zaterdag 28 mei 2016

Pleittips voor studenten: pleitnota handelsrecht/ verbintenissenrecht


Deze pleitnota is beoordeeld met een tweeledige 8: een 8 voor het onderdeel "grammatica en stijl" en een 8 voor "inhoud en opbouw van het betoog".  Een en ander heb ik aangepast om de nota in te korten. Let erop dat de bevoegdheid van de rechter, ontvankelijkheid en inleiding níet in deze notitie zijn inbegrepen. Natuurlijk mag de inleiding bij de mondelinge behandeling niet ontbreken!
- - - - - - - - - - - - - -

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Handelsrecht

PLEITNOTA

in het geschil tussen:

Queso BV
Gevestigd te Dordrecht
EISERES
Gemachtigde: M. Bouter

en

Parma
Gevestigd te Modena (Italië)

en

Compagnia
Gevestigd te Messina (Italië)
en

Logistica BV
Gevestigd te Rotterdam
VERWEERDER(S)
Gemachtigde: mr. R. Scyphozoa (Rotterdam)
INHOUD
1. Uiteenzetting van de feiten
2. Vordering en grondslag
3. Verweer
4. Weerlegging van verweer

         1. Uiteenzetting van de feiten
Mijn cliënt, groothandel "Queso BV",  gevestigd te Dordrecht,  heeft bij  “Parma”, gevestigd te Modena, een lading van honderd Parmezaanse kazen (Parmigiano Reggiano) tegen de prijs van vijfhonderd Euro per stuk besteld. Tijdens het voortransport vanaf het terrein van “Parma” zijn dertig kazen onherstelbaar beschadigd geraakt door oververhitting; gedurende het transport over zee hebben veertig kazen vorstschade opgelopen; bij de stuwadoor zijn vervolgens twee kazen ontvreemd.  Mijn cliënt stelt dat aan hem een non-conforme lading is geleverd, hetgeen gevolg is van het onzorgvuldig handelen door verweerders. 
       2. Vordering en grondslag
"Queso BV", hierna te noemen: cliënt, vordert van verweerder "Parma" primair schadevergoeding, op grond van wanprestatie, ex. art. 6:74 BW; cliënt vordert van "Compagnia" vergoeding van de schade op grond van schending van de zorgplicht krachtens art. 8:381 lid 2 BW en op grond van niet-nakoming van de resultaatsverbintenis krachtens art. 8:378 BW. Cliënt vordert van "Logistica BV" schadevergoeding op grond van de onrechtmatige daad, begaan door een ondergeschikte, krachtens art. 6:162 BW jo. 6:170 BW.

Mijn cliënt is de rechtmatig cognossementhouder ex. art. 8:441 BW. Daarmee is hij gerechtigd om schadevergoeding te vorderen van verweerders. Cliënt is met "Queso BV" levering FOB (Messina)  overeengekomen. Zoals de chauffeur van wegvervoerder "Autocarro" heeft aangegeven, heeft een werknemer van "Queso" de belading van de vrachtwagen op zich genomen. De koelinstallatie is door deze werknemer niet ingeschakeld, terwijl dat voor het conserveren van Parmigiano Reggiano noodzakelijk is. Bij ontvangst door de zeevervoerder "Compagnia" in de laadhaven, heeft de kapitein de schadestaat op het cognossement aangetekend: van de honderd kazen die aan de zeevervoerder zijn overgedragen, zijn dertig stuks beschadigd geraakt door tijdens het voortransport naar de terminal, niet onder optimale temperatuur te zijn opgeslagen. Het door een expert opgemaakte rapport bevestigt dat de dertig kazen door te hoge temperaturen, onherstelbaar beschadigd zijn geraakt.
Naar Nederlands recht is een schuldenaar ex. art. 6:74 BW, verplicht de schade te vergoeden die schuldeiser lijdt door iedere tekortkoming in de verbintenis, behoudens het geval dat de tekortkoming niet aan de schuldenaar is toe te rekenen (ofwel: overmacht). "Parma" is toerekenbaar tekort geschoten. De non-conforme levering is geheel te wijten aan het onzorgvuldig handelen van een medewerker van "Parma". Cliënt eist dan ook een marktconforme vergoeding voor de dertig beschadigde kazen.
       Tijdens het zeetransport, verricht door rederij "Compagnia", heeft de lading forse temperatuurschommelingen doorgemaakt. De deklading is door onvoldoende bevestiging losgeschoten tijdens de vaart; daarbij is uitschakeling van de koelinstallatie, waarin de lading zich bevond, bewerkstelligd. Het handelen van de bemanning heeft er echter voor gezorgd dat de lading gedurende een halve week bevroren is geweest. Veertig kazen zijn gedeeltelijk onherstelbaar beschadigd door vorst. Mijn cliënt stelt dat de zorgplicht ten aanzien van de lading, ex. art. 8:381 lid 2 BW, is geschonden door verweerder. De bemanning heeft niet slechts de temperatuurinstelling foutief ingeschakeld, maar deze ook niet gecontroleerd gedurende een halve week. Bovendien zij hier gewezen op de resultaatsverplichting ex. art. 8:378 BW, die de rederij op zich heeft genomen als zeevervoerder onder cognossement. "Compagnia" heeft zich verbonden om de lading af te leveren in de staat waarin deze is ontvangen van voorschakel "Autocarro". Nu de lading in verslechterd staat is afgeleverd aan mijn cliënt, is de resultaatsverplichting niet nagekomen door de rederij. Van "Compagnia" wordt vergoeding van de veertig beschadigde gevorderd, behoudens de wettelijke mitigering ex. art. 8:388 BW, verminderd met de opbrengst uit verkoop van de intacte gedeelten van de veertig kazen.
      Bij stuwadoorsbedrijf  "Logistica BV" zijn twee stuks van de lading ontvreemd; vermoedelijk is een medewerker van de stuwadoor hiervoor verantwoordelijk. Eiser stelt een vordering op grond van de onrechtmatige daad in. Art. 6:162  lid 1 BW bepaalt dat hij, die jegens een ander een onrechtmatige daad begaat, welke hem kan worden toegerekend, gehouden is de schade te vergoeden. Krachtens art. 6:162 lid 2 BW, wordt als een onrechtmatige daad aangemerkt, een inbreuk op een subjectief recht. Met het ontvreemden van twee stuks van de lading, is een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van eiser. Ten gevolge van het ontvreemden, lijdt mijn cliënt schade. Het onrechtmatig handelen valt de werknemer van stuwadoor "Logistica BV" toe te rekenen. "Logistica BV" wordt kwalitatief aansprakelijk gesteld op grond van art. 6:170 BW, nu de stuwadoor uit hoofde van diens rechtsbetrekking, de zeggenschap had over de werknemer, die bij de uitvoering van zijn werkzaamheden een onrechtmatige daad heeft begaan.

          3. Verweer
Verweer "Parma"
"Parma" voert aan dat aansprakelijkheid voor het voortransport over de weg is uitgesloten, daar op het wegvervoer de CMR-bepalingen van toepassing zijn. Nu wegvervoerder "Autocarro" het voortransport op zich heeft genomen, kan "Parma" niet aansprakelijk zijn voor de geleden zaakschade. Bovendien voert "Parma" causaliteitsverweer: het is niet onomstotelijk vast komen te staan, dat er causaal verband bestaat tussen de schade en de te hoge temperaturen tijdens het wegtransport.

Verweer "Compagnia"
Eiser en vervoerder "Compagnia" hebben de vervoerovereenkomst voor het zeetransport afgesloten, conform art. 8:370 BW; er is een "Before and After"-clausule krachtens art. 8:386 BW inbegrepen. De rederij stelt niet aansprakelijk te zijn voor schade die bestond na het lossen van de lading. De grootst mogelijke zorgvuldigheid ten aanzien van de lading is betracht. Het schip was vóór aanvang van het transport, zeewaardig ex. art. 8:381 lid 1 sub a BW; voorafgaand aan de vaart zijn bij een grondige controle, geen onregelmatigheden aangetroffen. Het schip was behoorlijk bemand, conform art. 8:381 lid 1 sub b BW; ook de koelruimten waren geheel geschikt voor het vervoeren van de lading, ex. art. 8:381 lid 1 sub c BW.  Nu aan alle voorwaarden van art. 8:381 lid 1 is voldaan, komt de rederij een beroep toe op de ontheffingsgronden uit art. 8:383 lid 1 en 2 BW. Specifiek is art. 8:383 lid 2 onder d van toepassing, omdat de schade is veroorzaakt door onverwacht extreme weersomstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens het transport over zee. Windkracht 12 op de schaal van Beaufort is volgens de reder gelijk te stellen met een orkaan. Verificatie bij het Kennis- en datacentrum van het KNMI bevestigt deze bewering. Het losgeraken van de deklading had niet voorkomen kunnen worden; het ontregeld raken van de temperatuurinstallatie in de koelruimten is evenmin aan het handelen van de rederij te wijten. Voorts wijst "Compagnia" op de FIOS-clausule die is opgenomen in de overeenkomst. Op grond van deze clausule is de rederij niet aansprakelijk voor schade die ontstaat tijdens stuwage, belading en lossen van de lading.

Verweer "Logistica BV"
Rederij "Compagnia" heeft, ter ondersteuning bij het lossen van de lading, bij overeenkomst een beroep gedaan op de diensten van stuwadoor "Logistica BV". De stuwadoor merkt op dat rederij "Compagnia" en ladingbelanghebbende "Queso BV", een "Before and After"-clausule zijn overeengekomen. "Logistica BV" meent derhalve alle aansprakelijkheid uit te kunnen sluiten bij wijze van een op de "Before and After"-clausule geënte "Himalayaclausule". In dit verband geldt het volgende: "Logistica BV" is géén partij bij de vervoerovereenkomst tussen de rederij en de ladingbelanghebbende. De overeenkomst van zeevervoer was echter nog niet geëindigd ten tijde van de vermeende ontvreemding, nu de kazen niet waren afgeleverd aan "Queso". Verweerder werpt de condities die ten opzichte van de rederij zijn bedongen, tegen aan ladingbelanghebbende. Verweerder kan, naar Nederlands recht, de aansprakelijkheid uitsluiten voor het opzettelijk onrechtmatig handelen door personen die níet met de bedrijfsleiding zijn belast, zoals volgt uit de uitspraak Rechtbank Rotterdam, 3 mei 2006, 207692/ HA ZA 03-3015.  Bovendien betwijfelt "Logistica" het ontvreemden van twee kazen uit de lading door één van de medewerkers: eiser kan slechts bewijzen dat twee stuks, sinds het transport over zee, ontbreken.

             4. Weerlegging verweer
Verweer "Parma"
Mijn cliënt en "Parma", zijn FOB (Messina) overeengekomen. Onder A5 en B5 van het FOB-beding is bepaald, dat het risico op schade en verlies overgaat van de verkoper op de koper, op het moment dat de lading aan boord van het schip is gebracht. Gedurende het transport van "Parma" in Modena, naar de laadhaven in Messina, is de lading aan extreem hoge temperaturen onderworpen; dit is het directe gevolg van het handelen van een medewerker van "Parma". Verworpen wordt de stelling dat de voorwaarden uit de CMR-regeling die door "Autocarro" zijn bedongen, "Parma" de aansprakelijkheid voor het voortransport ontnemen. Het is juist het FOB-beding, dat het risico tijdens het voortransport op de verkoper doet rusten.
    "Parma" had redelijkerwijs moeten begrijpen dat, door de lading ongekoeld te vervoeren op een hete zomerdag, deze aan bederf onderhevig zou zijn. "Parma" houdt zich immers al jaren professioneel bezig met het produceren en distribueren van Parmigiano en weet als geen ander dat deze specialiteit onder optimale omstandigheden geconserveerd dient te worden. Nogmaals zij hier opgemerkt dat de expert schade door overmatig zweten heeft gerapporteerd. De kapitein heeft op het cognossement op niet mis te verstane wijze aangegeven dat het overmatig zweten reeds vóór het laden van de kazen in het schip is geconstateerd; uitsluitend het voortransport kan tot deze conditie hebben geleid.

Verweer "Compagnia"
Eiser bevestigt dat een "Before and After"-clausule in de overeenkomst tot het vervoer over zee is opgenomen. Daarmee is evenwel niet gezegd, dat deze clausule gelding heeft in het geding tussen eiser en  rederij "Compagnia": de vorstschade is tijdens het zeetransport ontstaan, niet gedurende de periode vóór of ná het lossen, waarop de clausule betrekking heeft. Hiermee kan eveneens worden geconcludeerd dat de FIOS-clausule geen uitkomst kan bieden: de schade is niet het gevolg van belading, stuwage of het lossen van de lading.
     Mijn cliënt weerspreekt niet dat het schip voldeed aan de vereisten van zeewaardigheid en ladinggeschiktheid zoals bepaald in art. 8:381 lid 1 sub a, respectievelijk sub c. Cliënt onderkent dat extreme weersomstandigheden bovendien een overmachtsgrond op kunnen leveren. Dat bepaalde risico's inherent zijn aan het vervoer van producten over zee, is een algemeen gegeven. Het zijn in onderhavige kwestie echter niet de calamiteiten die voor een ontregeling van de temperatuur in de koelruimten hebben gezorgd. Dat de bemanning pas na een halve week heeft bemerkt dat de lading door eigen toedoen bevroren was, duidt volgens eiser op grove onzorgvuldigheid.

Verweer "Logistica BV"
Eiser, in de hoedanigheid van ladingbelanghebbende, betwist dat de stuwadoorscondities aan hem kunnen worden tegengeworpen. Als de stuwadoorscondities de toets der redelijkheid en billijkheid kunnen doorstaan, dan verzet de rechtsverhouding tussen verweerder en mijn cliënt zich tegen een toepassing van deze voorwaarden: eiser heeft géén contractuele relatie met "Logistica BV", zie
HR 20 juni 1986, NJ 1987, 35, Deka-Hanno/ Citronas: stuwadoorscondities kunnen niet aan derden, waaronder ladingontvangers, worden tegengeworpen.
Door de opslag van de lading op zich te nemen, fungeerde de stuwadoor als zogeheten "terminal operator". "Logistica BV" is door "Compagnia" als zelfstandig opererende stuwadoor ingeschakeld en kan de condities alleen jegens deze inroepen. Er is geen uitzondering die rechtvaardigt dat de stuwadoorscondities aan mijn cliënt worden tegengeworpen (HR 22 februari 2011, Schip en Schade 2013, 131, Heinrich J). Bovendien wordt exoneratie van aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van bewuste roekeloosheid of opzet, in het Nederlands recht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, onaanvaardbaar geacht. Zie in dit verband het arrest Gerechtshof ’s-Gravenhage, 29 september 2009, S&S 2010, 2, Nedlloyd Lijnen B.V. / Irano European Co. Ireco S.A.