zaterdag 9 januari 2016

Verbintenissenrecht: totstandkoming rechtshandeling en overeenkomst I

Waarom is de totstandkoming van de rechtshandeling relevant?
De rechtshandeling en overeenkomst staan in verhouding tot elkaar als genus-species. Een rechtshandeling beoogt rechtsgevolgen in het leven te roepen, dit in tegenstelling tot de feitelijke handeling. Een rechtshandeling kan gericht en ongericht, resp. eenzijdig of meerzijdig zijn. Het moge duidelijk zijn dat de eenzijdige (gerichte) rechtshandeling verplichtingen in het leven placht te roepen, waarbij het niet vanzelfsprekend is dat meerdere partijen gehouden zijn de verbintenis na te komen, maar waarbij derde partijen wel in hun belangen geraakt kunnen worden. De overeenkomst wordt  in het leven geroepen door twee of meer partijen die zich op de verbintenis toeleggen. Kernbegrippen zijn in vrijwel alle te behandelen gevallen, het gerechtvaardigd vertrouwen en de redelijkheid en billijkheid inz. art. 6:248.

Wie geniet bescherming in geval van discrepantie van wil en verklaring?
`Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolgen gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard´, zo luidt art. 3:33. Het komt voor dat de wil en verklaring van een persoon uiteenlopen, om velerlei redenen; van oneigenlijke dwaling tot de geestesziekte (waarover later meer).

De wilsvertrouwensleer impliceert dat de wederpartij mag vertrouwen op de wil van de handelende persoon om zich te binden. Het vertrouwen is in dit geval niet gegrond op het nakomen van een prestatie door de handelende persoon. De bescherming van het vertrouwen van de wederpartij  is een relativering van het consensualisme. In beginsel is ieder rechtssubject vrij om een rechtshandeling vormvrij tot stand te brengen, ex. art. 3:37 BW, uitgezonderd art. 3:39.  De bescherming van het (gerechtvaardigd) vertrouwen is gecodificeerd in artt. 3:35 en 3:36. Inzake art. 3:35 mag de wederpartij vertrouwen op de schijn van de verklaring, ongeacht de overeenstemming van de verklaring met de wil van de handelde persoon- behoudens uitzonderingen.

Wat is het verbintenisrechtelijke verschil tussen de feitelijk onbekwame en de geestelijk gestoorde?
Neem aan dat er sprake is van een discrepantie tussen wil en verklaring in het handelen van de geestelijk gestoorde. De handelingsonbekwame hoeft geen discrepantie in wil en verklaring te ervaren, maar een civielrechtelijke beperking staat in de weg aan het handelen, bijvoorbeeld vanwege curatele. Als de psychisch gestoorde onder curatele is gesteld, valt het handelen uiteraard vooraleerst binnen bereik van de wettelijke handelingsonbekwaamheid.

De handelingsonbekwame vindt bescherming in art. 3:32 lid 2, in die zin dat de rechtshandeling vernietigbaar is. Wil de wederpartij nakoming vorderen, dan mist de wederpartij de bescherming ex. art. 3:35. Het gerechtvaardigd vertrouwen heeft geen effect. Hoe geniet nu de wederpartij enige bescherming? De gegevens van de handelingsonbekwame, de psychiatrisch patiënt die zich onder curatele gesteld ziet, worden via de openbare kanalen kenbaar gemaakt. Er zijn slechts enige gegevens nodig om over de informatie betreffende curatele te beschikken. Hoewel het erg onpraktisch aandoet dat de verkoper voorafgaand aan het afrekenen van een wasmachine de persoonsgegevens ex. art. 1:391 natrekt, is er geen mogelijkheid om nakoming door de onbekwame af te dwingen met een beroep op art. 3:35. Let erop, dat art. 1:378 niet op het faillissement ziet. De failliet is niet handelingsonbekwaam, maar beschikkingsonbevoegd, art. 3:84.

De wederpartij kan nakoming door de geestesgestoorde wél afdwingen met een beroep op art. 3:35. Het is aan de geesteszieke om te bewijzen dat de stoornis invloed had op het afleggen van de verklaring, zie art. 150 Rv. "Zonder wil geen verklaring", is de gedachte achter art. 3:34. Het artikel, dat de gestoorde beoogt bescherming te bieden, kan worden ontleed in de volgende mogelijkheden:

1. Art. 3:34 lid 1: de wil wordt geacht te ontbreken, indien een redelijke waardering van belangen is belet door de stoornis, óf de verklaring is gedaan onder invloed van de stoornis.
> de gestoorde: dient te bewijzen dat hij een stoornis heeft (1) en dat deze de redelijke waardering van belangen bij het aangaan van de verbintenis belette, óf dat de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan (2);
> de wederpartij: kan een beroep doen op art. 3:35.

2. Art. 3:34 lid 1: de verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de gestoorde nadelig was.
> de gestoorde: dient zijn stoornis te bewijzen, evenals het nadeel dat hij ondervindt door het verrichten van de rechtshandeling;
> de wederpartij: komt een beroep toe op art. 3:35. Ook het door de gestoorde ervaren nadeel kan worden ontkracht. Immers is het goed mogelijk dat het gevolg van de rechtshandeling slechts in de beleving van de gestoorde zodanig als "nadelig" wordt ervaren, terwijl er naar algemene maatstaven geen nadelen bestaan of waren te voorzien.

Heeft de niet tijdig verzonden verklaring ook werking? 
Art. 3:37 lid 4 bepaalt de toerekening van de inhoud van een verklaring aan de afzender. De verklaring krijgt vervolgens werking wanneer deze ex. art. 3:37 lid 3, een bepaalde persoon bereikt. De tijdigheid is van belang, maar indien het aan de wederpartij is toe te rekenen dat de verklaring haar niet tijdig heeft bereikt, heeft de verklaring niettemin werking. Voor het niet tijdig ontvangen van de aanvaarding geldt art. 6:224.

Wat is het verschil tussen het intrekken en herroepen van een verklaring inhoudende een aanbod?
Een verklaring kan worden ingetrokken, indien wordt voldaan aan de voorwaarden ex. art. 3.37 lid 5: intrekking is dus slechts mogelijk als de intrekking de wederpartij eerder of gelijk met de oorspronkelijke verklaring bereikt. Een aanbod is onherroepelijk, indien een van de bepalingen ex. art. 6:219 van toepassing is: er is een termijn betreffende de aanvaarding opgenomen (lid 1), het aanbod is aanvaard of een mededeling houdende de aanvaarding is verzonden (lid 2), of één der partijen heeft zich verbonden middels een optiebeding (lid 3).

Is herroeping door intrekking mogelijk? Ja, zie art. 3:37 lid 5. Het tijdig intrekken van een verklaring is de enige methode om een in beginsel onherroepelijk aanbod te `herroepen´; beide rechtshandelingen volgen immers een vergelijkbaar systeem van aanvaarding.