maandag 18 juli 2016

Arbeidsrecht: Ziektewet of loondoorbetaling

Tijdvak en hoogte door te betalen loon bij ziekte
Is de werknemer werkzaam krachtens arbeidsovereenkomst (ZZP'ers zijn bijv. van de regeling uitgesloten), dan geldt de volgende hoofdregel: op grond van art. 7:629 lid 1 BW behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon , waarbij hij de eerste 52 weken ten minste recht heeft op het voor hem geldende minimumloon. De oorzaak van de arbeidsongeschiktheid is gelegen in ziekte, zwangerschap of bevalling.

De formule voor de berekening van de hoogte van het maandloon en het dagloon is als volgt:
Maandloon = 70% van maximumdagloon x 21,75 (= aantal werkdagen p/mnd);
Dagloon     =  1/261 dagen.


De plicht tot loondoorbetaling is gestoeld op het beginsel van het risque social; het risque professionel wordt in Nederland niet gehanteerd. Kan het rechtstreeks en objectief causaal verband tussen de ziekte en de arbeidsongeschiktheid worden aangetoond door een deskundige, dan is in de zin aan één van de criteria voor het recht op loondoorbetaling (of een uitkering op grond van de ZW) voldaan. De werknemer heeft géén recht op doorbetaling van het loon, in de gevallen genoemd in art. 7:629 lid 3 sub a-f BW. Voor de werkgever is het lastig aan te tonen dat de ziekte het gevolg is van opzet door de werknemer (sub a).

Van de doorbetaling van het loon ex. art. 7:628 lid 1 BW kan niet contractueel worden afgeweken. Een afwijking van deze dwingendrechtelijke bepaling mist rechtskracht (want: nietig).  Van suppletie op grond van CAO-bepalingen kan wel worden afgeweken, mits deze afwijking door partijen is bedongen en indien de werknemer een ernstig verwijt treft ter zake van de arbeidsongeschiktheid; zie Zutekouw/ Van Oort (HR 14 maart 2008, JAR 2008/110).

Situationele arbeidsongeschiktheid
Bij situationele arbeidsongeschiktheid is loondoorbetaling geen vanzelfsprekendheid. Bij situationele arbeidsongeschiktheid staat art. 7:628 lid 1 BW centraal: beoordeeld dient te worden of de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een oorzaak die voor rekening van de werkgever, óf van de werknemer dient te komen.

Samentellen ziekteperioden
De werkgever mag de perioden waarin de werknemer arbeidsongeschikt was ten gevolge van de in lid 1 genoemde oorzaken, samentellen, wanneer zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, zo bepaald art. 7:629 lid 10 BW. Wat houdt dit in? Hervat de werknemer na een periode van arbeidsongeschiktheid de werkzaamheden en valt hij na bijvoorbeeld vijf weken wederom uit, dan begint het tijdvak van 104 weken recht op loondoorbetaling ex. art. 7:629 BW, opnieuw te lopen.

Ziektewet
De kern. Blijkens art. 29 lid 1 sub a ZW heeft de werknemer die loon ex. art. 7:629 BW ontvangt, geen recht op een uitkering krachtens de Ziektewet. In beginsel komt de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, niet in aanmerking voor de ZW, omdat de loondoorbetalingsplicht gedurende een tijdvak van 104 weken op hem van toepassing is.

Wie kunnen een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen? Zie art. 29 lid 2 sub a-d onder 3: de verzekerde van wie de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd binnen 104 weken eindigt, de verzekerde met een arbeidsverhouding uit dienstbetrekking (zie art. 4 en 5 ZW voor de begripsuitbreiding) en de vrouwelijke verzekerde die recht heeft op een uitkering ex. art. 29a ZW.
De duur van de uitkering ZW is maximaal 104 weken, zie art. 29 lid 5 ZW.  De hoogte van de uitkering is 70% van het dagloon (art. 29 lid 7 ZW).

Voor de eerste 52 en de tweede 52 weken van de uitkering ZW zijn dezelfde criteria gesteld, met dien verstande dat het maatmaninkomen in het tweede jaar bepalend is.

Voorwaarden ZW in de eerste 52 weken, art. 19 ZW

1. De werknemer is verzekerde in de zin van art. 20 jo. 3 ZW;
2. De verzekerde is arbeidsongeschikt (art. 19 lid 1 ZW);
3. Ziekte is rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen;
4. Er is geen uitsluitingsgrond ex. art. 19a-19d ZW van toepassing.

Voorwaarden ZW in de tweede 52 weken, art. 19aa ZW

1. De werknemer is verzekerde in de zin van art. 20 jo. 3 ZW;
2. De verzekerde is arbeidsongeschikt ex. art. 19aa lid 1 sub a ZW;
3. Er is geen uitsluitingsgrond van toepassing (art. 19a-19d ZW);
4. Ziekte is rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen, art. 19aa lid 1 sub b ZW;
5. De verzekerde is slechts in staat om met arbeid ten hoogste 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.

Het maatmaninkomen is bepalend voor het arbeidsongeschiktheidspercentage in het tweede jaar van ziekte.  Om recht te hebben op een uitkering krachtens ZW in het tweede jaar, dient het arbeidsongeschiktheidspercentage dus minimaal 35% te bedragen.    
                

                                                                maatmaninkomen - restverdiencapaciteit
Arbeidsongeschiktheidspercentage =     -------------------------------------------------     x 100%
                                                                                maatmaninkomen
 

Ziekte gedurende zwangerschap en bevalling: Wazo en ZW
Voorafgaande aan en gedurende het zwangerschapsverlof, heeft de vrouwelijke werknemer recht op een uitkering op grond van art. 3:1, 3:7, 3:8 en 3:13 van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Ontstaat de arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en/of bevalling, voorafgaand aan en/of na het zwangerschapsverlof, dan heeft de vrouw recht op een uitkering krachtens de ZW, op grond van art. 29a lid 1, lid 2 en lid 4 ZW.

Zolang het recht op een uitkering op grond van de Wazo bestaat, wordt geen uitkering ZW verstrekt, zie art. 29a lid 3 ZW. Ook de gebruikelijke loondoorbetaling staat in de weg aan de ZW, zie art. 7:629 lid 4 en 5 BW.
Uit art. 29a ZW blijkt voorts dat de vrouwelijke werknemer die ziek is ten gevolge van zwangerschap of bevalling, in aanmerking komt voor een uitkering ter hoogte van 100% van het dagloon.