De
Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsbesluiten
(hierna te noemen: Wns), Titel 4.5 Awb, wordt gefaseerd ingevoerd om de
problematiek bij de afhandeling van wettelijke en buitenwettelijke
schadebesluiten weg te nemen.[1] Voor de burger staan verschillende
wegen voor een beroep op de burgerlijke dan wel bestuursrechter open. De
grondslag van de schade (het materiële aspect) bepaalt de te volgen procedure.
Er is behoefte aan uniformering van de regelingen omtrent schadevergoeding en nadeelcompensatie voor de rechtmatige overheidsdaad, mede vanwege de procedurele onoverzichtelijkheid.[2] Het wetsvoorstel vormt de aanleiding tot dit onderzoek, waarin de huidige situatie omtrent schadevergoeding en nadeelcompensatie wegens de rechtmatige overheidsdaad, met de te verwachten situatie onder de Wns wordt vergeleken.
1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag
In dit onderzoek richt ik me op de beoordeling van de doeltreffendheid van de Wns in het oplossen van de bestaande procedurele en materiële knelpunten van het leerstuk van de schadevergoeding voor de rechtmatige overheidsdaad. Aangezien de Wns op dit moment nog niet in haar totaliteit van kracht is, is mijn onderzoek anticiperend van aard. De probleemstelling voor dit onderzoek luidt:
“In hoeverre kan de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten zorgen voor de oplossing van materiële en procedurele knelpunten bij de afhandeling van schade, die de burger lijdt als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad?”
1.3 Opzet
De onderzoeksvraag valt uiteen in een aantal deelvragen:
1. Wanneer is de overheid aansprakelijk voor de vergoeding van schade die is ontstaan uit de rechtmatige overheidsdaad?
Ik besteed aandacht aan de ontwikkeling van het recht op schadevergoeding op grond van de rechtmatige overheidsdaad; daarna ga ik in op de grondslagen van en de criteria voor het bestaan van een recht op schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad. Daaruit volgt een bespreking van de materiële knelpunten die bestaan in de praktijk van de schadevergoeding en nadeelcompensatie;
2. Via welke procedures kan de burger schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad verkrijgen en wat zijn daarbij de knelpunten?
Het leerstuk van de formele rechtskracht zorgt soms voor onoverzichtelijkheid voor de burger. Ook zorgt de competentieverdeling tussen de burgerlijke rechter en bestuursrechter voor onduidelijkheid. Ik bespreek de procedurele aspecten en breng de belangrijkste procedurele knelpunten in kaart.
3. Hoe kan de Wns de formele en materiële knelpunten die bestaan onder de huidige regeling, oplossen?
Ik vergelijk de situatie onder huidig recht, met de Wns. Aan de hand van deze deelvraag analyseer ik de sterke en zwakke kanten van de Wns. Het doel met deze deelvraag is, om tot een beantwoording van de hoofdvraag van dit onderzoek (in hoeverre de Wns kan zorgen voor een oplossing van de materiële en procedurele knelpunten onder de huidige situatie) te komen.
1.4 Methode
De probleemstelling zal ik beantwoorden aan de hand van evaluatief onderzoek. De jurisprudentie gebruik ik voor het aanbrengen van een onderscheid tussen de grondslagen voor het recht op schadevergoeding; ook is de jurisprudentie van belang voor de bespreking van de criteria voor het recht op nadeelcompensatie. Het wetsvoorstel en de bijbehorende parlementaire stukken, zoals de Memorie van Toelichting, vormen een bron van informatie voor het beantwoorden van de vraag, hoe de Wns de knelpunten onder de bestaande regeling(en) op kan lossen. De adviezen van onder meer de Raad van State neem ik mee in een analyse van de sterke en zwakke punten van de Wns.[3] Op grond van mijn onderzoeksbevindingen zal ik ten slotte beargumenteren, in hoeverre de Wns bijdraagt aan de oplossing van de bestaande knelpunten.
1.5 Afbakening en terminologie
In mijn onderzoek beperk ik me tot het leerstuk van de nadeelcompensatie en schadevergoeding op grond van de rechtmatige overheidsdaad; de onrechtmatige overheidsdaad wordt hier niet besproken. Ik hanteer binnen de context van mijn onderzoek de definitie “rechtmatige overheidsdaad”. Onder deze ruime definitie wordt zowel het besluit in de zin van art. 1:3 Awb, als feitelijk overheidshandelen begrepen. De kernvoorwaarde voor het bestaan van een recht op schadevergoeding is, dat de schade het gevolg is van de uitoefening van een publiekrechtelijke taak door de overheid.[4] Ik spreek van de “burger” in de zin van benadeelde; volledigheidshalve merk ik op dat ook rechtspersonen subject voor de toepassing van de Wns kunnen zijn. De term “schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad” is een overkoepelende term, die enerzijds betrekking heeft op een vordering die voor de burgerlijke rechter kan worden ingesteld; bij de bestuursrechter bestaat “schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad” uit nadeelcompensatie (art. 4:126 Awb) of overige schadevergoedingen, gebaseerd op het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 Awb).
Er is behoefte aan uniformering van de regelingen omtrent schadevergoeding en nadeelcompensatie voor de rechtmatige overheidsdaad, mede vanwege de procedurele onoverzichtelijkheid.[2] Het wetsvoorstel vormt de aanleiding tot dit onderzoek, waarin de huidige situatie omtrent schadevergoeding en nadeelcompensatie wegens de rechtmatige overheidsdaad, met de te verwachten situatie onder de Wns wordt vergeleken.
1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag
In dit onderzoek richt ik me op de beoordeling van de doeltreffendheid van de Wns in het oplossen van de bestaande procedurele en materiële knelpunten van het leerstuk van de schadevergoeding voor de rechtmatige overheidsdaad. Aangezien de Wns op dit moment nog niet in haar totaliteit van kracht is, is mijn onderzoek anticiperend van aard. De probleemstelling voor dit onderzoek luidt:
“In hoeverre kan de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten zorgen voor de oplossing van materiële en procedurele knelpunten bij de afhandeling van schade, die de burger lijdt als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad?”
1.3 Opzet
De onderzoeksvraag valt uiteen in een aantal deelvragen:
1. Wanneer is de overheid aansprakelijk voor de vergoeding van schade die is ontstaan uit de rechtmatige overheidsdaad?
Ik besteed aandacht aan de ontwikkeling van het recht op schadevergoeding op grond van de rechtmatige overheidsdaad; daarna ga ik in op de grondslagen van en de criteria voor het bestaan van een recht op schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad. Daaruit volgt een bespreking van de materiële knelpunten die bestaan in de praktijk van de schadevergoeding en nadeelcompensatie;
2. Via welke procedures kan de burger schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad verkrijgen en wat zijn daarbij de knelpunten?
Het leerstuk van de formele rechtskracht zorgt soms voor onoverzichtelijkheid voor de burger. Ook zorgt de competentieverdeling tussen de burgerlijke rechter en bestuursrechter voor onduidelijkheid. Ik bespreek de procedurele aspecten en breng de belangrijkste procedurele knelpunten in kaart.
3. Hoe kan de Wns de formele en materiële knelpunten die bestaan onder de huidige regeling, oplossen?
Ik vergelijk de situatie onder huidig recht, met de Wns. Aan de hand van deze deelvraag analyseer ik de sterke en zwakke kanten van de Wns. Het doel met deze deelvraag is, om tot een beantwoording van de hoofdvraag van dit onderzoek (in hoeverre de Wns kan zorgen voor een oplossing van de materiële en procedurele knelpunten onder de huidige situatie) te komen.
1.4 Methode
De probleemstelling zal ik beantwoorden aan de hand van evaluatief onderzoek. De jurisprudentie gebruik ik voor het aanbrengen van een onderscheid tussen de grondslagen voor het recht op schadevergoeding; ook is de jurisprudentie van belang voor de bespreking van de criteria voor het recht op nadeelcompensatie. Het wetsvoorstel en de bijbehorende parlementaire stukken, zoals de Memorie van Toelichting, vormen een bron van informatie voor het beantwoorden van de vraag, hoe de Wns de knelpunten onder de bestaande regeling(en) op kan lossen. De adviezen van onder meer de Raad van State neem ik mee in een analyse van de sterke en zwakke punten van de Wns.[3] Op grond van mijn onderzoeksbevindingen zal ik ten slotte beargumenteren, in hoeverre de Wns bijdraagt aan de oplossing van de bestaande knelpunten.
1.5 Afbakening en terminologie
In mijn onderzoek beperk ik me tot het leerstuk van de nadeelcompensatie en schadevergoeding op grond van de rechtmatige overheidsdaad; de onrechtmatige overheidsdaad wordt hier niet besproken. Ik hanteer binnen de context van mijn onderzoek de definitie “rechtmatige overheidsdaad”. Onder deze ruime definitie wordt zowel het besluit in de zin van art. 1:3 Awb, als feitelijk overheidshandelen begrepen. De kernvoorwaarde voor het bestaan van een recht op schadevergoeding is, dat de schade het gevolg is van de uitoefening van een publiekrechtelijke taak door de overheid.[4] Ik spreek van de “burger” in de zin van benadeelde; volledigheidshalve merk ik op dat ook rechtspersonen subject voor de toepassing van de Wns kunnen zijn. De term “schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad” is een overkoepelende term, die enerzijds betrekking heeft op een vordering die voor de burgerlijke rechter kan worden ingesteld; bij de bestuursrechter bestaat “schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad” uit nadeelcompensatie (art. 4:126 Awb) of overige schadevergoedingen, gebaseerd op het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 Awb).