vrijdag 26 februari 2016

Faillissement: onverschuldigde betaling

"..C'est une maladresse!" "Elle place mal la virgule et verse..plus de 43.000 euros!"
De administratrice van een Vlaamse garage plaatst tijdens een transactie één komma verkeerd en de gevolgen zijn rampzalig: 43.000 Euro wordt overgemaakt op de bankrekening van een leverancier, die daags na de vergissing failliet wordt verklaard.
De som wordt niet gestorneerd.

Er is hier sprake van een onverschuldigde betaling (die nadere kwalificatie vereist). Op grond van art. 6:203 is de ontvanger gehouden de prestatie ongedaan te maken. Hoe werkt de plicht tot ongedaanmaking bij faillissement van de ontvanger? De Hoge Raad heeft beslist dat voor verrijking van de boedelschuldeiser geen rechtsgrond bestaat; degene die het bedrag per abuis heeft overgemaakt, deelt niet in de algemene faillissementskosten en de curator dient, in overeenstemming met de maatschappelijke betamelijkheid, mee te werken aan de ongedaanmaking van de onverschuldigde betaling, zie HR 5 september 1997, Ontvanger/ Hamm. De curator mag wel redelijke kosten in mindering brengen, kosten die gemoeid zijn met het herstellen van de vergissing. 

Zie in dit verband tevens rechtsoverweging 3.3.2 van ECLI:NL:HR:2014:3080 , waar nogmaals de criteria uit Ontvanger/ Hamm worden aangehaald:  tussen de gefailleerde en degene die onverschuldigd betaalde, dient geen rechtsverhouding te bestaan die aanleiding tot betaling gaf. De betaling is slechts het gevolg van een onmiskenbare vergissing.

Nu zou de garage in Nederland, evenals in Vlaanderen, pech hebben. De transactie is namelijk vóór het failleren van de leverancier verricht. Had er duidelijk geen rechtsverhouding tussen beide partijen bestaan en was het bedrag ná het uitspreken van het faillissement bij onmiskenbare vergissing overgemaakt, dan had de curator de betaling terstond ongedaan moeten maken.

Aangezien het bedrag vóór het faillissement is overgemaakt, geldt de regel uit Ontvanger/ Hamm níet; de curator hoeft zelfs geen gehoor te geven aan het verzoek om het onverplicht ontvangene terstond terug te betalen. De garage kan de vordering tot terugbetaling slechts ter verificatie indienen. Daarmee wordt de garage concurrent schuldeiser in het faillissement van de leverancier. Deze positie is allerminst voordelig voor de crediteur: de concurrent schuldeiser kan uit de boedel slechts ontvangen wat resteert na de uitbetaling aan boedelcrediteuren en preferenten. In veruit de meeste gevallen is dit nihil.

Deze casus illustreert de betekenis van het zinsdeel "in beginsel.." in de praktijk.  In beginsel houdt de crediteur die onverschuldigd heeft gepresteerd, een concurrente positie, tenzij...onomstotelijk vaststaat dat er een vergissing is gemaakt zonder dat sprake is van een rechtsverhouding die de prestatie rechtvaardigt. Wie onverschuldigd presteert, heeft ook weer in beginsel recht op ongedaanmaking. Aan de volledige verwerkelijking van dit recht staat de positie van de crediteur echter weer in de weg. Kortom: de garage heeft dus botte pech.