Wanneer is er sprake van een cao?
Er zijn, bij wet, relatief weinig materiële eisen gesteld aan de collectieve arbeidsovereenkomst. Ex. art. 2 WCAO dient de vereniging van werkgevers en werknemers bij statuten bevoegd te zijn om een cao aan te gaan; ex. art. 3 CAO geldt het schriftelijkheidsvereiste en uit art. 4 van de Wet op de Loonvorming (WLV) blijkt dat de cao bij SZW aangemeld dient te worden, alvorens werking te hebben.
Typen cao-bepalingen en de mogelijkheid tot een avv
Het onderscheid tussen de cao-bepalingen is relevant voor de vraag, of een bepaling in aanmerking komt voor de avv. Zie paragraaf 4.3 van het Toetsingskader AVV:
1. Normatieve bepalingen beogen de rechten en plichten van werkgever en werknemer onderling te regelen; normatieve bepalingen kunnen door een avv worden beheerst;
2. Diagonale bepalingen regelen de verhouding van de werkgever jegens de cao-partijen (plichten die uit deze verhouding volgen, werken indirect ten gunste van de werknemer); diagonale bepalingen kunnen door de avv worden beheerst;
3. Obligatoire bepalingen zien op de relaties tussen cao-partijen onderling (werkgeversvereniging t.o.v. werknemersvereniging). Obligatoire bepalingen komen naar hun aard niet in aanmerking voor een avv.
Art 9/12/13 CAO en de positie van de art. 14-werknemer
Blijkens art. 9 lid 1 CAO, zijn partijen gebonden indien:
1. Zij lid zijn of worden van de vereniging, welke de overeenkomst heeft aangegaan;
2. De partijen als zodanig zijn betrokken bij de overeenkomst.
De werkgever is niet gebonden, indien hij geen lid is van de werknemersvereniging die partij is bij de cao. De WCAO is in dat geval ook niet van toepassing op de verhouding tussen werkgever en werknemer: dat de werknemer lid is van de vereniging die partij is bij de overeenkomst, betekent niet dat hieruit rechten voortvloeien die de werknemer jegens de werkgever kan afdwingen.
Art. 9 CAO bepaalt of de rechtsgevolgen uit art. 12 (dwingendrechtelijke vervanging strijdig beding door cao-bepaling) en art. 13 (aanvulling arbeidsovereenkomst door cao) CAO van kracht zijn.
De bepalingen uit de WCAO zijn van toepassing op de 9/12/13- werknemer én indien de werkgever gebonden op grond van lidmaatschap partij is bij de cao.
Een bijzondere positie neemt de art. 14-werknemer in. De werknemer die geen lid is van de werknemersvereniging die partij is bij de cao, valt toch binnen het bereik van de cao. Op grond van art. 14 CAO is de werkgever verplicht de cao-bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden, na te komen bij de arbeidsovereenkomsten welke hij aangaat met werknemers die door de cao niet gebonden zijn.
Let op! Blijkens het arrest-meneer Suk/ Brittania, kan de werknemer deze verplichting niet afdwingen.
Nawerking art. 9/12/13 en contractsvrijheid
De arbeidsvoorwaarden uit de cao blijven van kracht, totdat een nieuwe cao in werking treedt. Werkgever en werknemer kunnen anders overeenkomen; van de cao-voorwaarden kan ten opzichte van de werknemer ook in ongunstige zin worden afgeweken. De contractsvrijheid prevaleert. Nieuw overeen te komen voorwaarden zijn echter wel onderworpen aan art. 6:217. Zolang de werknemer het voorstel tot een overeenkomst nog niet heeft aanvaard, geldt nawerking voor de art. 12- en 13-werknemer. Verwerpt de werknemer het voorstel, dan kan de werkgever slechts de route van de eenzijdige wijziging bewandelen.
Nawerking van de afgelopen cao is mogelijk, terwijl een nieuwe minimum-cao gelding heeft, zie het arrest- ABVAKABO/ Unieke Kinderopvang. De nadruk ligt op "minimum": slechts in het geval van een minimum-cao kan ten gunste van de werknemer worden afgeweken van de cao-bepalingen. Is een standaard-cao van kracht, dan is zulks uitgesloten.
AVV
Uit art. 2 lid 1 WAVV blijkt dat een cao door de minister van SZW algemeen verbindend verklaard kan worden, indien voldaan is aan de representativiteitseis. Zie het Toetsingskader AVV, paragraaf 4.1: bij een meerderheid beneden 55% vindt in beginsel geen avv plaats.
De verbindendverklaring kan alleen geschieden op verzoek van één of meer werkgevers of één of meer verenigingen van werkgevers of werknemers, die partij zijn bij de cao.
Wat is het gevolg van de avv? De cao-voorwaarden worden aan de gehele bedrijfstak opgelegd en regardeert de normatieve en diagonale verhoudingen. Art. 3 WAVV is van dwingend recht en bepaalt dat elk beding tussen werkgever en werknemer, dat strijdig is met de verbindend verklaarde bepalingen, nietig is. De verbindend verklaarde regel is vervangend (art. 3 lid 1 WAVV) en aanvullend (lid 3).
Nawerking avv
Relevant voor de art. 14-werknemer; die is niet gebonden en valt daarmee buiten het bereik van de nawerking van cao-bepalingen voor de art. 12- en 13-werknemer.
In het arrest-Beenen/ Vanduho Motorvoertuigen is een belangrijke regel ten aanzien van de nawerking van arbeidsvoorwaarden krachtens avv geformuleerd: in beginsel prevaleert de contractsvrijheid tussen werkgever en werknemer; algemene nawerking van een avv zou een te grote inbreuk op de contractsvrijheid betekenen. Heeft de werknemer gedurende de looptijd van de avv aanspraak gemaakt op een naar aard en duur beperkt recht, dan wordt het verkregen recht niet aangetast doordat in de loop van het betreffende tijdvak de voorwaarden ophouden algemeen verbindend te zijn.