maandag 4 januari 2016

Verbintenissenrecht. Opschorting: algemene regeling en exceptio non adimpleti contractus

Opschorting
Opschorting kan worden gebruikt als pressiemiddel, wanneer nakoming van de verbintenis door een tegenpartij nog mogelijk is. Tevens dient de opschorting ter verzekering wanneer te vrezen is dat de prestatie door de tegenpartij niet geleverd zal worden; de opschorting gaat dan vooraf aan een eventuele verrekening, schadevergoeding of ontbinding.

De algemene wettelijke regeling inzake het opschortingsrecht is te vinden in afdeling 6.1.7. BW.
Art. 6:52 lid 1 vereist een voldoende samenhang tussen vordering en schuld, om opschorting te rechtvaardigen. In lid 2 van dit artikel wordt vervolgens aangegeven wat onder "samenhang" wordt verstaan; uit "onder meer" blijkt wel dat het om een indicatie gaat.
Is het leveren van een tegenprestatie onmogelijk, dan kan de eigen prestatie van een schuldeiser die tevens schuldenaar is, niet worden opgeschort op basis van de algemene regeling, ex. art. 6:54 sub b.

Exceptio non adimpleti contractus (ENAC)
Gaat het om een wederkerige overeenkomst, dan kan de schuldeiser een beroep doen op de exceptio non adimpleti contractus, ex. art. 6:262, ongeacht de definitieve onmogelijkheid van de wederpartij om te presteren. Voorwaarde voor de exceptio non adimpleti contractus is een nauw verband tussen de tegenover elkaar staande verplichtingen; de ontbindingsmogelijkheid ziet immers op de uiteindelijke bevrijding van de eigen verplichting tot presteren bij wederkerigheid van de verbintenis. Lid 2 van art. 6:262 bepaalt dat opschorting slechts is toegelaten, voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt.

Opschorting is slechts mogelijk indien de vordering van de opschortende partij opeisbaar is. Indien geen tijd voor de nakoming is bepaald, dan kan terstond nakoming worden gevorderd, zo is bepaald in art. 6:38. In art. 6:263 is een onzekerheidsexceptie bij wederkerige overeenkomsten opgenomen.  Een partij die gehouden is het eerste te presteren, is niettemin bevoegd op te schorten als zij op goede gronden mag vrezen dat de wederpartij niet na zal komen.

Voor het opschortingsrecht is niet relevant, of de niet presterende schuldenaar in verzuim is.
Bepalend voor een geslaagd beroep op het opschortingsrecht zijn, naast de genoemde criteria, de redelijkheid en billijkheid, de proportionaliteit, de aard van de verbintenis en, niet te vergeten, de juiste rechtsgrond. Wanneer nu een schuldeiser op onjuiste gronden opschort, omdat hij meent dat er sprake is van een tekortkoming, dan verkeert hij door niet-nakoming zijnerzijds in schuldeisersverzuim.