Voor de recente versie van de Codex Iuris Canonici (voor het eerst gepubliceerd in 1918, update uit 1983), zie:
Codex Iuris Canonici
Zoals u ziet, omschrijft Boek VI de sancties die kunnen worden opgelegd
door de kerkelijke rechtbank. Vergelijk zowel de rechtsbron als de
competentie van de kerkelijke rechtbank van het heden, met de Inquisitie
uit de middeleeuwen en vroegmoderne tijd.
De canones zijn voornamelijk van grote betekenis geweest voor de
ontwikkeling van de privaatrechtelijke rechtsfiguren koop, stipulatie,
huur, de wilsovereenstemming, de rechtspersoon, bezit, stichting en
testament.
Typerend voor het canoniek recht is, in vergelijking met het Romeins civiel recht, de leer van de restitutio-
lees de `Summa Theologiae´ van Thomas Aquinas. Weliswaar is er in de
ontwikkeling van het Romeins recht sprake van een plicht tot vergoeding
bij schade (aan zaken), echter, heeft vergoeding bij de Romeinen een
overwegend poenaal karakter.
Het Decretum Gratiani heeft invloed gehad op de codificatie van het
canoniek recht, maar een rechtsgeldig document is het Decretum niet, om
de eenvoudige reden dat de vervaardiger, Gratianus, een monnik was en
dientengevolge niet de formele macht bezat om een wetboek te publiceren.
Tevens niet rechtsgeldig zijn de Clementinae (Clemens V, 1317), de Extravagantes en de Extravagantes communes (Johannes XXII, 1316-1334).
Rechtsgeldige kerkelijke documenten zijn het liber Extra (de
Decretalen van Gregorius IX, 1234) en het liber Sextus (Bonifatius VIII,
1298), een aanvulling op het vijf boeken tellende liber Extra.
Gezaghebbend zijn niet-rechtsgeldige werken, zoals het genoemde Decretum
en de Clementinae geworden, door de opneming van deze geschriften in
het Corpus Iuris Canonici- de eerste systematische ordening der
decretalen door paus Innocentius III in 1210.
Het Corpus Iuris Canonici is gedeeltelijk rechtsgeldig, maar de helft
van het werk is geschreven voor educatieve doeleinden. Hier is een
vergelijking te trekken met de Instituten van Gaius; aanvankelijk
mochten de Instituten niet als rechtsbron benut worden, omdat de
verzameling slechts gezien werd als inleiding tot de studie van het
recht. Dat neemt niet weg dat dergelijk studiemateriaal uiteindelijk aan
de oorsprong stond van de codificatie van het positieve recht.
De Glossa ordinaria op het Corpus Iuris Civilis, afkomstig van
Accursius, is in 1260 opgeleverd. De Glossa ordinaria van Accursius is
echter niet de eerste systematische verzameling van glossen. De
canonisten gingen Accursius voor. In 1230 is de Glossa ordinaria der
canonisten vervaardigd (Bologna), inhoudende het glossenapparaat op het
Decreet en losse decratelenverzamelingen.