zondag 13 november 2016

Bestuursrecht: toetsingskaders besluitvorming

De gemeenteraad heeft een APV uitgevaardigd. Wordt deze aangemerkt als avv?
1 : is de wetgevende bevoegdheid ontleend aan de Grondwet of een wet in formele zin?
Het gemeentebestuur is bevoegd op grond van art. 172 Grondwet jo. art. 108 jo. 147 lid 1 jo. 149 Gemeentewet;
2 :  is de verordening afkomstig van een daartoe bevoegd bestuursorgaan?
De gemeenteraad is een a-bestuursorgaan, ex. art. 1:1 lid 1 sub a awb. De gemeente is een rechtspersoon, ingesteld krachtens publiekrecht, blijkens art. 2:1 lid 1 BW. Kijk voor de positie of functie in art. 6 Gemw en oordeel of de raad als orgaan kan worden aangemerkt.
3 : gaat het om regels die algemeen naar tijd, plaats, persoon en voor herhaalde toepassing vatbaar zijn?
Zie in dit verband de recente uitspraak ABRvS 1 juni 2016, Criteria voor bijboten;
4 :  bevat de regeling een zelfstandige normstelling?
Een nadere uitwerking van een reeds bestaande normstelling sluit een regeling uit van de kwalificatie "avv";
5 : heeft de regeling externe werking? Geldt de APV voor anderen dan het uitvaardigende orgaan?
Zo niet, dan hebben de regels enkel betrekking op intern beleid.

Wanneer is een besluit een concretiserend besluit van algemene strekking?
Het concretiserend besluit van algemene strekking heeft veel weg van een avv: zij concretiseren het avv nader naar tijd, plaats, persoon, enz. Wat het concretiserend besluit echter mist, is de zelfstandige normstelling. Ook is het concretiserend besluit niet gefundeerd op wetgevende bevoegdheid.

Indien in een verordening niet een gebied is aangewezen waar een verbod of gebod geldt, maar is bepaald dat aanwijzing geschiedt bij nader besluit van het orgaan dat de verordening heeft vastgesteld of van een ander orgaan, dan is die aanwijzing een concretiserend besluit van algemene strekking.

In de zaak-Criteria voor bijboten heeft het college van B&W criteria vastgesteld, waarin de hoeveelheid en het soort toegestane bijboten, de maximaal toegestane afmeting en de wijze waarop bijboten moeten worden aangelegd zijn bepaald. Deze criteria bevatten een zelfstandige normstelling en zijn voor herhaalde toepassing vatbaar, omdat zij tegen een ieder die zich in het gebied van toepassing bevindt, kunnen worden ingeroepen. Daarom dienen de criteria te worden aangemerkt als avv in de zin van art. 8:3 lid 1 onder a awb (ABRvS 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1526 (Criteria voor bijboten), r.o. 4.1-4.2).


Waarom kan het vaststellen van de verordening niet aan het college worden gedelegeerd?
Art. 156 lid 3 Gemeentewet maakt duidelijk dat de raad slechts het vaststellen van nadere regelgeving ten aanzien van bepaalde, door hem in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen, mag delegeren.

Wat is het belang van het onderscheid tussen verschillende besluiten?

Het onderscheid tussen besluiten van algemene strekking (bas) en beschikkingen, is van belang voor de toepasselijkheid van hoofdstuk 3 en 4 van de awb:
1. Uit art. 3:1 lid 1 awb blijkt dat hoofdstuk 3 slechts beperkt van toepassing is op algemeen verbindende voorschriften;
2. Titel 4.1. geldt alleen voor beschikkingen;
3. Voor besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, gelden andere bekendmakingseisen, vgl. art. 3:42 awb en 3:41 awb;
4. Art. 8:3 lid 1 awb: de avv en beleidsregel zijn uitgesloten van de beroepsmogelijkheid (niet: tweefasentoetsing).

Een beleidsregel kan niet de grondslag vormen voor het in het leven roepen van een nieuwe bestuursbevoegdheid; daarentegen kan een avv wél de grondslag vormen voor attributie. Uit art. 4:84 awb volgt, dat van een beleidsregel (bij uitzondering) kan worden afgeweken; de binding aan het avv is echter absoluut.

Wanneer is een besluit van algemene strekking een beschikking?
Het karakter van het bas maakt, dat het gericht is op een rechtsgevolg, geadresseerd aan een onbepaalde groep personen. Is het bas object-gerelateerd, in de zin dat het een statusverlening aan een object inhoudt, waarbij het object voldoet aan wettelijke bepalingen die zijn verbonden aan de statusverlening, dan is het bas tevens een beschikking. Bij wijze van deze uitzondering is titel 4.1. awb van toepassing op het bas, zijnde een objectgerelateerde beschikking.

Hoe kan een belanghebbende bezwaar maken tegen de weigering om een bas te nemen?
In beginsel komt slechts de weigering om een beschikking te nemen, in aanmerking voor bezwaar en beroep; zie art. 1:3 lid 2 awb. Hoofdstuk 3 en 4 awb zijn van overeenkomstige toepassing op de weigering van het nemen van een beschikking.  Afdeling 3.4 biedt belanghebbenden bescherming bij de voorbereiding van bas. De belanghebbende kan het bestuursorgaan verzoeken om een bas te nemen. Tegen de weigering van het nemen van een bas is beroep of bezwaar ex. art. 6:2 onder a awb, wel een optie. Het verdient hier opmerking dat de mogelijkheid van beroep en bezwaar tegen besluiten van algemene strekking, slechts categoriaal is uitgesloten op grond van art. 8:2 awb; voor andere bas wordt een ruim belanghebbendenbegrip gehanteerd. De ratio is dat bas op de gebieden verkeer, vervoer en leefomgeving, meerdere belanghebbenden kan treffen.