zondag 5 maart 2023

De stigma's rond (hoog)begaafdheid: ze zijn niet waar, maar wel nadelig

Hoogbegaafdheid, hoge intelligentie, of begaafdheid: het zijn geen synoniemen. Het is zonder eenduidige test of betrouwbare testresultaten ook moeilijk om te definiëren of sprake is van "normale" begaafdheid, een hoog IQ, of hogere begaafdheid.

Het gaat mij niet zozeer om het onderscheid, al geef ik er zelf de voorkeur aan om van hogere intelligentie te spreken. Het begint er al mee dat hoogbegaafden niet van zichzelf zeggen dat ze hoogbegaafd zijn, of dat ze het niet onderkennen omdat ze zich er zélf niet bewust van zijn. De meeste mensen dénken dat hoogbegaafdheid heeft te maken met hoe goed iemand het academisch doet. Hoewel de universiteit vaak makkelijk is voor hoogbegaafden omdat ze niet hoeven te studeren om iets door te hebben (ik heb zélf in grote mate een fotografisch geheugen, dus ik hoefde nooit te leren), heeft hoogbegaafdheid betrekking op iets anders: 

- een scherper soort bewustzijn;
- anderen doorhebben/de intenties van anderen aanvoelen;
- een groot vermogen om te anticiperen;
- informatie op de juiste manier kunnen selecteren en interpreteren (hoogbegaafden zijn efficiënte zoekers!) ;
- het zichzelf kunnen verplaatsen in het perspectief van een ander;
- sociale behoeften aanvoelen;
- snel schakelen en meerdere oplossingen zien voor een complex vraagstuk;
- motorische, ritmische en muzikale begaafdheid die samenhangen met het vermogen om op gevoel te navigeren.

Is het relevant om hoogbegaafdheid te bespreken? Wat mij betreft wel degelijk. Het gaat om de perceptie van ánderen. Op hogere begaafdheid rusten tot op heden stigma's die niet alleen onjuist zijn, maar het leven van de hoger begaafde persoon ook kunnen bemoeilijken. Die stigma's blijken veelgehoorde stigma's te zijn.

De stigma's: hoogbegaafdheid als ontwikkelingsstoornis (??!!)
Het hardnekkigste stigma is dat hoogbegaafdheid een ontwikkelingsstoornis zou zijn. Er wordt wel gesproken van neurodiversiteit, of een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De hoger begaafde zou psychosociale problematiek ontwikkelen vanuit aanleg.

Geen aansluiting vinden is niet het resultaat van een sociaal-emotionele achterstand of "scheefgroei"
Begaafdheid is géén psychosociale afwijking. Kinderen kunnen geregeld geen aansluiting vinden bij leeftijdsgenoten, maar dit is niet vanwege een sociaal-emotionele achterstand bij leeftijdsgenoten. De sociale ontwikkeling kan bij een begaafd kind voorlopen op die van leeftijdsgenoten, dat betekent niet dat er sprake is van scheefgroei tussen cognitie en sociaal functioneren.
Sterker nog: hoger begaafde kinderen tonen vaak een feilloos gevoel voor andermans emoties en intenties. Docenten en observanten spreken wel van "antennes" voor het aanvoelen van anderen. 

Wat betreft het cognitieve aspect van het sociale functioneren, kan de verbreding van onderwerpen en interesses groot zijn bij hoger begaafde kinderen. Kinderen die dit niet hebben, zullen de onderwerpen of de verdieping in thema's die hoger begaafde kinderen bezighouden, niet altijd begrijpen. Het kan gaan om abstracte thema's, zoals levensvragen, maar ook om de zoektocht naar het "waarom" achter iets. Het leggen van verbanden is niet iets dat alle kinderen op zeer jonge leeftijd bezighoudt, maar typisch is voor hoger begaafde kinderen.

Je moet je maar aanpassen/ga maar normaal doen
Mensen die het niet hebben begrepen, denken dat de hoger begaafde behoefte heeft aan een speciale positie. "Je moet je maar aanpassen", wordt ook wel gezegd als er afgunst in het spel is, of als mensen denken dat een hoger begaafde een voorkeursbehandeling krijgt.

"Normaal doen" impliceert dat de hoger begaafde zich moeten aanpassen aan het algemene niveau van de (leeftijds)groep. Voor geen enkel kind én voor geen enkele volwassene is het goed om op een lager of te hoog niveau te moeten functioneren. De kwaliteit van persoonlijke relaties, de emotionele verdieping, wordt niet beter door aanpassing. Communicatieniveau én intelligentie zijn belangrijke, m.i. nog altijd schromelijk onderschatte aspecten van het sociaal functioneren. Intelligentie slaat niet slechts op de harde cognitie, maar op het fijne samenspel van cognitie en het vermogen om anderen in te schatten en hun emoties aan te voelen.

Het cliché "hoogbegaafden hebben een laag "Emotioneel Quotiënt" " is een niet-bestaand stigma
Nog zo'n stigma dat letterlijk op niets is gebaseerd, is dat hoger begaafden weliswaar een hoog IQ hebben, maar vaak een laag EQ tonen.

De droge materie is dat een EQ in de wetenschap duidt op hersengroei, dus niets met emotioneel functioneren in psychologisch opzicht heeft te maken. Bovendien bestaat de tweedeling tussen een IQ en emotioneel functioneren niet zoals deze wordt gepresenteerd.

Een hoog IQ houdt geen verband met laag emotioneel functioneren. Andersom impliceert een laag IQ niet dat minder intelligente mensen sociaal-emotioneel beter functioneren. Het stigma is in het leven geroepen als troost voor mensen die denken een lager IQ te moeten compenseren. Het is een bodemloze vergelijking.

Waarom ik hierover schrijf

Ondanks een geboorte met een hartstilstand, een maag vol vuil vruchtwater en een navelstreng die drie keer om mijn nek gedraaid zat, was ik op mijn geboortedag een luidruchtig kind dat al begon met kruipen. Ik werd iedere keer op mijn plaats teruggelegd in de couveuse, om mezelf weer een weg naar boven te banen. Met 5 maanden leerde ik tegen mijn moeders moeder praten. Met 10 maanden had ik een flinke woordenschat. Moeilijke woorden zoals "kaarten" en "jongen" waren de eerste uitbreidingen van mijn woordenschat. Ik lag altijd te kijken hoe mijn moeder en oma tegen mij aan het praten waren.

Heel typerend voor mij was dat ik gevoelig was voor de stemmingen en intenties van mensen. Ik kon schaterlachen als ik iemand leuk vond en gaf het aan als ik iemand niet vertrouwde. Dat lijkt niet bijzonder, maar ik heb het meerdere keren feilloos aangevoeld als iemand écht niet te vertrouwen was of dat iemand in de problemen zat. Als kleuter heb ik mijn ouders gewaarschuwd voor een buurvrouw; ik zei dat er iets mis was met haar. Toen ze flessen wijn over de heg op ons terras begon te smijten en de tuin onder smeerde met haar vuiligheid, wist ik dat mijn voorgevoel juist was. Een andere keer heb ik gewaarschuwd dat het met iemand verkeerd ging. Ik was net zes geworden en voelde dat een buurman problemen had. Dat was niet op het eerste gezicht te merken, want hij had net promotie gemaakt. Hij bleek een alcoholist te zijn, dat kwam aan het licht toen hij een zwaar hartinfarct kreeg.

Ik leerde mezelf schrijven toen ik 3 jaar was. Toen ik naar de basisschool ging, vond ik het vanzelfsprekend om te kunnen lezen, schrijven en Engelse woorden te herkennen. Mijn kleuterjuf kwam bij mijn moeder aan met "Weet je dat jouw kind in het Engels heeft geschreven??!!". Wij kregen in groep 1/2 nog geen les. Er werd niets gedaan om lees- en schrijfvaardigheid te stimuleren. In plaats daarvan moesten we de hele dag spelen. Ik verveelde me te pletter.

Er werd gerapporteerd dat ik niet met andere kinderen speelde. Dat is logisch, want ik had niets met de poppenhoek, het kassaatje of de zandbak in de klas. Ik hield niet van de verplichte knip- en plakopdrachten en maakte me er gemakkelijk vanaf. Als kind had ik het helemaal niet moeilijk met vrienden maken, alleen zaten ze niet bij me in de klas. Ik was wel vanaf dag 1 met jongens uit mijn klas aan het praten. Ik was altijd aan het praten. Terwijl de kinderen op hun eerste schooldag aan het janken waren toen ze werden uitgezwaaid door hun moeder, had ik het te druk met kletsen met een jongen naast me. Ik ging toen graag met mijn beste vrienden om. Ik zag zelfs niet dat het bij mijn beste vriend thuis smerig was, zo smerig dat ik onder de ringworm kwam te zitten. Zijn moeder kon het niet bolwerken, maar ik vond ze zo aardig dat ik van de stank in huis niet eens iets gemerkt heb.

Verveling op school: van vrolijke grappenmaker naar teruggetrokken, onderpresterend kind

De verveling op school maakte van mij een teruggetrokken kind, terwijl ik tot dan toe altijd één en al vrolijkheid was. Het bijna altijd lachende kind, de grappenmaker, de gangmaker, zag ertegenop om de dagen op school door te moeten komen. Bij de verplichte tekenopdrachten werd mijn werk steeds slechter, tot ik alleen nog maar kraswerk afleverde. Ik botste ondertussen met mijn docente, omdat ze totaal niet met kinderen om kon gaan en altijd chagrijnig was. Ze snapte niets van me, had ze tegen mijn moeder gezegd. Ze dacht zelfs dat ik over paranormale vermogens beschikte, omdat ik wist aan te wijzen waar ze iets was verloren dat ik niet eerder had gezien en ook niet kon kennen en schijnbaar iemands aanwezigheid kon voelen zonder diegene gezien te hebben. De adjunct-directeur, een man met mensenkennis, vermoedde dat ik hoogbegaafd was. Hij verwees mijn ouders door naar Pharos.

Er werd al die jaren geopperd om moeilijker werk aan te bieden, maar het bleef bij mooie plannen. Toen ik bijna 10 jaar was, wilde ik stoppen met school. Ik deed gewoon niets meer. Mijn leeftijdsgenoten hadden het druk met wie er tot het populairste groepje hoorde en wie zich in het groepje binnen mocht slijmen, of ze deden hun best om bij het quasi-braafste groepje te horen. Ik vond het maar een armoedig gedoe, de strijd om bij een groepje te horen. Ouders slijmden zich ondertussen een weg naar het geweten van de docent om hun kind te laten voorsorteren op het vwo-advies, ook als duidelijk was dat het kind dat nooit aan zou kunnen. Ik had een paar klasgenoten met wie ik het heel goed kon vinden, maar ik had niets gemeen met de interesses van de meeste leeftijdsgenoten.

Ik dacht op de universiteit op mijn plaats te zijn, maar daar was het schoolse systeem van "huiswerk voorlezen" allesbehalve uitdagend. Er was helemaal geen tijd voor discussie, alles werd gekneed in een mal van voorgeschreven antwoorden. Andere perspectieven werden meestal niet op prijs gesteld, het moest zoals in het antwoordmodel c.q. de docenteninstructie. De tutoren konden daar ook echt niets aan doen, die kregen op de maandag voorafgaand aan het blok een instructie in handen gedrukt en moesten zelf de lesstof maar lezen. Ik ging, op een paar keer een verkenning na, niet meer naar de niet-verplichte hoorcolleges, omdat ik zo kon playbacken wat de docent ging bespreken. Als ik de boeken onderweg in de trein had gelezen en de slides had bekeken, kon ik letterlijk voorspellen wat tijdens het college zou worden gezegd.

Stigma's bij het solliciteren: "Zonde van jouw capaciteiten"
Pas bij sollicitaties in het hogere segment kreeg ik opnieuw met de stigma's rond hoogbegaafdheid te maken. Aarzelend werd me gevraagd of ik......"misschien erg intelligent was?". Als het onderwerp eenmaal was aangesneden, sprong het over naar "als je hoogbegaafd bent, dan ga je je hier misschien vervelen". Met stages ging het ook zo, al had dat te maken met de subsidiëring van traineeships en stages: er werd mij gevraagd of ik zeker wist dat ik de studie in één keer zou halen. Ik bevestigde dat en hoorde dat de werkgever zeker moest weten dat ik gedurende 10 maanden in de Masteropleiding zou blijven, omdat de bekostiging van de stage door het Rijk anders zou vervallen. Ik opperde om dan een vak open te laten staan, maar dat vond de commissie zonde. Er werd iemand aangenomen die was gezakt voor zijn Master strafrecht.

Bij een sollicitatie voor een baan in de zorgsector werd ik gebeld met de mededeling dat het zonde was van mijn opleiding en mijn intelligentie. Recent kreeg ik nog te horen dat "ik veel meer te bieden had dan het werken met mensen mij zou kunnen geven". Ik heb weliswaar beschreven hoe ik mij verveelde op de basisschool. Die situatie is echter totaal anders: op de basisschool ging het om de hele dag verplicht zitten niksen, in het werk gaat het om dynamische situaties waarin contact met mensen mogelijk is. Dat is niet vergelijkbaar.

Niemand heeft er oog voor dat ik zelf waarden heb waar ik me voor in wil zetten. Wat ik belangrijk vind in het leven, warm contact en het communiceren over menselijke behoeften, hulpvragen en oplossingen, wordt volledig aan de kant geschoven omdat intellectueel werk als het hoogste goed wordt beschouwd. Dat ik het zélf leuk zou kunnen vinden om met mensen te werken, is kennelijk niet relevant voor ze.

Wat recruiters en leden van een sollicitatiecommissie feitelijk zeggen, is: "We geven je geen kans. Wij denken dat jij je gaat vervelen, dus kunnen we je beter afwijzen". Dat is een stigma waar ik niet tegenop kan, omdat een eenmaal gevormde gedachte bij de ander maar lastig is te weerleggen, helemaal als deze telefonisch en niet op de man af wordt geuit. 

Wat wel waar kan zijn: eenzaamheid
Eenzaamheid is een onbegrepen thema. Niemand heeft iets aan dooddoeners zoals 'Je kunt met heel veel mensen om je heen nog eenzaam zijn', of: 'Als je alleen bent, hoef je niet eenzaam te zijn'.

Als je er alleen voor staat is het in absolute zin eenzaam, maar ik wil vertellen wat de essentie van eenzaamheid is. Voor mij is eenzaamheid 'het missen van iemand om gelijkwaardig contact mee te hebben'. Dan gaat het er níet om dat de gespreksstof tussen twee gelijkwaardige mensen alleen maar moeilijke onderwerpen betreft. Intelligentie is zeker belangrijk bij gelijkwaardigheid. Het is slechts één van de parameters die staan voor gelijkwaardigheid. Ik kan het ook duiden als 'van een gelijkwaardig niveau zijn'. Om waardevol menselijk contact te hebben, is het belangrijk om elkaar aan te voelen. Als twee mensen van een totaal verschillend niveau van communiceren zijn en elkaar niet goed aanvoelen, dan heeft het contact waarschijnlijk niet veel waarde.

Goedbedoelde nutteloze adviezen om eenzaamheid te bestrijden zijn: "Maak vrienden, ga vrijwilligerswerk doen bij een soos, ga eten rondbrengen bij ouderen", enz. Daarmee wordt miskend dat eenzaamheid verweven is met de behoefte aan gelijkwaardig menselijk contact. Als je iemand met hoge intelligentie aan de lopende band zet of in een groep met alleen maar laag intelligente mensen plaatst, dan wordt niets gedaan met de behoefte aan gelijkwaardig contact. En "Maak zo snel mogelijk vrienden" gaat volledig voorbij aan het intieme element van echte vriendschap. Echte vrienden liggen niet voor het oprapen.

Die eenzaamheid die bij hoger begaafden vaak voorkomt, is enerzijds het gevolg van stigmatisering en anderzijds het gevolg van het ontbreken van mensen van een gelijkwaardig niveau van functioneren en communiceren. Hogere intelligentie wordt nog altijd "eng" of afstandelijk gevonden. En in een groep met mensen die de waan van de dag het belangrijkst vinden, die graag praten over andere mensen of altijd klagen over van alles en nog wat, is het eenzaam.

Kortom
Ik zeg niet van mezelf dat ik hoger begaafd ben. Niet uit bescheidenheid, maar omdat ik er nooit echt een oordeel over heb gehad. Pas toen de stigma's voor mij duidelijk werden (concreet: om tijdens sollicitaties de vraag te krijgen "Als je hoogbegaafd bent, ga je je dan niet vervelen hier?"), vond ik het nodig om deze ter discussie te stellen.

Hogere begaafdheid is géén ontwikkelingsstoornis. Het is geen sociaal-emotionele achterstand of scheefgroei. Een gebrek aan aansluiting bij leeftijdsgenoten houdt in dat er een gebrek is aan mensen die op hetzelfde niveau functioneren; niet dat de sociaal-emotionele vaardigheden minder ontwikkeld zouden zijn. Aanpassing aan het niveau van de ander leidt niet tot beter sociaal functioneren en ook niet tot een verdieping van de emotionele banden. Een lager intelligent persoon heeft er ook geen baat bij om op z'n tenen te moeten lopen om zich aan te passen aan een hoger intelligent persoon.