Ik lijk wel een vastgelopen plaat. Waarom ik toch nog een keer hoogbegaafdheid en eenzaamheid wil aansnijden?
Ik heb het met een goede vriendin (die niet bij me in de buurt woont, dus ik kan haar niet zomaar bereiken voor een face-to-face-gesprek) gehad over deze en andere onderwerpen. Ook over de parallellen die zij zag.
Een goed gesprek met een vriendin of goede kennis is precies waarom ik behoefte heb aan menselijk contact: ik wil graag met anderen kunnen delen. Ik ben niet het type om alleen te zitten en mijn gevoelens binnen te houden. Solo zijn biedt geen dynamiek. Voor introspectief leven is bovendien niet iedereen geschikt. Ik bel iemand op als ik ergens mee zit. Maar het liefst heb ik dat mensen fysiek te bezoeken zijn; ik ben bijna mijn hele leven gewend geweest dat anderen bij me binnen konden lopen als ze ergens mee zaten of gezelschap wilden hebben.
Ik sta er sinds 2023 alleen voor in mijn leven. Na een werkdag van 9-10 uur kom ik alleen thuis. Ik vind dat een verschrikkelijk bestaan. Niet dat ik niet tegen mijn eigen gezelschap kan; ik beleef geen plezier aan alleen zijn en alleen activiteiten ondernemen. De reden dat ik het liefst iets samen met een naaste doe, is dat ik het gezelschap zelf belangrijker vind dan wat voor activiteit dan ook.
Om een zeer fundamentele reden heb ik net als de meeste mensen geen behoefte aan alleen-zijn; de behoefte aan een naaste, vriend en/of familielid is inherent aan het sociale ontwerp van de mens. Vrienden zijn ook belangrijk om de dagelijkse en grotere dilemma's mee te bespreken en een eerlijke bespiegeling te bieden. Zonder gezelschap mist een deel van die reflectie. Iemand die je goed kent, kan je helpen met zelfinzicht en geeft je het gevoel thuis te zijn (waar je ook bent). Ik bedoel dit niet zeverig, ik ben wars van de truttige tegeltjeswijsheden en clichés.
Hoewel ik het snel met mensen kan vinden, heb ik niet zomaar vrienden om me heen. Ik zeg niet dat ik hoogdravend ben; integendeel, ik ben een grappenmaker. Maar ik heb er niets aan als het contact niet-gelijkwaardig is.
Ik voel me bijvoorbeeld eenzaam als mensen tijdens het uitgaan alléén maar over hun familie, geld of werk praten (zoals ze op verjaardagen graag doen om een "clangevoel" te scheppen). Dat soort kleinburgerlijkheid gaat volledig aan mijn belevingswereld voorbij. Ik heb niet dat "Ik hoor nergens bij"-syndroom waar veel mensen aan lijden. Met veel mensen kan ik in gesprek gaan, dat kost me geen moeite en ook geen energie, omdat ik niet "alsof doe".
Hoe de meeste mensen anderen definiëren en hoe zij het eerste contact laten verlopen, is ook anders in mijn wereld. Ik ben niet benieuwd hoe oud iemand is, of hij of zij alleen woont, vader of moeder is; ik ben benieuwd naar iemands belevingswereld. Specifieker gezegd: ik ben niet geïnteresseerd in identiteit, maar de mensen zelf. Dat bedoel ik niet zeperig. Ik vind het gewoon leuk om aan iemand te vragen 'Hoe kijk jij hier naar?'.
Wat het grootste verschil is tussen de meeste mensen en ik, is dat ik een heel snel bioritme heb en in een vrij hoog tempo praat over allerlei zaken. Ik kan niet tegen traagheid, maar ook niet tegen mensen die lange monologen houden en niet aanvoelen dat hun gesprekspartner/toehoorder daar niet op zit te wachten. Bij mij heb je aan een paar woorden genoeg om me iets duidelijk te maken. Andersom schakel ik snel tussen mijn grappen, mensen vinden mijn vocabulaire heel breed en ik ben sterk van de ironie en satire. Omdat ik soms bijtend en direct ben in mijn grappen, is het misschien wel logisch dat ik het naar mijn zin had toen ik in jongensklassen en groepen met mannen zat, in de ICT bijvoorbeeld.
Ik ben van nature ontzettend flexibel. Dat is niet een door ervaring verworven overlevingsmechanisme, maar aangeboren. Wellicht omdat ik genetisch ben gemaakt voor barre omstandigheden en mijn voorouders het nodig hadden om zich snel aan te passen. Het kost mij dan ook geen moeite om te schakelen tussen verschillende mensen. Met allerlei soorten mensen kan ik omgaan. Ik kan het ook goed verdragen om 10 uur lang in groepen door te brengen. Er zijn wel grenzen.
Omdat ik snel schakel, een rijk vocabulaire en een sterk geheugen heb en vele interesses heb, kan ik er niet tegen als mensen het alleen maar hebben over banaliteiten. Ik heb geen raakvlakken als mensen gesprekken voeren over soaps, popmuziek/de Top 40, TikTok, Facebook, schoonouders, trends, makeup, hoe oud iemand is, hoe lang iemand is, wat iemand aanheeft, de vaatwasser of over niksdoen. Ik kan er ook niet tegen als mensen elkaar graag op een klaaglijke toon zeggen "Dat weet ik niet" en "Kaniknie". Als ik iets niet weet, zoek ik het op, of ik probeer iemand te vinden die het misschien weet en als ik het dan nog niet weet, houdt het op.
Ik denk ook anders over autonomie. Waar ik graag samen ben voor het gezelschap, heb ik niet de behoefte om het samenzijn als een verplichting te zien. Ik heb studiegenoten en collega's gehad die mijn week wilden volplannen met zinloze vergaderingen of excursies die ik niet leuk vond, omdat zij niet alleen durfden te gaan. Dan zei ik "Je mag ook weleens iets voor jezelf plannen wat je leuk vindt, we hoeven niet overal samen naartoe te gaan". Maar ook over volgzaamheid denk ik anders. Ik vind artistieke vrijheid belangrijk, anderen vinden het vaak prettig om overal over geïnstrueerd te worden. Dat contrast heb ik op de werkvloer en op de universiteit ervaren.
Wat is de relevantie van hoogbegaafdheid?
Bijna niemand zegt van zichzelf hoogbegaafd te zijn. Het is een misvatting dat zowel ouders als intelligente jongeren zichzelf als zodanig beschouwen. Er wordt niet standaard op begaafdheid getest en door ergens minder goed in te zijn, denken hoogbegaafden soms zelfs dat ze níet begaafd zijn.
Het onderwerp-begaafdheid is nog steeds taboe, omdat mensen alles op zichzelf en hun kinderen betrekken; "iedereen moet maar normaal doen" en "iedereen is gelijk". Mensen denken dat hoogbegaafden hun eigenwaarde ontlenen aan hun mate van begaafdheid. Met die gedachtegang hangt samen dat mensen denken dat hoogbegaafden neerkijken op gemiddeld begaafden.
Ik zei bijvoorbeeld tegen een vriend (die vroeg wat mijn "type man" is), dat ik intelligentie belangrijk vind. Hij vond dat ik mijn verwachtingen maar bij moest stellen. Ik denk dat het meer geaccepteerd is om te zeggen dat je een man met bruine ogen en bruin haar wilt, dan dat je het over iemands hersenen hebt. Terwijl juist ons besturingssysteem het meeste zegt over chemie tussen mensen en de kans op het krijgen van een band met iemand. Niet alleen is intelligentie onmisbaar, oog hebben voor anderen dan zichzelf is net zo belangrijk. Ik moet geen egocentrische man. Een kerel die alleen in zijn eigen wereld leeft, zich laat bedienen, hooguit met een eigen clique omgaat en de deur achter zich dicht smijt zonder anderen op te merken, vind ik enorm onsexy.
De misvatting is dat hoogbegaafdheid uitsluitend te maken heeft met cognitie en kennis. Probleemoplossend vermogen en vindingrijkheid zijn slechts aspecten van begaafdheid. Hoogbegaafdheid is niet hetzelfde als een "bolleboos zijn". Hoogbegaafde kinderen zijn geen pedante "kleine professoren" die hun kennis willen etaleren en thuis met hun hoofd in de boeken zitten.
Heel typerend voor hoogbegaafdheid is een bepaalde snelheid van het verwerken van allerlei informatie. Dat gaat van het opvangen van signalen (zoals veranderingen in geur en geluid) tot sociale cues en daarnaar weten te handelen, maar ook om het automatisch verwerken van nieuwe kennis zonder ervoor te hoeven "stampen" om het te internaliseren en vooral om het anticiperen. Anticiperend vermogen is een voornaam kenmerk van begaafdheid.
Een typisch fenomeen is dit: alle soorten educatie zijn afgestemd op normaalbegaafde mensen. Dat betekent dat "iets nieuws leren" wordt verdeeld in extra kleine stappen, waarbij vaak alle aandacht naar details gaat. Het overzicht wordt uit het oog verloren en de logica wordt niet uitgelegd. Hoogbegaafden verwerken informatie van het geheel naar de details toe, precies omgekeerd dus. Maar als HB'ers aan normaalbegaafden vragen hoe het dan werkt als iets verandert aan de context of het proces, komt er geen antwoord. Als een HB'er vraagt naar de logica achter een systeem ("Waarom doen we dit werk op zo'n manier?"), komt er ook geen antwoord.
Onder hoogbegaafden is er moeite om met te weinig uitdaging en te weinig creativiteit te maken te hebben. Sleur kán heel snel optreden, omdat de informatieverwerking sneller is dan bij de meeste mensen. Dit kan bij kinderen en volwassenen leiden tot onderpresteren en onderproductiviteit. Het hyperactieve type hoogbegaafden (de mensen die kort slapen, zowel ochtend- als avondmens zijn en een hoge fysieke drive hebben) is snel onderprikkeld. Als onderprikkeling tot een "bore-out" leidt waarbij de focus totaal weg is, kan een begaafd iemand zelfs denken dat hij/zij dom is.
Het wordt divagedrag gevonden als hogerbegaafden niet tegen onderstimulering kunnen, omdat de meerderheid herhaling en voorspelbaarheid als normale onderdelen van het leven beschouwt (niet voor niets worden repetitieve, voorspelbare muziek, voorspelbare smaken en voorspelbare modegrillen gewaardeerd door de meerderheid van de mensen). Toch is het geen divagedrag als je diep ongelukkig wordt van onderprikkeling van het brein. Het is contra-productief om een brein dat snel schakelt, af te vlakken met herhaling en voorspelbaarheid.
Een grote misvatting over HB of intelligentie, is dat kinderen emotioneel en sociaal achterlopen. Het past in de lijn van het cliché "Wijsheid komt met de jaren". Mensen die niet HB of bovengemiddeld intelligent zijn, benadrukken vaak leeftijds- en generatieverschillen om de menselijke ontwikkeling te duiden. Geestelijke rijpheid heeft echter niets van doen met leeftijd. Dat verklaart waarom HB-kinderen vaak in staat zijn om een gesprek te voeren over "volwassen" onderwerpen en "volwassen" emoties. Zij voelen dat aan.
Conflicten en complexiteit
Ik voel genuanceerd. Ik kan vaak niets met vragen als "Vind je dit leuk?", of "Vind je hem aardig?". Ik voel direct aan de atmosfeer of iemand bepaalde beweegredenen heeft. Dat is geen spiritueel gezwets; ik kan aan minieme cues horen, zien en voelen wanneer iemand zich anders voordoet. Ik voel het ook als iemand een oprecht mens is. Daarmee heb ik het nog nooit verkeerd gehad. Ik zeg dat dan ook gerust tegen mensen.
Het is voor mij niet relevant om me een mening over iemand te vormen; ik heb een innerlijke sensor die me laat waarnemen.
Op de universiteit had ik vaak hoogoplopende discussies. Ik ben niet belust op conflicten; ik ben bereid om mijn visie te verdedigen. Als mensen pietluttig met bijzaken bezig waren of eensgezindheid in een discussie wilden bereiken, werd ik als dwarsligger gezien omdat ik het meestal anders inzag. Mensen werden ongemakkelijk van verschillen in visie. Ik doe het niet om dwars te liggen; dat drijft mij helemaal niet. Ik zie de wereld op mijn manier. Dat is multidimensionaal. Het is mij niet te doen om eindeloos te filosoferen over "ja" of "nee". Het is voor mij ook niet interessant om gelijk te hebben of beter te zijn dan een ander.
Ik heb dubbele agenda's en afhankelijkheid in verhoudingen direct door. Niemand heeft mij ooit in de maling kunnen nemen. Psychopaten worden kwaad als ze met mij worden geconfronteerd; ik voel aan wie psychopaat is en kan aan psychopaten zien dat ze geen substantie hebben. Ze maken niet vaak mee dat iemand niet van ze gecharmeerd is, maar dan hebben ze ook niet met hogerbegaafden te maken gehad. Ik heb geen moeite met navigeren in een wespennest en te schakelen van mezelf naar de verwachtingen van een ander; ik heb alleen niet de behoefte om me erin te mengen en een marionet te worden.
De relevantie van hoogbegaafdheid is:
- Kinderen hebben niets aan het geijkte pad van de schoolloopbaan, omdat het onderwijs te langzaam gaat en bepaalde ontwikkelingsbehoeften niet worden begeleid;
- Als hoogbegaafden op bepaalde gebieden dreigen achter te lopen (bijvoorbeeld grammatica, rekenen of grafisch inzicht), is er vanuit de school geen juiste inschatting;
- Hoogbegaafden zijn sneller sociaal ontwikkeld dan hun leeftijdsgenoten, kunnen sneller schakelen in logisch denken en hebben vaak een rijker vocabulaire. Dit zorgt ervoor dat er een gebrek aan wederkerigheid kan zijn met gemiddeld begaafde leeftijdsgenoten;
- Er is geen discrepantie (scheefgroei) tussen cognitie en sociaal vermogen. Omdat hoogbegaafde kinderen met bovengemiddelde sociale begaafdheid voorlopen op leeftijdsgenoten, wordt ten onrechte gedacht dat ze niet meekomen met hun leeftijdsgenoten;
- Stigma's over hoogbegaafdheid zitten in de weg ("Je zult wel veel in de boeken zitten", "Je zult wel altijd verveeld zijn", "Je kijkt zeker op ons neer", "Denk je dat je zo speciaal bent?", "Je bent zeker perfectionistisch?", "Hoogbegaafden moeten sociale vaardigheden leren");
- Docenten en leidinggevenden kunnen de aanname koesteren dat een hogerbegaafde leerling, student of werknemer snel verveeld is, lui is, een ruziezoeker is of intimiderend is voor de rest van een groep. De hogerbegaafde krijgt bij voorbaat niet de kans om dit vooroordeel te weerleggen. Het kan ook zijn dat een hogerbegaafde werknemer vanuit zijn enthousiasme laat zien hoe het werk efficiënter kan worden gedaan en dat anderen hem zien als een bemoeial die in de status quo komt neuzen;
- Hoogbegaafden hebben het door als iemand op de werkvloer of in de leefomgeving geen goede intenties heeft. Dat kan een eenzame positie zijn; de meeste mensen zijn snel onder de indruk van oppervlakkig charmes en komen er soms jaren later pas achter dat iemand inderdaad onheuse intenties had;
- Het is niet zo dat hoogbegaafden met leidinggevenden of collega's botsen omdat ze geen hiërarchie dulden of anderen niet mogen. Die redenering is ten onrechte op het persoonlijke of emotionele vlak afgestemd.
Hoogbegaafden merken slinkse spelletjes en psychologische terreur tussen mensen op. Alle vormen van pesten zijn psychologische terreur. Hoewel hoogbegaafden met slinkse spelletjes ("mind games") om weten te gaan door hun flexibiliteit en scherpe inzicht, is het zonde als hun vaardigheden ondergeschikt worden gemaakt aan het overleven van psychologische terreur. Het is allemaal ruis.
Hoe was het voor mij?
Ik zeg niet dat ik hoogbegaafd ben, maar ik krijg mijn hele leven al te maken met de vraag én met de vooroordelen. Een aantal aspecten van mijn ontwikkeling waren wel opvallend. Snelheid en antennes voor andermans intenties zijn mijn kenmerken.
Op mijn geboortedag kroop ik al omhoog, ik sloeg de "kruipfase" over en begon gelijk met "netjes" lopen. Met 5 maanden sprak ik mijn eerste woord herhaaldelijk uit tegen mijn oma ("opa" zei ik als ze binnenkwam). Met 10 maanden sprak ik meerdere woorden. Ik was enkele maanden oud toen ik tegen mijn moeders moeder begon te schaterlachen. Als ik een buurvrouw die psychopaat bleek te zijn (ze werd een paar jaar later gearresteerd voor stalking, geweld en bedreigingen) zag, begon ik te krijsen. Deze vrouw had een charmante façade en was hoogopgeleid. De meeste mensen vonden haar leuk, ik voelde gelijk dat ze kwaadaardig was. Ik was heel sterk in intuïtief aanvoelen wie wel en niet te vertrouwen was.
Toen ik op de basisschool kwam, kon ik lezen, schrijven, Engelse woorden schrijven, Engels begrijpen en rekenen. Mijn juf snapte niets van mij. Omdat ik geen interesse had in de poppenhoek of de zandbak, schreef ze dat ik achterliep in mijn ontwikkeling. Ik droomde niet van een leven als prinses. Ik wilde drummer, trompettist, tekenaar voor een grote studio en wetenschapper worden, niet een huisvrouw die thuis op een man ging zitten wachten (in de jaren '90 was dat nog altijd het droombeeld van de meisjes uit mijn klas!). Ik was gek op psychedelische muziek. Mijn beste vriendinnen hadden een hekel aan muziek, zingen en dansen. We hadden totaal niet dezelfde interesses, maar ik hield toch wel van ze. Ik had toen niet het vermoeden dat we uit elkaar zouden groeien.
Ik kon met allerlei leeftijdsgenoten omgaan, maar ik werd vooral in mijn interesses en vocabulaire niet begrepen. Ik wilde bijvoorbeeld weten wat volwassenen interesseerde in het leven. Wat hun beweegredenen waren. Ik wilde heel veel en was altijd druk. Ik werd vaak de gang op gestuurd of ik moest achter mijn tafel gaan staan, omdat de docente dacht dat ik laks was en grappen maakte om te klieren.
In het onderwijs liep ik vast door verveling, maar ook door gebrek aan begeleiding. Met rekenen snapte ik het systeem niet dat in het onderwijs werd gebruikt. Omdat ik mezelf had leren rekenen, moest ik anders gaan denken. Ik vroeg herhaaldelijk om uitleg, maar dan kreeg ik een snauw ("In het Dalton werken we zelfstandig!") of er werd gezegd "Vraag het maar aan een ouder kind".
Ik had op mijn 5e al direct alle tafeldiploma's behaald, omdat ik uitrekende hoe je de tafels van 2-12 moest doen. Ik deed niet mee aan het stampen ("2 keer 2 is vieeeeeeer"). Voor wat ik níet begreep, bedacht ik trucs om ergens onderuit te komen. Of ik ging iets anders doen. Mijn hele schoolloopbaan heb ik als negatief en ongeïnspireerd ervaren. Dat komt doordat bijna iedere docent uitging van onwil ("Ik geloof niet dat jij iets niet snapt, je hebt er gewoon geen zin in"). Ik was heel goed geworden in mensen om de tuin leiden als ik iets niet begreep.
Vanaf mijn 10e deed ik niets meer op school. Ik heb twee jaar zitten lanterfanten. Het was zo erg dat de school dreigde me naar een speciale school te sturen. Het Atheneum was mijn "redding". Ik had daar een docente-wiskunde die doorhad wat ik kon en waar ik moeite mee had. Voor bijna alle vakken haalde ik achten, negens en zelfs tienen. Ik vond het vooral een snoepwinkel om zoveel mogelijk verschillende vakken te kunnen volgen.
Op de universiteit heb ik bij de adviseur aangevraagd om meerdere masters tegelijk te volgen om niet verveeld te hoeven raken, maar ook om het uiterste uit mijn interesses te halen. Het werd me ontraden ("Je hebt het toch al druk genoeg met één master?") én de roosters werden zo gemaakt dat het technisch onmogelijk was om meerdere masters in één jaar te combineren. Dat had de studieadviseur kunnen bijstellen, maar die begreep niet dat sommige studenten dubbel zoveel kunnen verwerken als anderen.
Wat betekent begaafdheid voor mij in relatie tot eenzaamheid?
Ik heb een redelijk groot fotografisch geheugen, een encyclopedisch (muziek)geheugen en het vermogen om mezelf iedere dans aan te leren. Ik ben erg beweeglijk, een ander zou dit als hyperactiviteit opvatten. Ik heb dus mensen om me heen nodig die niet snel "maf worden" van mijn rusteloosheid.
Begaafdheid betekent voor mijzelf vooral, dat ik andermans intenties en emoties meestal feilloos aanvoel. Mensen die er soms getuige van zijn ("Hoe kon je nou weten wat hij van plan was??"), denken dat ik aan glazenbollenwerk doe of via ervaringen heb geleerd om mensen in te schatten. Ik heb in groep 1 op de basisschool zelfs de vraag gekregen of ik aan telepathie deed, omdat ik het wist als mensen eraan kwamen terwijl niemand ze nog gezien had.
Dat is niet zo. Ik pik sociale en sublieme cues automatisch op. Voor mij is het ook geen kwestie van "denken" of "wantrouwend ingesteld zijn". Ik pik op wat voor atmosfeer er rondom iemand hangt. Aan oogspieren zie ik of een ander iets meent, of dat het gespeeld is. Een lach kan niet worden geveinsd, ik zie het gelijk als iemand uit beleefdheid grimast.
Ik doe zelf niet aan neppen. Ik ga niet gespeeld beleefd doen of mijn gevoelens over iemands gedrag verbergen en dan achter zijn of haar rug om kletsen. Passief-agressief gedrag (iets over een collega, buur of kennis verspreiden, bij een ander je beklag doen over een collega of mensen tegen elkaar opzetten) vind ik sociaal-emotioneel achtergebleven gedrag. Als ik een verhitte discussie met iemand krijg, dan ben ik bereid om mijn standpunt te verdedigen, maar ik houd niet van doordrammen. Discussies gaan voor mij niet over "gelijk hebben". Als mensen gaan drammen om gelijk te krijgen of als ze willen dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen, dan geef ik aan dat ik de discussie wil beëindigen onder de voorwaarde dat we het met elkaar oneens mógen zijn.
Omdat ik niet geef om gespeelde beleefdheid en geveinsd respect maar een persoon ben die direct tot de kern komt zonder gezever eromheen, kunnen mensen mij complex vinden. Aan de andere kant hoor ik dat mensen zichzelf kunnen zijn bij mij, dat ze gerust hun zorgen bij mij kunnen uiten, dat ik als warm en begripvol word gezien.
Ik heb niet dezelfde smaak en interesses als de meerderheid. Ik koop geen massaconfectie, ik heb niets met grote winkelketens, ik houd niet van popmuziek, ik ben niet opgegroeid met de Hollandse pot, ik heb nog nooit kant-en-klaar-eten besteld en ik ga van mijn leven niet op een Spaanse of Franse camping vol Nederlanders zitten. Ik draag vintagejurken, ik heb een echte antieksmaak, ik kook bijna alleen maar Aziatisch, ik heb kasten vol complexe specerijen, ik luister naar harde en complexe muziek met gesyncopeerde melodielijnen, ik vind dissonanten in muziek geweldig, ik ben fan van zangers die over vocale diepte beschikken en ik luister naar multi-instrumentalisten die zelf componeren. Ik heb een hekel aan repetitieve en voorspelbare muziek die radiovriendelijk genoeg is om in iedere supermarkt te worden gedraaid. Die afwijkende smaak wordt vaak als snobistisch uitgelegd.
Ik kan met veel mensen praten.
Ik praat heel makkelijk met vreemden. Als ik iemand leer kennen, hoor ik dat ze zich voelen alsof ze me al jaren kennen. In het openbaar heb ik heel vaak aanspraak. Op school en de universiteit kon ik het met veel mensen best wel vinden, alleen hoorde ik nooit tot een clique. Ik heb geen terughoudendheid en ook niet de behoefte om mensen eerst af te tasten.
Dat ik altijd makkelijk vrienden heb gemaakt, neemt niet weg dat ik sinds mijn 16e geregeld heel eenzaam ben. Ik heb mensen nodig om een gelijkwaardige, wederkerige relatie mee te hebben. Dat betekent voor mij, dat ik mezelf mag zijn door "gewoon" lekker snel te mogen schakelen, zonder langzamer te praten/mezelf af te remmen om hetzelfde energieniveau te halen. Het betekent ook dat ik behoefte heb aan contact met medeheldervoelenden.
Die vond ik niet op de universiteit. Ik ging niet naar de universiteit met hoge verwachtingen, maar met de hoop op gelijkwaardige vriendschappen. Het is lastig uit te leggen hoe die ontstaan. Het is niet zo dat ik hoogdravend contact wil en prietpraat schuw. Ik kan een ontzettende leeghoofd zijn.
Het is de nuance: ik houd van scherpe humor, snelle opmerkingen, ironie, snel schakelen, veel praten. Ik houd niet van praten over wat de achterbuurvrouw vandaag aan heeft, dat je grootste hobby shoppen of Netflixen is, of dat je het hele weekend aan het gamen bent geweest.
Ik houd niet van blaaskaken en onrealistische ambities. Of de aspiraties van leeftijdsgenoten die zichzelf "Rupsje Nooitgenoeg" noemen. Dat heeft niets met geestelijke rijping te maken.
Ik ga ook met mensen om die niet-hoogbegaafd zijn. En nee, dan mis ik niet iets. Het is alleen zo dat het heel erg prettig is als ik een hoogbegaafde spreek die hetzelfde ervaart en die even snel schakelt. Dan kunnen we allebei lekker druk zijn. Het is alsof we precies dezelfde taal spreken.
Mijn eenzaamheid is over de hele linie voornamelijk situationeel. De regio waarin ik ben opgegroeid, had geen mogelijkheden voor dans, verfijnde sporten, muziek en wetenschap, omdat de interesses er niet waren onder de inwoners. Ik was graag in een muzikale stad opgegroeid, of een regio waar mensen zich niet schamen om zich te uiten in zang of dans.
Mijn "type" is zelfs de kunstenaar of musicus, ik heb daar altijd een zwak voor gehad, voor expressieve mensen (mijn voorouders van vaderskant waren internationale kunstenaars (kunstschilders en glaskunstenaars met exposities in NY, de VS) en musici (zigeunermuziek)). Ik heb vaak het gevoel dat ik in die hoek thuis hoor.
Ik kan ook contrasteren wanneer ik níet eenzaam ben. Ik ben niet eenzaam als ik mensen ontmoet op een evenement, een paar uur met een vriendin aan de telefoon hang en het voelt alsof we elkaar altijd al hebben gekend, als ik de hele avond met buren zit te praten en het gezellig is en ik was ook niet eenzaam toen ik in een echte mannenopleiding zat en wij studenten ook privé met elkaar bevriend waren.
Het is mij duidelijk: ik haal mijn inspiratie uit contact met anderen. Het leven is zonder communicatie met anderen, geen bevredigend continuüm. Empathen zijn niet gemaakt om geheel solitair te leven. Er is alleen geen simpele oplossing. Méér mensen ontmoeten is vooral kwantiteit, maar staat niet garant voor gelijkwaardige contacten.