2020/2021
Ongegrond fatalisme en manipulatie van de realiteit staan in de weg aan het treffen van adequate maatregelen om de samenleving, waaronder het (universitair) onderwijs, veilig te laten draaien
Ik houd niet van anekdotisch bewijs, maar in dit geval wil ik het toch opmerken. Sinds maart 2020 krijg ik te horen hoe "zwaar jongeren te lijden hebben onder de coronamaatregelen". In plaats van óver jongeren te praten, zouden ze eens aan diverse personen van de jongere generatie kunnen vragen hoe de jongeren/jongvolwassenen de COVID-pandemie echt ervaren.
Vóór 2020 was er in het geheel geen echte aandacht voor het welzijn van de student. Men vroeg zich niet af of het studentenleven en de verplichte werkgroepen nu echt zo zaligmakend waren. Evenmin verdiepten de meesten zich in de druk van de studieschuld, die ook voor het sociaal leenstelsel vanzelfsprekend was (de studiefinanciering van vóór 2015 was niet gunstiger dan de regeling onder vigeur van het sociaal leenstelsel; beide regelingen leiden tot studieschuld). Onderwerpen als eenzaamheid onder studenten, ziekten en woningnood werden in de jaren 2012-2020 af en toe aangekaart en vertoefden verder in de taboesfeer, omdat vooral de oudere generaties het cliché in stand hielden dat "je studententijd de tijd van je leven moet zijn".
Onderwijsorganisaties wekken de indruk dat studenten hebben te lijden onder het gebrek aan fysieke aanwezigheid bij colleges. De realiteit is dat studenten vóór 2020 altijd hebben geklaagd over de aanwezigheidsplicht bij hoor- en werkcolleges. Bij de werkgroepen en verplichte hoorcolleges stond zelfs iemand bij de ingang om de aanwezigheid van studenten te controleren, omdat spijbelen tegen te gaan (ik heb het echt over de universiteit). Sommige studenten probeerden te sjoemelen door pas tijdens de pauze de collegezaal binnen te sluipen en de presentielijst stiekem te tekenen. Om de tijd tijdens colleges te doden, zaten de meeste studenten te gamen, te appen, te Netflixen en filmpjes op Youtube te kijken. Van het enthousiasme over de colleges onder studenten heb ik in alle eerlijkheid nooit iets gemerkt. Een paar enthousiastelingen waren er wel, dat waren ouderen die zich als hobbyist á la carte hadden ingeschreven voor colleges.
Het beeld van de lijdzame student die geen normaal sociaal leven meer heeft ten tijde van de COVID-pandemie, is uiterst manipulatief. Ik heb het studentenleven van vóór en tijdens de pandemie meegemaakt en herken me geenszins in het beeld van de student die te lijden heeft onder de maatregelen. In de eerste plaats zijn er geen restrictieve maatregelen. Ik kon in 2020 alles doen en overal naartoe gaan en de jongeren in mijn omgeving bleven ook onbelemmerd afspreken met leeftijdsgenoten. Dat het sociale leven in 2020 stil is gelegd, is simpelweg een fabel. Nederlanders konden in heel 2020 en 2021 tot nu bovendien zonder beperkingen op vakantie. De stranden, winkelcentra en vliegvelden waren overvol. De enige restricties die in Nederland hebben bestaan, zijn de "on-and-off-lockdowns" in de horeca. Mensen zijn nooit gedwongen geweest om thuis te blijven en dat deden ze dan ook niet. De vrijheden zijn in Nederland onbeperkt gebleven, maar mensen hebben zichzelf hardnekkig wijsgemaakt dat er coronamaatregelen en een vrijheidsbeperkende lockdown zijn geweest.
Ten tweede wordt ten onrechte op de emotie gespeeld. Dat studenten "het mentaal zwaar hebben door niet gewoon naar college te kunnen", is schromelijk overdreven. Er zijn geen aanwijzingen dat studenten psychisch zwaar te lijden hebben onder het ontbreken van de fysieke aanwezigheidsplicht bij colleges.
Het beeld is ook nog eens ongegrond, omdat de fysieke aanwezigheid bij colleges op de universiteit altijd mogelijk is gebleven. Voor aanvang van ieder college ontving ik keurig een link om kenbaar te maken of ik fysiek aanwezig wilde zijn bij de colleges. De grootste beperking is dat de student een handeling moet verrichten: op de link klikken en zich aanmelden. De studentenfaciliteiten bleven open. De stelling, dat de student in 2020/2021 niet naar de campus kon, is dus geheel uit de lucht gegrepen. Het ergst van de fatalistische voorstelling, dat "jongeren énorm te lijden hebben onder de maatregelen en het niet fysiek kunnen volgen van onderwijs", is dat dit fatalisme verhindert te regelen wat werkelijk nodig is. Om de samenleving en het onderwijsleven te kunnen laten functioneren, zijn slechts enkele adequate maatregelen nodig.
Waarom het slecht is dat wordt gepleit voor universitair onderwijs zónder adequate maatregelen: ook studenten leven in dynamische groepen en óók studenten kunnen ernstige COVID krijgen
Het gedramatiseer van het studentenleven vanaf maart 2020 is activistisch van aard: onderwijsorganisaties beogen de universiteiten zonder COVID-maatregelen te laten draaien. Om die reden wordt aangevoerd dat studenten "mentaal lijden onder de maatregelen, terwijl jongeren meestal niet ziek worden van SARS-CoV-2".
Het is een uiterst slechte ontwikkeling om het universitair onderwijs zónder noodzakelijke COVID-maatregelen te laten verlopen. Het virus verspreidt aërogeen, wat inhoudt dat infectieuze deeltjes worden uitgestoten door praten en ademhalen en dat infectieuze in de collegezalen blijven hangen en zo de aanwezige personen besmetten. Afstandsregels zonder aanvullende maatregelen, zoals "1,5 meter afstand houden" zijn onzin, omdat het virus zich niets aantrekt van afstandsregels (Airborne transmission route of
COVID-19: Why 2 Meters/6 Feet of Interpersonal Distance Could not be Enough, International
Journal of Environmental Research and Public Health 2020 Apr; 17(8): 2932; Airborne
transmission of SARS-CoV-2: The world should face the reality, Environment
International 2020 Jun; 139:105730).
In een gesloten ruimte zonder adequate ventilatie, waar de aanwezige personen géén mondneusmaskers (KN95/N95) dragen, raakt de lucht verzadigd met virusdeeltjes. Personen met
SARS-CoV-2-infectie ademen miljoenen virusdeeltjes (RNA in nuclei) per uur uit
(COVID-19
patients in earlier stages exhaled millions of SARS-CoV-2 per hour, Clinical
Infectious Diseases Vol. 72, Issue 10, 2021). Sinds 1946 is algemeen
bekend dat ademhalen en praten uitstoot van grote hoeveelheden aërosolen
veroorzaken (The size and the duration of air-carriage of respiratory
droplets and droplet-nuclei, Journal of Epidemiology and Infection, J.P.
Duguid, september 1946). Alle “indoor”
instellingen vormen een groot risico ten aanzien van de verspreiding van het
virus via aërogene route (The
flow physics of COVID-19, Journal of Fluid Mechanics Vol. 894, 10 juli
2020). Aërosolen leggen een afstand van 8 meter af via een “turbulent gas
cloud” (Turbulent
Gas Clouds and Respiratory Pathogen Emissions: Potential Implications for
Reducing Transmission of COVID-19, L. Bourouiba, JAMA 2020;323(18):1837-1838).
Roulette
Diverse organisaties spelen roulette met jongeren en hun omgeving. Het is niet waar dat jongeren niet ernstig ziek zouden kunnen worden van COVID, want SARS-CoV-2 is een trojaan. Het virus kaapt de cellen en is in staat om in volledig "gezonde" personen DNA en mitochondria te manipuleren en te vernietigen. Sinds 2003 is bekend dat de SARS-coronavirussen neurologische schade en microtrombose en fibrose in de organen veroorzaken, ook in personen die niet ernstig ziek worden door infectie. In 2020 werd voor het eerst de term "Long COVID" geopperd voor dergelijke langetermijneffecten van infectie met SARS-CoV-2. Of een jongere een bovengemiddeld risico loopt om ernstig ziek te worden van SARS, is afhankelijk van een factor die onbestemd is: iedereen zou zijn of haar DNA-mutaties moeten kennen om te weten of hij/zij extra risico loopt. Jongens zouden bijvoorbeeld moeten weten dat zij een afwijking hebben in het gen dat codeert voor TLR7!
Zelfs als ernstige ziekte of langetermijnschade door COVID onder studenten zou kunnen worden uitgesloten, wordt met het verplichten van onderwijs zonder adequate maatregelen voorbijgegaan aan iets fundamenteels: jongeren leven niet in statische, afgezonderde groepen, maar net als de meeste mensen in dynamische sociale groepen. Jongeren hebben ook contact met ouders, misschien wel met andere familieleden en vrienden van buiten de universiteit. Deze derden lopen het gevaar om door tertiaire transmissie te worden getroffen, omdat het virus via-via wordt overgebracht door mensen die nog géén klachten hebben. Het onmogelijke wordt gevraagd: of studenten hun ouders in gevaar willen brengen door deel te móeten nemen aan niet-COVID-proof onderwijs. Niet eventuele maatregelen zijn traumatiserend en psychisch drukkend, het feit dat studenten zichzelf en anderen onnodig in gevaar moeten brengen is ontoelaatbaar.
De principale kwestie is: leed door COVID is onnodig, omdat verspreiding van SARS-CoV-2 vermijdbaar is. Kleine ingrepen maken het veilig draaien van de samenleving mogelijk, maar deze ingrepen worden al meer dan een jaar terzijde geschoven. De kennis van SARS-coronavirussen is er sinds 2003 in overvloed, de effectiviteit van maatregelen ter beperking van aërogene transmissie van ziekteverwekkers wordt al meer dan 100 jaar bestudeerd, er is dus géén excuus om de wetenschap niet in praktijk te brengen.
Het kan anders: tref permanent adequate maatregelen tegen aërogene transmissie
Hoe moet het dan wel? Op de universiteit zitten we in containergebouwen en in klaslokalen die door moeten gaan voor collegezalen. In de kleine ruimten zitten 75-150 man bovenop elkaar, er zijn in hoorcollegezalen geen ramen en de ventilatie staat op recirculatie. Hét recept voor problemen. Als de universiteiten zonder aanpassingen op deze voet verdergaan, is het onderwijs absoluut niet SARS-proof/COVID-proof.
In plaats daarvan dient op professionele wijze de mechanische ventilatie te worden afgestemd op het minimaliseren van aërogene transmissie van SARS-CoV-2. Ik hamer hier al sinds maart 2020 op: TNO, REHVA en ASHRAE hebben alle expertise in huis om dit toekomstbestendig in orde te maken. Een eenmalige investering helpt op korte en lange termijn uitval door virusinfecties te voorkomen. In HVAC (combinatiesystemen voor verwarming, airco en ventilatie) dienen strikt te worden gecontroleerd op lekkages. HEPA-filters en draagbare HEPA-filters minimaliseren de verspreiding van COVID verder. Ook kunnen filters van de categorie 16 MERV aërogene transmissie reduceren.
De aanpak van COVID begint natuurlijk bij de bron. Mensen verspreiden het virus vóórdat zij klachten zoals hoesten en koorts ontwikkelen, omdat de viruslading in de incubatietijd het hoogst is en afneemt tijdens het optreden van symptomen. Op dag 5 vóórdat zich
symptomen openbaren, is de infectieve lading op het piekpunt. Dat houdt in dat mensen
binnen de eerste vijf dagen vanaf het moment van de infectie (in de
incubatietijd) geïnfecteerd kunnen raken (High
infectiousness immediately before COVID-19 symptom onset highlights the
importance of continued contact tracing, eLife 2021).
Dit brengt mee dat iedereen in binnenruimtes een mondneusmasker van minimaal de filtercategorie FFP2 dient te dragen (KN95/N95). Mondneusmaskers zijn sinds 2008 bewezen effectief tegen het verspreiden van virussen. N95-mondneusmaskers
met een goede fit hebben 98,4% tot wel 99% filtereffectiviteit (Efficacy
of face masks neck gaiters and face shields for reducing the expulsion of simulated
cough-generated aerosols, Aerosol Science and Technology Vol. 55, 2021,
Issue 4), chirurgische maskers met bandjes die zelf aangespannen kunnen worden
(níet de medische maskers met loops waar de oren doorheen moeten!) hebben een
niet te onderschatten 71,5% filtereffectiviteit (EPA
Researchers Test Effectiveness of Face Masks, Disinfection Methods Against
COVID-19, United States Environmental Protection Agency, 2021).
In een klinische setting met patiënten met SARS-CoV-2 die een KF94 of N95 droegen, werden géén virale infectieve deeltjes aan de buitenkant van het masker aangetroffen, wat de effectiviteit van deze maskers als middel van source control wederom onderstreept (Effectiveness of surgical, KF94 and N95 respirator masks in blocking SARS-CoV-2: a controlled comparison in 7 patients, Infectious Diseases Vol. 52, Issue 12, 2020).
Maatregelen ter preventie van (aërogene) verspreiding van SARS-CoV-2 |