5. Tegenprestatie
De tegenprestatie wordt door de VVD beschouwd als een aan de re-integratie verwant instrument, getuigde de leus van de VVD ‘Door een tegenprestatie te leveren, heb je meer kans om weer volledig aan het werk te gaan’ (spreuk geplaatst op de Facebookpagina van de VVD, 21 november 2019). Deze aanname vindt, zoals bekend, geen onderbouwing in de bevindingen van het SCP.
De tegenprestatie wordt door de VVD beschouwd als een aan de re-integratie verwant instrument, getuigde de leus van de VVD ‘Door een tegenprestatie te leveren, heb je meer kans om weer volledig aan het werk te gaan’ (spreuk geplaatst op de Facebookpagina van de VVD, 21 november 2019). Deze aanname vindt, zoals bekend, geen onderbouwing in de bevindingen van het SCP.
Ik onderschrijf
dat de tegenprestatie moet worden ingevuld met activiteiten die perspectief
bieden. De tegenprestatie moet niet worden ingevuld met onzinvrijwilligerswerk
of nutteloze activiteiten zoals knijpers verpakken, koffie schenken voor een
nationale vereniging voor ouderen waar wordt geruzied over het gebruik van het
keukentje door rivaliserende vrijwilligsters, was opvouwen of verkeersborden
poetsen aan de rand van een dorpsweg.
Vul de
tegenprestatie in met erkende studies om de uitstroom uit de uitkering te
bevorderen. Hiermee wordt invulling gegeven aan art. 18 lid 4 onder f
Participatiewet. Gemeenten geven aan geen middelen ter beschikking te willen
stellen om invulling te geven aan art. 18 lid 4 onder f Participatiewet. Gemeenten achten het slechts van belang dat de cliënt
beschikbaar is voor algemeen geaccepteerde arbeid, waarvoor niet meer dan
basisvaardigheden zijn vereist.[1]
Deze tendens om uit te gaan van basale
vaardigheden voor ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ strookt niet met het
uitgangspunt dat een beroep wordt gedaan op de capaciteiten van de
uitkeringsgerechtigde. Het uitgangspunt dat de uitkeringsgerechtigde
niet meer kan dan leren dan basale vaardigheden en niet willen investeren in de
uitstroom van uitkeringsgerechtigden, werkt marginaliserend. Scholing gericht
op de capaciteiten van de uitkeringsgerechtigde dient niet slechts uitstroom te
stimuleren, maar ook het verdienmodel te verbeteren en daarmee een verhoging
van de belastingopbrengst te bevorderen. Uit de informatiepagina van het Inlichtingenbureau Utrecht blijkt dat werken voorrang dient te krijgen op scholing, omdat gesteld wordt dat werken de 'snelste methode' is om mensen uit de uitkering te krijgen. Het Inlichtingenbureau controleert de inschrijving van uitkeringsgerechtigden aan hogescholen en universiteiten, om gemeenten in staat te stellen te bepalen of het volgen van hoger onderwijs door uitkeringsgerechtigden een hindernis vormt voor een zo snel mogelijke uitstroom uit de uitkering. Welwillenden die voornemens zijn een
opleiding met baangarantie te volgen, maar die daarvoor géén toestemming van de
gemeente krijgen, ervaren deze tegenwerking als een nodeloze vertraging van de
uitstroom uit de bijstand.[2]
Door invulling
te geven aan de gedwongen tegenprestatie met erkende studies, kunnen bovendien
sectorale deficiënties in Nederland worden weggewerkt. Met het verplicht laten
volgen van een docentenopleiding kan het lerarentekort worden weggewerkt;
hetzelfde geldt voor de tekorten in de zorg. Aanbevelenswaardig
acht ik het voorstel om in het kader van de tegenprestatie een
schuldhulpverleningstraject op te leggen aan uitkeringsgerechtigden met
schuldenproblematiek. Daarbij moet wel de kanttekening worden geplaatst, dat
het niet consequent is om enerzijds de aanpak van schulden van
uitkeringsgerechtigden centraal te stellen en anderzijds de schulden van een
uitkeringsgerechtigde te laten stijgen door een 100%-vermindering van de
uitkering op te leggen indien de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van de
uitvoerende instantie niet aan de re-integratieverplichtingen of de verplichte
tegenprestatie voldoet.
Voor
bijstandsgerechtigden die hulp aan naasten moeten verlenen, is de tegenprestatie
niet van toepassing. Dit dient zo blijven. Gezien de bezuinigingen op de WMO,
is het pure noodzaak dat familieleden die hulpbehoevend zijn, de ondersteuning
voor de levensbehoeften van de uitkeringsgerechtigde ontvangen. Deze persoonlijke
hulpverlening is géén vervanging voor middelen die verstrekt zouden moeten
worden, maar een noodoplossing voor het wegnemen van problemen die zijn ontstaan
door bezuinigingen.
[1] Inspectie SZW, Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Handhaving arbeidsverplichtingen, juni 2017, p. 10 en 24.
[2] Sociaal en Cultureel Planbureau, Samenvatting Eindevaluatie
van de Participatiewet, 19 november 2019, p. 6.