Een grondige analyse gaat ten koste van de overzichtelijkheid. Daarom volgt hier mijn conclusie en een samenvatting naar aanleiding van hetgeen in deel I uiteen is gezet.
Lid 1 geldt voor:
* strijd met openbare orde en goede zeden;
* strijd met wetgeving in materiële zin;
* inhoud en strekking van overeenkomst, in strijd met wet en/ of orde, of zeden.
Nietigheid vergt een afweging door de rechter, daartoe worden de volgende gezichtspunten aangereikt om te bepalen of van strijd met de openbare orde sprake is:
* belangen die door geschonden rechtsregel worden beschermd;
* inbreuk op fundamentele rechtsbeginselen;
* bewustheid partijen m.b.t. inbreuk op rechtsregel;
* sanctie waarin door de betrokken rechtsregel is voorzien.
Dus:
> valt een rechtshandeling primair binnen het bereik van lid1, dan in beginsel: nietigheid;
> valt een rechtshandeling normaliter onder bereik van lid 2, maar is niet aan de eisen van lid 2 voldaan, dan uitwijken naar lid 1, maar: strijd met wet én openbare orde vereist voor nietigheid;
> niet voldaan aan vereisten (strijd met wet en openbare orde/ zeden) voor zware sanctie, dan: vernietigbaarheid.
Lid 2 geldt voor:
* strijd met dwingende wetsbepaling;
* verrichten van de rechtshandeling (het sluiten van de overeenkomst);
* bescherming één der partijen.
Dus:
> strijd met formele wetsbepaling van dwingendrechtelijke aard: in beginsel nietigheid;
> bescherming één der partijen: vernietigbaarheid;
> geen sprake van formele wetsbepaling of géén verrichting, dan naar lid 1.
Schematisch: