In beginsel, want het instrument van "kanalisatie" van de plicht tot schadevergoeding naar de producent voorkomt dat de bezitter voor bepaalde schade (geheel) aansprakelijk is.

De productaansprakelijkheid, art. 6:185, komt in beeld wanneer de aansprakelijkheid van de bezitter van de gebrekkige zaak, zich kan beroepen op het tweede lid van art. 6:173.
Of er sprake is van een gebrekkige zaak, dient te worden bepaald aan de hand van art. 6:186.

Ook de omvang van de schade is van belang voor de gehoudenheid van de producent om de schade te vergoeden. Op grond van art. 6:190 lid 1 sub b is de producent niet aansprakelijk voor gevolgschade (aan zaken) onder de franchisedrempel van 500 Euro. Voor deze schade is de bezitter van de gebrekkige zaak aansprakelijk.

Als de producent aantoont dat een van de "tenzij"-bepalingen uit art. 6:185 lid 1 onder a, c-e van toepassing is, zijn producent én bezitter niet aansprakelijk voor de schade, met dien verstande dat de bezitter wél aansprakelijk is als het gebrek niet bestond ten tijde van het in het verkeer brengen van het product (sub b). 

Regeling bij koop en consumentenkoop: algemene bepalingen en samenloop
Voor de volledigheid: het centrale artikel 6:185 is de uitwerking van de Europese richtlijn 1986/374/EG in het Nederlands recht. Het artikel is geplaatst binnen afdeling 6.3.3.; de gehele afdeling ziet op de consumentenkoop. Niet-consumenten zijn aangewezen op afdeling 6.3.1.

Voor schade binnen de perken van de contractuele aansprakelijkheid geldt art. 6:74 in samenhang met art. 6:75: ook verkeersopvattingen zijn relevant voor de toerekenbaarheid van een tekortkoming (non-conformiteit) aan de leverancier of verkoper, zie ECLI:NL:HR:2001:AB1338, Oerlemans/ Driessen.

Verschillende situaties kunnen een beroep op art. 6:185 in de weg staan:
- de producten zijn in het verkeer gebracht na inwerkingtreding van de richtlijn;
- de rechtsvordering is verjaard, ex. art. 6:191;
- de laedens is geen consument;
- de zaakschade valt niet onder art. 190 lid 1 sub b.

Betreft het consumentenkoop, dan verklaart art. 6:193 andere afdelingen van overeenkomstige toepassing. De oplossing van het verjaringsprobleem zij dan ook onder meer gevonden in een vordering op grond van art. 3:310; producten die vóór de inwerkingtreding van de richtlijn in het verkeer zijn gebracht, vallen onder het regime van afdeling 6.3.1- zoals voordien altijd het geval was.

Het wezenlijke verschil tussen afdeling 6.3.1. en 6.3.3
Daarmee is duidelijk dat alle partijen, niet zijnde consumenten, voor het vorderen van buitencontractuele schadevergoeding, zijn aangewezen op art. 6:162.
De ratio is hierin gelegen, dat de richtlijn en daarmee artikel 6:185, beoogt de consument als "kleine partij" beoogt te beschermen tegen de macht van de producent.

Artikel 6:185, dat de risicoaansprakelijkheid van de producent in het leven roept, vereist géén verwijtbaarheid van of toerekenbaarheid aan de producent, teneinde aansprakelijkheid te bewerkstelligen. De partij die geen consument is, beroept zich op art. 6:162. Aan de onrechtmatige daad kleven uiteraard beperkingen voor de partij die hierop een beroep doet.

Zo dient de onrechtmatige daad aan de aangesprokene te kunnen worden toegerekend. Zie lid 3 van art. 6:162: bepalend is of een gebrek te wijten is aan schuld van de producent, of een oorzaak welke krachtens de wet of verkeersopvattingen voor zijn rekening komt. Of het verwijtbaarheid wordt aangenomen, is mede afhankelijk van de zorgplicht die op de producent rust.

Met art. 6:186 en art. 6:185 lid 1 onder a en e overeenkomstige regels, worden gehanteerd ter vaststelling van de onrechtmatigheid. Met de gebrekkigheid wordt de onrechtmatigheid aangenomen, indien een in het verkeer gebracht product schade veroorzaakt bij normaal gebruik (vgl. 6:186 lid 1); aansprakelijkheid wordt vervolgens bepaald aan de hand van de Vrumona-criteria:

* het gebrek bestond niet ten tijde van het in het verkeer brengen van het product (vgl. 6:185 lid 1 sub b);
* het met dit gebrek samenhangende gevaar kon niet eerder worden ontdekt;
* het product is niet op normale wijze gebruikt (vgl. art. 6:185 lid 2 en 6:186 lud 1 sub b).