Ik leg mijn gevoelens op de openbare snijtafel; ik doe dat zelf, want ik ben mijn eigen beste snijtafel. Ik maak er geen geheim van eenzaam te zijn. Ik kies er bewust voor om via deze weg over het onderwerp te schrijven. Niet omdat ik moeite heb om er "live" openlijk over te praten, maar omdat dit de enige manier is waarop ik niet word lastiggevallen door mensen die een ziekelijke neiging hebben om alles te willen verklaren of te willen "fixen" met tegeltjeswijsheden. Tegeltjeswijsheden zijn meestal cirkelredeneringen en truïsmen, daarom heb je er niks aan (het belangrijkst is dat mensen open staan voor écht contact! Die vooroordelen, clichés en ongevraagde adviezen kunnen weg, vraag liever hoe iemand iets zelf ervaart!).
Sommige mensen willen hun eigen gevoelens projecteren en zijn buitengewoon apert in hun opmerkingen. Die mensen zijn niet intelligent en niet empathisch, maar bemoeizuchtig. Ik heb bovendien geen boodschap aan zogenaamd goedbedoelde adviezen.
Dan nog iets: mensen denken dat het helpt om "leed te vergelijken". Als iemand openlijk over eenzaamheid spreekt, is er altijd wel een ander die meent dat het troostrijk is om te vergelijken met mensen die in nóg ergere omstandigheden leven. Dat is niet de manier om iemands gevoelens serieus te nemen. Sterker nog: vergelijkingen zijn geen relativeringen, maar zij bagatelliseren de gevoelens van een ander.
Vooraf: er heersen nogal wat clichés over hoe eenzame mensen in elkaar zitten. Er zou "iets" moeten zijn waardoor mensen chronisch eenzaam zijn.
Ik ben niet zielig, ik ben niet labiel, niet introspectief ingesteld, nooit overprikkeld, niet passief, niet verlegen, geen sociale kluizenaar, geen sociaal onhandig iemand, geen geboren loner, geen pessimist, niet wanhopig genoeg om met iedereen om te willen gaan, geen vastklamper, geen hyperkritische selectieve persoon die alles en iedereen afwijst, geen muurbloem, geen bitch. Ik haal geen voldoening uit contact met mensen die heel erg onintelligent zijn en onintelligente interesses hebben (zoals praten over anderen of over sportschoolprestaties en "werken aan het uiterlijk").
Ik accepteer zeker niet iedereen. Ik ben niet lief tegen iedereen om maar aardig te worden gevonden. Ik ben niet meegaand. Ik zal nooit een band hebben met mensen die in clichés spreken, denken en voelen en/of die heel sterk een volkse aard hebben. Niets aan mij is volks en ik denk niet in clichés, maar ik ben een zelfstandige denker. Ik confronteer onoprechte mensen met hun intenties en doe niet aan geveinsde beleefdheid. Dat maakt mij nog geen bitch of een "moeilijk iemand".
Mensen voelen vaak vanaf de ontmoeting dat ik intelligent ben (dat zeggen ze zelf) en dat is meerdere keren een reden geweest dat mensen me vermeden. Intelligentie wordt door sommigen als "eng" ervaren, omdat mensen vasthouden aan algemene stigma's die ze als vooroordelen houden: dat ik hun gedachten kan lezen, dat ik ongeduldig en kritisch ben, dat ik nooit tevreden ben, dat ik hun zinnen in zou kunnen vullen, dat ik iedereen kan betrappen op leugens en anderen als dommer kan beschouwen. Daar komt bij dat ik langdurig onder afgunst heb te lijden. Door vrouwelijke leeftijdsgenoten word ik tot op de dag van vandaag als een bedreiging beschouwd, omdat ze denken dat ik hun vriend of man kan verleiden. Een paar maanden geleden werd ik op een bijeenkomst nog buitengesloten omdat vrouwen over "mijn voorkomen" zaten te roddelen.
Als kind was ik nooit alleen
Tot aan mijn 12e ben ik echt nooit alleen geweest. Ik had altijd wel een paar leeftijdsgenoten om de hele dag mee door te brengen. Twee jongens en twee meisjes waren mijn beste vrienden, voor de rest bracht ik de tijd door met verschillende kinderen van diverse komaf. Met mijn beste vriend was ik zo hecht, dat we altijd elkaars hand vasthielden en ik samen met hem naar autoshows ging, omdat hij het leuk vond. Ik had niet eens door hoe "smerig" zijn thuis eigenlijk was; zijn moeder, een intelligente, zeer empathische vrouw, had een hardnekkige verslaving, evenals haar echtgenoot. Dat zijn huis stonk en vergeven was met vlooien en wantsen, viel me helemaal niet op, omdat ik me bij hem en zijn ouders thuis voelde. Door de problemen van zijn ouders is het gezin en daarmee onze vriendschap buiten beeld geraakt. Ik heb nooit geweten waar ze naartoe zijn verhuisd. Andere jeugdvriendschappen zijn verwaterd toen we naar andere scholen gingen en onze interesses mijlenver uit elkaar leken te zijn gegroeid.
Hoe de giftige vrouwelijke concurrentiedrang bij kinderen van rond de 12 jaar een belangrijke rol speelt in uitsluiting
Ik werd vanaf mijn 12e buitengesloten door vrouwelijke leeftijdsgenoten, omdat ik vanaf die leeftijd als een bedreiging werd gezien. Aan het begin van het jaar werd gezegd dat ik voor een modellenbureau werkte en balletdanseres was. Ik weet niet hoe ze het hadden bedacht, maar de veronderstelling was kennelijk genoeg. Meiden vergeleken zichzelf met me en verspreidden roddels over me, onder meer dat ik anorectisch was en siliconen had laten plaatsen. Dat interesseerde me allemaal niet. Ik was nooit echt alleen, want ik kon het goed vinden met de jongens.
Ik had een tijdlang het geluk om in beta-klassen te zitten en daar heb ik veel lol gehad. In tegenstelling tot wat mensen graag denken, was er bij de beta-vakken veel ruimte voor humor en gesprekken. In de ICT-vervolgopleiding was ik vanaf de kennismaking onderdeel van een leuke groep. Geen clique. We werkten samen, we gingen samen naar sport, ik was gelukkig nauwelijks een dag alleen. Ik kon daar helemaal mezelf zijn; ad rem, harde en scherpe grappen maken. Ik heb duidelijk gemerkt dat jongens en mannen heel empathisch kunnen zijn, hoewel jongens en mannen ook afgunst naar elkaar kunnen tonen.
Uiteindelijk is het mijn vrouwelijke leeftijdsgenoten helaas gelukt om vriendschappen van mannen met mij te verbieden of de sfeer zo te verzieken, dat vrienden bij me toegaven dat het beter was als ze niet meer met me af zouden spreken. Zo vielen mijn vriendschappen ten prooi aan de besluiteloosheid van de jongens en mannen in kwestie. Mijn beste vriend werd ontmoedigd om nog met me om te gaan. Zijn vriendin heb ik ontmoet toen we met z'n drieën afspraken, ze deed ineens alsof ze zich niet lekker voelde en dat was de laatste keer dat ik ze heb gezien. Toen de vriendschap niet langer mocht bestaan, voelde ik echt wat een zwart gat inhield.
Op mijn 15e werd ik voor het eerst geconfronteerd met eenzaamheid. Het was voor mij een grote klap.
Ik wilde er niet over praten, ik wilde niet terug naar huis omdat ik het wilde verbergen. Ik wist niet eens wat me overkwam. Mijn moeder had het wel door. Maar ik wilde er niet over hoeven praten, omdat ik zelf niet kon verklaren waarom me dit te wachten stond. Eenzaamheid voelde alsof ik werd afgestraft.
Zo was ik dus op mezelf aangewezen. Ik ging tijdens vakanties alleen naar de andere kant van het land, ik vulde zelf mijn dagen in. Ik begon eronder te lijden.
Het was niet zo dat ik aan mezelf twijfelde, maar het deed zoveel pijn om alleen te móeten zijn, dat ik dit bestaan niet meer wilde. Ik wilde niet aansluiting vinden bij zomaar iedereen en voelde ook niet de behoefte om door iedereen geaccepteerd te worden; waar ik behoefte aan had, was aan mensen om het leuk mee te hebben. Het liefst had ik een vriend naast me willen hebben, iemand om aan te kunnen raken, zijn warmte, zijn gezelschap, alles wat daarbij komt kijken. Ik ben nooit op zoek geweest naar zware kost en moeilijkdoenerij; ik wilde en wil het alleen maar gezellig hebben.
Veel tegenslag
Het leven zelf zat op geen enkele manier mee. Mijn moeder kreeg in totaal 5 keer met kanker te maken en ik stond er als kind, vervolgens als 16-jarige en daarna (in mijn afstudeerjaar op de universiteit) samen met haar alleen voor. We werden onder de armoedegrens getrapt, omdat mensen bij arbeidsongeschiktheid door (meerdere keren primaire) kanker worden afgevoerd naar een uitkering en ik als kind geen mogelijkheid had om bij te verdienen terwijl ik nog op de basisschool zat én geacht werd voor mijn moeder en het huishouden te kunnen zorgen. Mijn moeder kon niet meer aan het werk op chirurgie. Als dertiger zat ze als enige van haar leeftijd op de afdeling om zeer zware operaties, chemo en een eindeloos bestralingstraject te ondergaan. Ik vind het zo wrang. Zo ontzettend wrang, dat iemand dat allemaal moet meemaken om zo te eindigen. Na de openbaring van de symptomen door hersentumoren op 31 december 2022, heeft ze 6 weken geleefd. In haar geval is ze niet afgetakeld, maar raakte ze plotseling verlamd.
Hoe afgesneden worden van onze echte (Oost-Europese) familie tot op de derde generatie impact heeft
Omdat ik niet anders gewend was, leek het mij als kind vanzelfsprekend dat mensen geen familie hadden. Tot aan mijn adolescentie had ik geen idee dat wij de tweede en derde generatie van een migrantenfamilie zijn die door toedoen van de Nederlandse Staat en de voorloper van Veilig Thuis zijn afgesneden van onze familie in Oost-Europa. Toen ik een opdracht had gekregen om een familielijn op te tekenen, hoorde ik dat onze naam is afgepakt en onze Oost-Slavische achtergrond met invloed van Aziatische voorouders is gewist door assimilatie.
Het cliché "Als je jong bent, moet je de tijd van je leven hebben" was kwetsend
Alles noodgedwongen alleen doen vond ik een verspilling van mijn enthousiasme en het plezier dat ik te bieden had. Als ik aan de andere kant van het land zat, raakte ik onderweg wel met mensen in gesprek. Met buschauffeurs, stellen die een tocht door Nederland en België maakten, alleen reizende toeristen die er wél zelf voor hadden gekozen om solo te gaan en daar niet eenzaam onder waren. De mensen die ik sprak, waren soms verbaasd dat ik alleen was. Er is mij meer dan eens gezegd dat mensen dachten dat ik veel vriendinnen had en/of populair was, omdat ik makkelijk ben in de omgang (dat is zo: ik praat makkelijk over allerlei onderwerpen en je kunt gerust bij me binnenlopen, omdat ik géén last heb van moodswings ben ik altijd stabiel en heb ik geen dagen dat ik me af wil zonderen).
Ongewenst altijd alleen zijn, is niet het beeld dat mensen koppelen aan "jong zijn en de tijd van je leven hebben". "Dit moet de tijd van je leven zijn" is een uitspraak die me ook nogal eens heeft gekwetst.
Ik ben mensen niet gaan vermijden en me ook niet af gaan sluiten voor contact. Toch ben ik nog altijd eenzaam. Het is een extra moeilijke situatie voor mij, omdat de belangrijkste persoon in mijn leven dood is, ik geen familie heb en dus voor niemand behalve mezelf besta. Dat is geen leven, want mensen zijn vanuit hun ontwerp wezens die behoefte hebben aan diepe sociale banden. Sommige mensen prijzen zichzelf omdat ze niemand nodig hebben en hun eigen gezelschap als het hoogste goed beschouwen. Dat moeten ze helemaal zelf weten, maar het gaat in tegen het menselijk ontwerp. De hersenen van sociale diersoorten hebben neurofeedback nodig van anderen. Andere mensen zijn nodig voor de voortdurende sociaal-emotionele ontwikkeling. Het contact met anderen leert ons iedere dag over onszelf, maar geeft ook vorm aan de emotionele behoeften.
Het is niet zo dat het uitbreiden van het aantal sociale contacten, bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk, werk of het uitoefenen van interesses zoals sport, per definitie beantwoordt aan de behoefte aan betekenisvolle sociale relaties. Daarvoor is adequaat contact nodig. Of mensen geloven dat introversie en extraversie bestaan is niet relevant voor de behoefte aan het vormen van betekenisvolle sociale banden (N.B.: er is géén wetenschappelijk fundament voor de hypothese dat mensen zijn te verdelen in twee tegengestelde persoonlijkheidstypes).
Het is geen zwakte om te erkennen dat mensen sociale banden nodig hebben om te overleven. Niet gelukkig zijn als persoon die alleen is, heeft niets te maken met behoeftig zijn, "clingy" zijn, afhankelijk zijn of je eigen gedachten en gezelschap niet kunnen waarderen. Ik heb juist heel erg de behoefte aan gezelligheid, drukte, activiteit, veel prikkels. Alleen-zijn gaat bij mij in tegen de manier waarop ik ben aangelegd. Dat zeg ik niet omdat iemand me is ontvallen.
De belangrijkste persoon in mijn leven wist tot op het moment van haar dood hoe eenzaam ik ben.
Mijn moeder zei, in de week voor haar dood: 'Ik weet waarom je eenzaam bent. Jij hebt alles door en dat vinden mensen confronterend'. Ik kon en kan me nog steeds niet voorstellen dat ik dáárdoor veroordeeld lijk te zijn tot een eenzaam bestaan. Mijn moeder is altijd bang geweest dat ik zelfmoord zou plegen vanwege de voortdurende eenzaamheid. We hadden ook niemand om het mee te bespreken, omdat mensen vonden dat wij alles mee hadden. Wij werden wel "Dames van het goede leven", "Eeuwige optimisten" en "Lachebekjes" genoemd. Niet dat wij ons anders voordeden; het was hoe anderen ons zagen en hoe anderen mij nu nog zien.
"Jij redt je wel". Nee, ik red het niet.
Mensen die me zien lachen of horen kletsen (ik ben een drukke prater) denken dat ik gelukkig ben. Zij zien niet het intense verdriet en de uitholling door jarenlang eenzaam zijn.
Mensen oordelen op wat ze op het eerste gezicht zien. Ze zeggen altijd "Jij redt je wel" en "Het komt goed". Lekker makkelijk. Ik hoor mijn hele leven al "Jij redt het wel". Ik red het helemaal niet. De eenzaamheid heeft me van binnen al kapotgemaakt.
Op sommige dagen, zoals vandaag, is het bijna niet uit te houden. Ik werd ermee wakker. Ik word er vaak mee wakker en soms doet alleen zijn me zo'n pijn dat ik gerust de hele nacht kan huilen, tot ergens in de ochtend. Ik heb jaren geleden de rapportages van mijn geboorte gezien. Ik ben gereanimeerd. De wrangheid daarvan is dat ik liever had gewild dat ze me hadden laten gaan. Ik vind dit echt een vreselijk leven. Alleen achterblijven, zonder iemand om een band mee te hebben, is onvoorstelbaar eenzaam.
De paradox: ik ben optimistischer dan de meeste mensen die ik ontmoet, maar dat neemt de pijn van mijn eenzaamheid niet weg
Hier komt wat anderen misschien paradoxaal vinden, tenzij ze de antennes hebben om het te begrijpen: ik ben optimistischer dan de meeste mensen die ik ontmoet. Ik ben niet iemand die zich afzondert en in het donker met de rolluiken dicht gaat zitten somberen; ik blijf zelfs niet binnen. Dat neemt niet weg dat de eenzaamheid z'n tol eist van mij en dat ik het ook niet vol kan blijven houden. De mensen die ik spreek, zijn vaak negatief over andere mensen, of ze genieten ervan om alleen te zijn. Daardoor kan ik ook bij hen mijn gevoelens niet uiten. Ik doe het wel, maar ze werpen me tegen dat het heerlijk is om alles alleen te doen en dat ze geen behoefte hebben aan anderen. Het is heel simpel: het gaat tegen de menselijke natuur in om alleen te zijn en graag samen zijn betekent niet dat ik mijn eigen gedachten of gezelschap niet kan verdragen of dat ik geen vindingrijkheid heb om mijn tijd zelf in te delen.
Zou ik minder intelligent willen zijn?
Nee; ik heb nooit de wens gehad om bij de meerderheid te horen of in cliques te passen. Ik zou willen dat ik vanaf jonge leeftijd een netwerk had gehad van gelijkgestemden.
Zou ik het leven van een ander willen hebben?
Nee, ik heb nog nooit de wens gehad om met een ander te ruilen. Niet vanwege die overdreven zware beeldspraak als "Dan moet je ook het kruis dragen van een ander", maar omdat ik het (gezins)leven van anderen niet zaligmakend vind.
Ik zou in plaats daarvan hebben gewild dat wij het leven dat en de omgeving hadden die bij ons hoorde. Door de armoedeval waar wij in zijn gerot zat een leven dat bij onze persoonlijkheden zou passen (open voor nieuwe contacten en ervaringen, actief, optimistisch) er voor ons als jong gezin niet in. Meer dan ooit besef ik nu dat de omgeving waarin je opgroeit en leeft of waarin je een gezin vormt, van invloed is op de kansen om talent en interesses te ontwikkelen. Zonder een netwerk en middelen om te exploreren, lukt dat écht niet.
Je kunt nog zoveel vaardigheden hebben, als er in de omgeving geen culturele mogelijkheden zijn en de mensen zijn ook nog eens zó negatief over alles (meer dan "aanstelster" kregen we niet te horen, omdat uitblinken en enthousiasme vieze woorden waren in onze kille stadse omgeving), dan is het moeilijk om een platform te vinden om jezelf verder te ontwikkelen. Qua locatie was het al relatief onmogelijk. We kwamen hier niet zomaar weg door die armoedeval. Dat is zo zonde. Mijn moeder had net als ik vele interesses en veel enthousiasme, maar ook zij stuitte op desinteresse en afgunst. Extreme afgunst. Nog erger dan waar ik mee te maken heb.