donderdag 29 juni 2023

[ Eenzaamheid en hoogbegaafdheid als rode draad] Heb ik het leven dat bij me past? [ Nee ]

'Ik weet waarom je eenzaam bent. Mensen merken dat je alles doorhebt. Ze kunnen je niet voor de gek houden'. 

In de laatste weken voor haar dood merkte mijn moeder op dat ik volgens haar een unieke persoonlijkheid had. Ze heeft in haar leven veel mensen ontmoet. Ze zei het niet omdat ze mijn moeder was, maar omdat ze een helder analytisch vermogen had. 

Ik kon me niet voorstellen dat je eenzaam kunt zijn door intelligent te worden gevonden door anderen. Toch is het wel de rode draad in mijn leven. De stigma's zijn er en die zijn hardnekkig. Bij mij komt eenzaamheid niet alleen door de aannames die mensen vanaf beginsel hebben over intelligentie, maar ook door langdurige ervaring met afgunst van leeftijdsgenoten. Het heeft ertoe geleid dat ik nooit echt kansen heb gehad, dat ik met sociale uitsluiting te maken kreeg en dat ik niet het leven heb dat bij me past.

Hoge intelligentie betekent voor mij niet dat ik een moeilijk persoon ben, niet dat ik verlegen ben, niet dat ik introspectieve focus heb, niet dat ik van moeilijkdoenerij houd (sterker nog, ik heb een hekel aan alles tot op het bot analyseren), niet dat ik perfectionistisch en ook niet dat ik hyperkritisch ben. Ik ben niet meegaand, ik ben absoluut geen people-pleaser. Dat maakt me nog geen bitch!

Mensen proberen bij het onderwerp eenzaamheid, zeker in combinatie met hoogbegaafdheid of hoge intelligentie, altijd iets te vinden om een weerlegging tegen te werpen: er moet "iets" aan die hoogbegaafde persoon zijn dat hem of haar eenzaam maakt. Ik ben juist helemaal niet complex en moeilijk, ik ben alleen duidelijk en doe niet aan nepperij. Ik ben meer uitgesproken dan de meesten, maar dat betekent niet dat ik tactloos ben. Het heeft er alleen mee te maken dat ik een zeer zelfstandige denker ben en mijn mening goed weet te verwoorden.

Ik ben heel sterk van het fysiek bezig zijn, ik kan nooit stilzitten en dans en muziek en artistiek/expressief zijn staat voor mij voorop
Ik maak een sprong naar hoe zo'n leven eruit zou moeten zien. Wat bij mijn persoonlijkheid en vaardigheden past, is een leven vol artistieke uitspattingen en artistiek uitdagende/inspirerende vrienden, beweging, fysiek werk, veel lichamelijke activiteit, dans, expressie en muziek. Ik ben altijd expressief en actief geweest. Ik kan met van alles tegelijk bezig zijn. Het allesoverstijgende dat ik heb, is de drang om te experimenteren.

In mijn stadse omgeving zijn er nooit culturele mogelijkheden geweest. Het was geen stimulerende omgeving om op te groeien. Er was en is 0,0 gemeenschapszin en een broedplaats voor kunst, muziek, dans en ambachtelijk werk is er nooit geweest, afgezien van de faux-artistieke banen die opkomen en net zo snel weer verdwijnen. Ook in het academische leven worden fysieke activiteit, artistieke expressie en beroepen waarin doen centraal staat, niet erg gewaardeerd.

Snelheid van handelen en denken en veel lichamelijke energie hebben
Intelligent zijn wordt nog steeds niet geassocieerd met fysieke energie en de drang om altijd met iets bezig te zijn dat voor de meeste mensen fysiek uitputtend lijkt. Van een baan aan een kantoorbureau of urenlange vergaderingen zou ik geestelijk kapotgaan, omdat ik snel denk en handel.

Hoogbegaafdheid? Of intelligentie?
De meeste hoogbegaafden of (hyper)intelligenten zijn niet getest en/of kiezen er niet voor om zichzelf aan te duiden met de term "hoogbegaafd" of "intelligent". De termen worden als beladen beschouwd; uiteindelijk komt dat door een opgedrongen gelijkheidsgedachte. Al vanaf jonge leeftijd krijgen heel intelligente kinderen te horen dat ze zich maar moeten aanpassen aan de meerderheid en als er problemen rijzen door die aanpassingsdrang, moeten ze "maar gewoon gaan doen". Educatie van kinderen op hun eigen niveau wordt nog altijd geassocieerd met neerkijken op het gemiddelde niveau. Die negatieve connotatie komt in de kern door de drang om te vergelijken. Dat is jammer, want het doet net zo weinig beroep op iemands capaciteiten als iemand op een te hoog prestatieniveau plaatsen.

De focus op begaafdheid is ook beperkt: het gaat niet zozeer om de opbouw van feitenkennis of geheugen (al is het vermogen tot memoriseren een onderdeel van intelligentie en begaafdheid), maar ook om het begrijpen van concepten, het leggen van verbanden, sociaal invoelingsvermogen, het vermogen om vooruit te zien en problemen vanuit verschillende dimensies te beschouwen.

Het is een grote misvatting dat hoogintelligente mensen op sociaal-emotioneel niveau achterblijven: het niet frequent in contact komen met mensen die op gelijkwaardig niveau functioneren, is iets anders dan sociale capaciteiten ontberen. 
De omgeving is echt belangrijk. Wat betreft impulsen is niet te onderschatten dat het intelligente brein behoefte heeft aan voldoende stimulans. Een netwerk van "vrienden" die niet op een gelijkwaardig niveau van energie of sociaal-emotionele vaardigheden zitten, gaat geen eenzaamheid tegen.

Bewustzijn en het begrip van concepten als de dood
Ik begon met 5 maanden mijn eerste woorden te spreken. Met 10 maanden voegde ik daar meerdere (moeilijke) woorden aan toe. Als baby was ik al erg op de buitenwereld gericht. Het duurde niet lang voordat ik me als grappenmaker en entertainer gedroeg. Ik wilde altijd dansen en muziek op hebben. Op foto's uit mijn vroegste jeugd ben ik altijd aan het lachen of grappen aan het uithalen. Ik was helemaal vergeten dat ik een vrolijk kind was. Op mijn derde kon ik lezen, schrijven, Engelse woorden herkennen en had ik getalbegrip. Hoewel dat aanwijzingen zijn voor de cognitieve ontwikkeling, had ik iets heel typisch.

Ik had ongeveer na mijn 2e het gevoel dat ik al eerder een bewustzijn had meegemaakt. Het voelde alsof de wereld niet helemaal nieuw voor me was. Dat kon ik niet verklaren. Concepten zoals de dood, het bestaan en ophouden van bewustzijn, waren onderwerpen die mij op die leeftijd bezighielden. Ik vond het soms een nare gedachte dat ik dit alles op een dag kwijt zou raken en kon me niet voorstellen dat andere kinderen dat besef niet hadden. Ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat mensen opgingen in de waan het leven van de dag en ik vond  het raar dat iedereen dat als vanzelfsprekend beschouwde.

Ik was als kind een mensenlezer en kon intenties, maar ook verborgen gedachten van anderen aanvoelen
Ik was direct een echte "mensenlezer" en kon intenties van anderen aanvoelen. Ik heb mijn ouders een keer gewaarschuwd toen we met een terror-buurvrouw te maken kregen. Ze kwam op iedereen charmant over en was zeer belezen, maar ik kreeg een naar gevoel van haar. Dat gevoel bleek terecht te zijn toen ze werd opgepakt voor geweldpleging. Op mijn zesde vertelde ik mijn ouders dat ik voelde een oud-buurman zware problemen had. Hij deed net of hij het allemaal perfect ging, in zijn functie als teamleider. Hij hield zijn alcoholisme zo goed verborgen dat pas jaren later bekend werd dat hij zichzelf tot aan een hartinfarct had doodgezopen.

Ik wist wat mensen dachten of verborgen hielden en dat vond ik moeilijk, omdat ik daar één van de weinigen in was. Het is niet zo dat ik wantrouwend was: ik had geen ervaring nodig met mensen, ik voelde intuïtief aan of er iets mis was. De meeste mensen vinden zichzelf deugen als ze iedereen op het eerste gezicht maar vertrouwen en vertellen vol trots dat iedereen een kans verdient. Ik leef heel sterk samen met mijn gevoel.

Het was niet zo dat ik zogezegd in mijn hoofd zat of zorgelijk was. Ik was me alleen heel sterk bewust van mijn eigen bewustzijn. Dat hoorde bij me: zo snel als ik kon praten, was ik in staat om mijn eigen mening onder woorden te brengen. Ik ging op mijn derde op feesten van vrienden van mijn ouders voor de gein met de microfoon bij gasten langs om ze te interviewen over wat ze van het feest vonden. Ik vond het hilarisch. Sommige volwassenen ergerden zich mateloos aan me, met alles. Die vonden me een wijsneus en een bemoeial. Ik wist heel goed wie ik was, wat mijn grenzen en voorkeuren waren en wat ik kon.

Vanaf mijn 4e had ik duidelijke momenten van heldervoelendheid. Mijn kleuterjuf vond het maar eng. Ze begreep mij totaal niet. Ze had toch al geen affiniteit met kinderen. Vanaf dag één botste het met haar. Omdat ik al kon lezen en schrijven en een eigen gevoel voor creativiteit had, verveelde ik me op school. De dagen waren lang, omdat ik niet van de poppenhoek, het zandbakje, de schoonmaakspullen voor meisjes en de kassa hield. Als ik een vraag aan haar stelde, kreeg ik een snauw.

Ik heb de klas een keer gewaarschuwd omdat ik bang was dat een meisje dat de hele dag nietsontziend op een houten autootje door de klas reed, over iemands handen zou rijden. Achteraf gezien was ze zwaar zwakzinnig. Op een ochtend schoot het meisje uit met haar auto. Ik dook onder een tafel, waar ze mijn vinger (zoals ik had voorspeld) aan gort reed. Terwijl het vel van mijn vinger lag, vroeg de juf waarom ik onder de tafel zat. Ik was geen jankebalk, dus zonder dat ik zat te jammeren werd de boel goed afgedekt en afgeplakt. Mijn ouders kregen een klacht van de juf: ze vond het lastig dat ik nu niet in de zandbak buiten mócht spelen (ik wilde niet eens in de zandbak, dat vond ik veel te kinderachtig)!

Ik kreeg echt een hekel aan mijn juf toen ze een autistische jongen in zijn ondergoed op een stoel vastbond en een pleister over zijn mond plakte. Het was een lieve jongen die alleen maar stil was, maar daar kon ze kennelijk al niet mee omgaan. Mijn ouders zijn naar de directeur gestapt om dit te melden, die reageerde laconiek met 'Tja, pedagogische vaardigheden heeft ze niet, mijn smaak is 't ook niet'. Haar gedrag gaf mij de indruk dat ze niet te vertrouwen was: bij alles wat zij als "raar" kon zien, zou je zomaar halfnaakt kunnen worden vastgebonden, zonder verdere uitleg.

In groep 3 werden de eerste lessen in lezen en schrijven gegeven. Ik verveelde me omdat het tempo te laag lag en de stof te makkelijk was. Om de tijd door te komen, maakte ik woordgrappen of zat ik met mijn tafelgenoten te praten. Ik kreeg voortdurend op mijn donder. Dan werd ik eruit gestuurd of moest ik achter mijn stoel gaan staan. 'Ga zelf maar achter je stoel staan', riep ik naar de juf. Ik werd er toen al recalcitrant van en associeerde school met straf, verveling en algehele negativiteit. Het verschilde heel sterk per klassendocent, of ik het zag zitten om naar school te moeten.

Helaas vielen groep 6, 7 en 8 onder dezelfde klassendocente. Ze begreep mijn vragen niet, omdat ze alleen maar kon voorlezen wat er in het instructieboek stond. Rekenen, Nederlands en Engels beheerste ze niet goed. De Montessori-methode werd misbruikt om vragen te verwerpen onder het mom van "Zelfstandig werken! Als je uitleg nodig hebt, vraag je het aan een oudere medeleerling!"
Ik heb daarop het instructieboek van de docente uit de kast gepakt en daaruit gelezen. Ik verbaasde me erover dat zelfs de "verhaaltjes" die soms door de docente werden verteld, letterlijk in het boek stonden uitgewerkt. Er was niets dat ze zelf kon bedenken. Dat was op zich niet zo erg, ware het niet dat ik alweer op mijn donder kreeg als ik te moeilijke vragen stelde. Toch ging ik toen nog niet maskeren. 

Afgunst
Met directe afgunst van leeftijdsgenoten kreeg ik pas op het voortgezet onderwijs te maken. In eerste instantie ging het voortdurend over mijn voorkomen. Vanaf de kennismaking werd gedacht dat ik voor een modellenbureau werkte en dat ik danseres, gymnast of ballerina was. Ik weet niet waar ze dat op baseerden, maar het was mijn fysieke verschijning die de aandacht trok. Ik ben in het bijzijn van mijn zogenaamde "vriendinnen" een paar keer belaagd door mannen en ik kreeg het verwijt ze daardoor een blok aan het been te zijn. Ik hoorde dat er altijd over me gekletst werd en dat de onnozele roddel was verspreid dat ik plastische chirurgie zou hebben ondergaan. Jongens uit de examenklas probeerden met me aan te pappen.

De "mooiste jongen" van de scholengemeenschap stond iedere middag naar me te kijken. Zijn vriendin bestookte me met allerlei onzinverzoeken om me in de gaten te kunnen houden. Ik werd door mijn leeftijdsgenoten voor uitdaagster, slet, verleider en arrogant versleten. De band met de meeste vrouwelijke leeftijdsgenoten is vanaf die tijd altijd slecht geweest. Ik had één vriendin die intelligent was (ik weet dat ze net als ik jurist is geworden!), maar met haar had ik een haat-liefdeverhouding. Vanuit het niets heeft ze mijn ketting van mijn nek gerukt, omdat ze het niet uit kon staan dat ik "goud" droeg (het was nep...). Ze vond mij ook al een snob, maar dat zei ze op een amicale manier.

In het bijzijn van mijn volledige klas werd door een docente opgemerkt dat ik de sterleerling van de school was. Ik heb geen last van bescheidenheid, maar het was een vergelijking die ik sneu vond: ik hoefde geen moeite te doen om alles te halen. Ik had overal achten en negens voor, het was geen verdienste. Het was wel weer een aanzet tot verslechtering van de band met mijn leeftijdsgenoten. Bij alles kreeg ik te horen "Ja, jij weet het toch wel", "Jij hoeft niets te doen", "Er is toch niets waar jij moeite mee hebt". Wederom werd ik vermeden. Het is niet omdat ik arrogant en onbenaderbaar ben, ik ben ook geen moeilijk iemand! Stigma's zijn alleen zo hardnekkig dat ik er niets tegen kon doen om het beeld te bestrijden.

Introductiedagen
Op de introductiedag van mijn volgende opleiding had ik een simpel strak t-shirt aan met een nette zwarte broek. Een pantalon, dus geen legging en geen soepbroek. Het werd die dag 25 graden. Bij indeling in groepen vroegen een paar vrouwelijke medestudentes "of ik het niet koud had". We gingen met onze groep op pad naar het centrum. Daar waren mijn groepsgenoten getuige van een raar tafereel. We werden op de voet gevolgd door een groep onbekenden. De seksueel getinte opmerkingen die onze kant op werden geslingerd, waren tegen mij gericht. Eén medestudente nam het voor me op. Ze vond het belachelijk en beledigend wat ik over me heen kreeg. De rest van de groep richtte zich tegen mij: ik had maar iets anders aan moeten doen. Ik zou het nog vaak te horen krijgen. Het liefst hadden ze me in een skipak gestopt.

Bij een tweede studie werd ik onbedoeld door een compliment buiten de groep geplaatst. De docente merkte op dat ik eruitzag als een echt Russisch meisje en dat ik dat als een compliment moest beschouwen, omdat Russische meiden mooi werden gevonden. Ik hoorde al om me heen "Huh, tsss..." en "Nou zeg, dat kun je toch niet maken?!"

Op de universiteit ben ik impliciet gaan maskeren door me als stil voor te doen terwijl ik het tegenovergestelde ben. Ik kreeg iedere keer conflicten als ik mijn van de meerderheid afwijkende visie gaf, omdat "agree to disagree" niet werd gerespecteerd

Ik heb evenwel nooit de behoefte gevoeld om erbij te horen. Ik ben geen pleaser, geen meeloper, ik wil er niet uitzien zoals de meesten, modetrends zijn voor mij onbelangrijk omdat ik een geheel eigen (klassieke) smaak heb. In alles. Meedoen en bij een clique horen is voor mij onbelangrijk. Ik wil alleen maar leuk contact/vriendschappen, liefst met mensen die motiverend zijn. Het kan mij niet druk of chaotisch genoeg zijn, maar ik voel me leeggezogen als iemand alleen maar alles in negatieve zin uitlegt. Helaas is dat in de meeste gevallen zo; mensen hebben de neiging om alles op zichzelf te betrekken/zich constant te vergelijken. 

Op de universiteit wordt het onderwijs gegeven volgens de "Probleemgestuurd Leren"-methode (PGL). Dat houdt in dat een vraagstelling bij iedere werkgroep centraal staat en dat deelvragen rond dit thema moeten worden beantwoord. De achterliggende gedachte is dat studenten zich actief in de achtergrond verdiepen. In de praktijk is het vragen en antwoorden van Studeersnel afdrukken en in de klas voorlezen, omdat het onderwijs al jaren letterlijk langs dezelfde lijnen verloopt. 

Ik hoefde ook op de universiteit niet te leren. In het beeld, dat redelijk intelligente mensen die op het Vwo niet veel moeite hebben gedaan, vastlopen omdat ze "moeten leren leren", herken ik me niet. In de trein las ik de voorgeschreven boeken. Ik kwam nooit in de bibliotheek en ik maakte geen huiswerk, omdat ik alles zo kon memoreren. Af en toe schreef ik mee op kladblaadjes, daarom werd ik gekscherend "die met die blaadjes" genoemd. In mijn eerste werkgroep van de bachelor werd me gevraagd of ik een fotografisch geheugen had. Eén medestudent sprak uit dat hij dacht dat ik het achterste puntje van mijn tong bewust niet liet zien. 

Hoe hij dat doorhad, weet ik niet. Ik ben impliciet gaan maskeren. In discussies benaderde ik een probleemstelling soms vanuit meerdere perspectieven. Gespreksleiders en werkgroepdocenten waren juist sterk gericht op het bereiken van eensgezindheid over een onderwerp. "Zijn we het er allemaal mee eens?", is de meest gestelde vraag in de werkgroepen op de universiteit. Ik was het bijna nooit met de rest van de groep eens en zei dat we best van mening mochten verschillen.

Toch was er in iedere werkgroep wel een medestudent die uit was op de confrontatie. Op de universiteit waren het de mannelijke medestudenten die het op de confrontatie aan lieten komen. Het dieptepunt was toen we echt ruzie kregen op het moment dat ik zei dat het Openbaar Ministerie niet namens het slachtoffer, maar namens de samenleving optreedt als openbaar aanklager. Mijn medestudent heeft vervolgens anderhalf uur ongeremd zitten zieken dat hij gelijk had als hij vond dat het OM in opdracht van een slachtoffer pleit. Ik zei "Nou, dan vind je dat toch lekker, jij je zin". Hij had zichzelf voor zak gezet en gaf mij daar de schuld van. Ik werd er door de werkgroepdocent op beoordeeld dat ik de dwarsligger was, omdat ik het nooit eens was met de meerderheid. 

Eén keer zat de gespreksleider bij handelsrecht constant op het verkeerde spoor door allerlei irrelevante vragen over waardepapieren te stellen. Ik zei er niets over omdat ik vond dat hij het zelf moest weten, maar toen ik een vraag kreeg zei eerlijk dat het anders in elkaar zat. "Hee, maar ik ben de gespreksleider!", was de beledigde reactie van de voorzitter. "Als je het zo goed weet, ga het zelf dan maar uitleggen".
"Is goed", zei ik. Ik pakte een stift en heb die zitting lesgegeven. Er werd eerst zachtjes gemompeld dat ik het lef had om naar voren te stappen. Vervolgens ontstond er interactie. Ik vond het leuk, dit was precies wat bij me paste: niet achterover leunen en wachten tot de vraag wordt toegeworpen, maar zelf uitleg geven. Het oordeel van de werkgroepdocent? "Ik kan jou niet peilen".

Ik zei uiteindelijk weinig en mengde me niet meer in discussies. Alleen als om mijn mening werd gevraagd, ventileerde ik die duidelijk. Door de expressie op mijn gezicht werd ik er toch altijd uitgepikt om mijn mening te geven, hoe stil en neutraal ik me ook probeerde op te stellen. Ik had alleen geen zin meer om mijn tijd te verdoen aan conflicten.

Een paar jaar geleden had ik in het ov een opvallende ontmoeting. Iemand vroeg mij vanuit het niets of ik het naar mijn zin had, daar waar ik me bevond in het leven. Ik vertelde haar over mijn ervaring met de universiteit. Ze zei "Het academische leven past niet bij je. Ik kan zo zien dat de mensen die je daar hebt ontmoet, niet bij jouw persoonlijkheid passen. Weet je dat je een heel open persoonlijkheid hebt?"

Ik weet nu waarom het zo vaak botste. Als ik mijn medestudenten en docenten buiten de werkgroepen tegenkwam, dan was het "Hee hallo, hoe is het ermee?!" en dan blablabla. Buiten de setting van de discussies waren er geen conflicten. In de setting van de discussie namen anderen aan dat ik vooruitliep op de zaken, dat ik de mening van anderen oninteressant vond en dat ik zo kon invullen wat een ander zou gaan zeggen. Dat laatste is deels waar, maar ik heb niet het oordeel gehad dat het oninteressant is wat anderen aandroegen. Die negatieve aannames hebben anderen vaak. Helaas durven mensen aannames opvallend weinig ter discussie te stellen. 


 








zaterdag 24 juni 2023

Stalking/belaging/ongewenste intimiteiten: Nee is nee. Die grens valt niet te overtreden. Het is niet de verantwoordelijkheid van de belaagde om nóg duidelijker te zijn in die grens

"Je vond het toch ook fijn dat ik je aanraakte?"
"Als je het niet fijn vond, dan had je het toch wel aangegeven?"
"Ik dacht dat jij het ook wilde"
"Dan moet je maar duidelijker zijn in je signalen"
"Waarom reageer je niet op me?" [als je 's nachts belt en ook iedere dag een bombardement aan berichten stuurt, gaat dat iedere grens te buiten, M.B.]
"Van wie was die auto op de parkeerplaats? Was dat iemand die bij jou op bezoek kwam?"
"Ik wilde met je zoenen. Ik dacht dat je dat wel begreep"
"Wie was die man?"
"Waarom was je gisteren niet thuis toen ik langsliep?"
"Wat bedoel je met "een vriend"?"
"Waar woont die vriend van je?"

.....................

"Je moet zelf je grenzen aangeven"
"Wees dan ook duidelijk dat je dit niet wilt"
"Heb je je wel uitgesproken tegen hem?"
"Als je zo vaak wordt lastiggevallen, ligt het aan je eigen attitude"

Mensen die eraan meewerken om stalking/belaging/ongewenste intimiteiten in stand te houden, leggen de verantwoordelijkheid niet neer bij de stalker, maar bij het "slachtoffer". 

Die mensen zeggen "Wees duidelijker" als je aangeeft dat je ergens niet van gediend bent. Daarmee proberen ze het overschrijden van grenzen te relativeren. In hun perspectief is de belaagde een weerloos slachtoffer dat het aan de eigen houding en onduidelijkheid in het aangeven van grenzen heeft te danken, dat de dader intimideert of grenzen overschrijdt. Er valt niets te relativeren. 

Ik word zelf tot op de dag van vandaag gestalkt door mannen met wie ik niets te maken heb. Ze hoeven me maar te zien, of ik hoef alleen maar met iemand anders in gesprek te zijn en ze besluiten om een obsessie na te jagen. Ik ben duidelijk. Ik ben niet mis te verstaan. Dat het bij mij op fysiek vlak niet verder is gegaan dan frotteurisme door een docent en betasting in het openbaar, heb ik te danken aan mijn aangeboren sterke intuïtie en mijn "hoogmoedige" voorkomen.

Het is natuurlijk de omgekeerde wereld. Mannen stoppen alleen maar met me lastigvallen omdat ze me een bitch vinden als ik van me laat horen, of omdat ze concluderen 'Je bent een arrogant kreng'. Toen ik me uitsprak tegen betasting in een volle bus kreeg ik van de dader als reactie 'Wat jammer dat je zo'n chagrijn bent, maar ik dacht al dat je een arrogante bitch was toen ik je zag instappen'.

Het moet natuurlijk helemaal niet nodig zijn om als een bitch over te komen om erger te voorkomen. Al is het niet eens een defensiemechanisme, ik kom op de meeste mensen in het openbaar als hoogmoedig of snobistisch over. Die air heb ik altijd over me heen gehad. De mannen die me blijven belagen zijn op te delen in twee categorieën: zij die me met iemand hebben horen praten en weten dat ik makkelijk ben in contact met mensen en zij die zó hardnekkig zijn in stalken, dat ze het als een uitdaging zien om mij te blijven bestoken.

In alle gevallen is het voor mij een belediging van mijn intelligentie. Ik doorzie mensen en hun motieven. Al sinds mijn geboorte werken die antennes goed. Stalkers/obsessanten/belagers zijn voor mij dus heel doorzichtig. Het waardeloze is dat ík ermee word opgescheept dat mijn vrijheid wordt ingeperkt. 

Momenteel moet ik me verdedigen tegen oneerbare voorstellen van een man van 20 jaar ouder met een gezin. Getrouwde man 2 maakt zijn gezin kennelijk wijs dat hij voor iets een rondje moet lopen en verkent daarbij heimelijk mijn huis, om me dagen erna te vertellen dat hij weet wat ik aan had, waar ik naartoe ging, hoe laat ik ging slapen en hoe laat ik opstond. Nummer drie hoopt dat ik gevoelig ben voor adult grooming (eerst gedag zeggen, een praatje maken, complimenten geven en dan ineens voor sekscontact bellen nadat hij mijn telefoonnummer kennelijk bij een busmaatschappij heeft losgepeuterd). Getrouwde man 2 vroeg of de auto vóór mijn stoep van een andere man was. Als getrouwde man 1 en getrouwde man 2 elkaar en/of man 3 tegenkomen, dan wordt het feest. Het is een drama waar ik niet om gevraagd heb. Ik heb niets met ze. Het is zo bizar dat het wel een klucht lijkt.

Maar bovenal vind ik dit geen vrijheid. Het is geen vrijheid dat ik me moet verdedigen tegen deze obsessanten, het is geen vrijheid dat ík word geacht mijn grenzen te bewaken, het is geen vrijheid dat zoveel mannen die ik tegen ben gekomen in mijn leven en met wie ik op geen enkele manier verwikkeld ben geraakt, gelijk zulke vergaande verwachtingen hebben dat ze bezitterig worden. 

Ik ben niet van ze, ik wil niet van ze zijn en als ik wel van een man wil zijn, dan wil ik niet dat het vertrouwen gelijk in de kiem wordt gesmoord door bezitterigheid.

zondag 18 juni 2023

Hoe is het, om echt alleen te zijn?

Het is nu 4 maanden sinds de dood van mijn moeder. Hoe is het, om écht alleen te zijn?

Dat leeft heel erg in mijn onderbewustzijn. Ik word 's nachts wakker met het indringende gevoel "Ik heb de belangrijkste persoon in mijn leven niet meer". Dat is eigenlijk best onvoorstelbaar. Ik ben feitelijk alleen omdat ik mijn echte (buitenlandse) familie niet ken, omdat ik mijn echte familienaam niet weet, omdat ik hier een losstaand onderdeel ben van een uit elkaar gerukte migrantenfamilie, ik ben alleen omdat "vrienden" het al langer geleden hebben laten afweten, maar het ergst van alles is om degene die het dichtst bij me stond, niet meer te kunnen spreken, omhelzen, aanraken, vasthouden, naast haar te zitten, nooit meer iets leuks met haar te kunnen doen of delen.

Een toekomst zonder de belangrijkste persoon en dan ook nog eens een toekomst als volledig alleenstaand iemand, dat vind ik een verschrikkelijk perspectief waarvan ik me af en toe ruw bewust word: "Wat doe ik hier eigenlijk?"  Ik hoef niet aan te horen 'Je leeft toch voor jezelf'', 'Je moet zelf het levensgeluk zien te vinden'  en dat soort tegeltjeswijsheden waar toch niemand iets aan heeft.

Ik denk nog steeds "Je hoort helemaal niet dood te zijn, jij". Iemand die zo het leven omarmde, ondanks de vele tegenwerking die ze heeft gekregen toen ze kanker kreeg. Aan de andere kant was voor haar lang geleden al de dood gefixeerd. Dat was nog voordat ze voor het eerst de kankerdiagnose kreeg en nog los van de erfelijkheidsvraag, die veel later pas aan de orde kwam. Voor mij was het best een nare gewaarwording. Het was geen nare gewaarwording dat ze heldervoelend was, daar heb ik geen moment over in hoeven zitten omdat het onderdeel is van ons leven. Het was voor mij naar dat ze precies wist wanneer ze dood zou gaan. Af en toe probeerde ze het nog te relativeren door te zeggen dat ze niet in te toekomst kon kijken, maar natuurlijk stond het vast. Het enige wat ik kon doen, was alles zoveel mogelijk voor die tijd geregeld en gedaan hebben. Ik had graag een man gehad die bij me hoorde en die ik aan haar voor had kunnen stellen, maar die heb ik nooit ontmoet.

Ik hoorde laatst iemand zeggen 'Ik heb niemand nodig'. Stoer hoor, om niemand nodig te hebben, maar het heeft niets met autonomie te maken. Het is wél belangrijk om mensen te hebben om een warme band mee te hebben. De behoefte aan morele steun en het geluk van persoonlijke gevoelens met iemand kunnen delen zijn geen vormen van afhankelijkheid. De behoefte aan iemand die je goed aanvoelt is menselijk. Het is niet flink om de behoefte aan diepgaand menselijk contact te ontkennen.

Voor mij was het belangrijk om haar te hebben, omdat zij heel oprecht was. Warme persoonlijkheden zijn heel erg welkom. Ik mis ook haar gevoel voor humor. Dat is zoiets persoonlijks: de humor die ik met haar deelde.

Ik mis haar ook, omdat zij, anders dan de meeste mensen, niet gelijk reageerde met waarde-oordelen, invulling van eigen projecties, weerleggingen of oneigenlijke relativeringen. Mensen die dat doen, nemen de ander feitelijk niet serieus door een slechte luisteraar te zijn. Mijn moeder had ook nog eens dezelfde energie als ik. Als zo iemand wegvalt, dan is het niet alleen vanwege de bloedband een groot gemis.

vrijdag 16 juni 2023

Belaging achtervolgt me al mijn hele leven. Ik wil er open over zijn en accepteer geen victim-blaming.

Ik heb volgens mensen die me niet kennen, een hoogmoedige "air"/attitude
De meeste mensen die me niet kennen en me zien lopen, vinden mij hautain (hoogmoedig) overkomen, of arrogant. Het is mijn natuurlijke uitstraling. Daarnaast word ik gezien als het prototype Slavisch/Russisch (ik word geregeld door vreemden gevraagd of ik Russisch ben!), maar dan langer. Ik ben geen reus, maar met 1,77 en 1/2 meter steek ik wel bijna overal bovenuit. Ik krijg te horen dat mensen me niet kunnen plaatsen qua uiterlijk, of dat ze me aardig vinden als ze me ontmoeten, maar eerst de indruk hadden dat ik hooghartig ben.

Wat ik hiermee wil zeggen, is dat de meeste mannen me met rust laten. Ze benaderen me niet zomaar. De mannen die me direct met aperte vragen of seksuele avances benaderen of zelfs helemaal niets zeggen en me heimelijk in de gaten houden, zijn degenen die zo vastberaden zijn dat ze niet ophouden met me te volgen en overgaan tot stalking. Ik kan nauwelijks in woorden uitdrukken hoe ingrijpend dat is in mijn leven. Tot op de dag van vandaag.

Dankzij mijn aangeboren intuïtie voel ik andermans intenties altijd aan. Ik heb wel het leven op de achtergrond moeten kiezen om niet nog vaker te worden belaagd
Ik ben niet naïef: ik weet dat mensen oneigenlijke intenties kunnen hebben. Daarom trap ik nergens in. Dankzij mijn aangeboren intuïtie voor het aanvoelen van andermans intenties ben ik nooit ergens het slachtoffer van geworden. Ik heb wel voor een leven op de achtergrond moeten kiezen, wat eigenlijk tegengesteld is aan mijn persoonlijkheid: ik heb het liefst altijd drukte, gezelschap, ik ben overal heel erg open over en niet gehecht aan "tijd voor mezelf".

In plaats daarvan probeer ik in het openbaar te vermijden dat ik iemand aankijk, omdat mannen er hun eigen uitleg aan kunnen geven als ze mijn blik zouden vangen. Flirten doe ik niet in het openbaar en dat hoeft ook niet, maar ik moet mijn "open persoonlijkheid" ook afremmen om avances te beperken. Zien ze me lachen, dan krijg ik te horen dat ze mijn kuiltjes zien en dan is dat voor sommigen weer een reden om toe te slaan. Echte vrijheid is het dus niet, dat ik me zo ingetogen mogelijk opstel. Het is geen echte keuze, maar een tactiek.

Niettemin word ik recentelijk weer belaagd door twee mannelijke kennissen (aanvulling 20 juni 2023: het zijn inmiddels drie mannen die me schaduwen en achterdochtig zijn als ze hier alleen al een auto op de parkeerplaats zien staan) die ik slechts een paar keer indirect heb gesproken. "Kennissen" is dan ook eigenlijk een te groot woord: het zijn meer voorbijgangers die ik in de afgelopen jaren iets vaker heb gesproken dan andere voorbijgangers. Ze vinden zichzelf geen stalkers. Ze veroordelen andere stalkers. Ze zijn "keurig" getrouwd.

De één (die voor een busmaatschappij werkt) kwam ik sporadisch tegen en hij heeft op één of andere manier mijn telefoonnummer weten te achterhalen. Hij wist in welke situatie ik me bevond en belde me in de palliatieve unit waar mijn moeder lag, om te vragen of ik van het weekend bij hem wilde komen slapen als zijn vrouw en volwassen kinderen erop uit gingen. Zijn kinderen zijn veel ouder dan ik en hij kon mijn vader wel zijn, vertelde hij er nog bij. Hij heeft pogingen tot adult grooming gedaan. Na enkele complimenten over mijn voorkomen werd het minder subtiel en kreeg ik vragen over sekscontact.

Het "erg voor me vinden dat ik met verlies te maken heb" werd "ik wil je best troosten", gevolgd door "ik wil seks". De ander is overgegaan tot mij schaduwen sinds ik met zijn vrouw heb staan praten. Toen ik hem tegenkwam, vertelde hij me dat hij wist was ik de dagen ervoor aan had, hoe laat ik opstond en hoe laat ik ging slapen, wanneer het licht in de badkamer aan was. Het interesseerde hem niet dat ik aangaf niet in de gaten gehouden te willen worden. Het interesseert hem ook niet dat zijn vrouw geen idee heeft dat hij 's avonds kennelijk een rondje om mijn huis gaat lopen om te kijken wat ik doe, hoe ik leef, hoe ik beweeg, wat ik aan heb. Ze wonen niet eens bij mij in de wijk, dus hij gaat er echt ver voor om in mijn buurt te komen.

Typerend is dat de belagers die ik heb en heb gehad, nooit mannen zijn geweest die ik persoonlijk kende of met wie ik een relatie heb gehad. Het is een valse aanname dat slachtoffers van stalking altijd (voormalig) partners zijn van de stalker. Mannen hoeven me maar te zien tijdens het boodschappen doen, of onderweg, in het ov, of als ik mijn huis verlaat. Het zijn ook bepaald geen kinderen, maar in de meeste gevallen getrouwde mannen met een "smetteloze" reputatie. Ik heb nooit meegemaakt dat stalkers of obsessanten voldeden aan het stereotype "engerd die in een donker hoekje wacht en toeslaat". Integendeel: het zijn vaak zelfs populaire types, ideale schoonzoons. Eén obsessant die een vriend van me een kopstoot heeft gegeven en andere vrienden van me heeft bedreigd met geweld als ze nog langer in mijn buurt zouden blijven, was een ontzettend populaire jongen met een ietwat gelikte reputatie. Niemand zou geloofd hebben dat hij zo gestoord bezig was, omdat hij voor de buitenwereld geslaagd was.

Op mijn achtste kwam ik in de vroege puberteit. De eerste confrontatie was met een vader die aan me wilde zitten
Op mijn achtste heb ik voor het eerst ongewenste seksuele intimiteiten door een vader van een leeftijdsgenootje tegengehouden. Sinds mijn zevende kreeg ik ontwikkeling voor volwassen vormen en op mijn achtste belandde ik in de puberteit. Door docenten werd ik erop aangesproken dat ik mijn "inkijk" moest gaan verbergen, omdat ik er als een volwassene uit ging zien. Die vader van mijn leeftijdsgenoot wilde doktertje met ons spelen. Ik vertrouwde hem niet, riep dat ik naar huis moest en rende de trap af. Hij kwam me achterna om me tegen te houden en probeerde me alsnog aan te raken. Hij heeft me op straat opgetild bij wijze van "geintje", maar zette me snel weer neer toen ik begon te gillen. Nog enkele keren kwam ik hem tegen en dan had hij het over hoe lekker groot ik was geworden.

Vanaf mijn twaalfde werd het erger. In het ov zaten mannen letterlijk achter me aan; ik kreeg te horen dat ik zo'n lekker geil koppie had, dat ik hun blik had gevangen, dat ik gefiguurzaagd was. Docenten fluisterden me weleens in mijn oor. Mijn klassendocent wilde weten of ik al seks had. Ik ging wijde slobberbroeken (mannenspijkerbroeken) dragen en verliet het huis nooit zonder jas, maar dat verhullen hielp niet; ik werd niet minder achtervolgd of met ongewenste seksuele insinuaties geconfronteerd.

In het bijzijn van vriendinnen en klasgenoten werd ik betast en een paar keer moest ik vluchten, omdat niemand in de volle bus me wilde helpen om van een belager af te komen, ondanks dat ik het luid kenbaar had gemaakt dat hij van me af moest blijven. Die "vriendinnen" vonden mij een blok aan het been omdat ik werd lastiggevallen. Ze hadden er geen begrip voor. Hoewel ze er direct getuige van waren geweest, werd de seksuele intimidatie tegen míj gebruikt: ik zal hem wel verleid hebben. Ik zal het er wel naar gemaakt hebben. Het was mijn probleem.

In mijn eigen buurt heb ik vaak vluchtroutes moeten gebruiken. Als automobilisten of fietsers me zagen als ik van het station of van het winkelcentrum kwam, werd ik op de voet gevolgd. Ik liep dan gelijk door naar het politiebureau. Meerdere keren zijn hier mannen over de schutting geklommen om te gluren en hun troep over de schutting te spuiten. 

Een vriend van me heeft het contact verbroken omdat een jongen die door me geobsedeerd was, hem een kopstoot heeft gegeven. Die geobsedeerde jongen heeft andere vrienden van me bedreigd. Een medestudent ging zo ver met zijn obsessie dat hij kopieergedrag vertoonde. Hij kocht dezelfde laptop, dezelfde harde schijf, dezelfde accessoires. Hij spitte mijn fotoseries door uit "interesse" en wist dan na het weekend precies te vertellen waar ik was geweest om foto's te maken. Het lijkt misschien onschuldig, maar dat kopieergedrag was heel vreemd.

Op de universiteit heb ik gehad dat volwassen medestudenten mijn netwerk probeerden te verkleinen. Eén keer was het een zeer intelligente mannelijke medestudent die ik zelf wel zag zitten. Hij smoorde de kans op toenadering zelf in de kiem. Niemand mocht in mijn buurt komen. Het begon met zoiets kinderachtigs als de stoelen om mij heen weghalen, zodat alleen hij naast me kon zitten. Andere studenten werden prompt weggejaagd. Hij wilde constant als enige contact met me, om me zo te verstikken. Ik vond het jammer, maar het kon niets worden met iemand die zo weinig vertrouwen had. 

Waar docenten vaak niet bij stilstaan, is dat ze voorzichtig moeten zijn met het delen van adresgegevens en telefoonnummers van medestudenten. Ik werd voor een werkgroep op de universiteit bij een man geplaatst die de verplichte samenwerkingsopdracht als excuus gebruikte voor ongewenst contact. Ik werd 's nachts om 03:00 wakker gebeld, met de vraag waarom ik niet op hem inging. Hij wilde op vrijdagavonden en in het weekend weten waar ik was, wat ik ging doen. Toen ik daar al helemaal niet van gediend was, kreeg ik berichten dat ik niet op hem reageerde. Hij stuurde me profielgegevens van al zijn exen om de patser uit te hangen. Hij was woedend dat ik niet jaloers reageerde!
Ik schrok me rot toen de docent een lijst met adressen in de werkgroep ophing. Ik heb ongemerkt maar snel de lijst van de muur gescheurd en hem versnipperd. Het was heel onnadenkend om die gegevens met iedereen te delen.

Docenten: frotteurisme en een voorstel om een relatie aan te gaan
Ik heb meerdere keren meegemaakt dat een docent een relatie met me wilde en dat dát de verhoudingen op scherp zette. De eerste docent wist dat ik in één keer zou gaan slagen en kon zijn ongenoegen over het loslaten niet verbergen. Hij zei dat hij liefst zag dat ik het jaar over moest doen. In de verslechterde verhouding heeft hij een poging tot aanranding gedaan. Hij ging achter me staan en probeerde zich tegen me aan te schuren. Ik riep daarop een collega van hem om een onzinvraag te stellen en zo af te leiden van de situatie. Voor degenen die denken "Dan doe je er toch iets aan?": dat is al te simpel gedacht. Mijn examen moest door deze docent worden beoordeeld, hij was examinator. De klachtencoördinator adviseerde zelfs om in het examenjaar nóóit klachten in te dienen. 

Een docent van een vakgroep van mijn vervolgstudie liet kort na onze kennismaking weten dat hij met me op vakantie wilde. Als hij me tegenkwam op de gang of als ik de zaal binnenliep, liet hij zijn hand stiekem over mijn billen glijden. Hij maakte de situatie zo lastig, dat ik een verzoek tot overplaatsing indiende. Op dat moment werden er 70 medestudenten in de vakgroep geplaatst. Hij kwam naar me toe om me te laten weten dat die 70 studenten hem gestolen konden worden, omdat hij mij niet kwijt wilde.

Ik ben nooit uitgegaan, omdat ik geen leven zou hebben. Of ik zou me constant moeten verdedigen; dat is géén vrijheid om mezelf te zijn
Ik ben nooit uitgegaan, omdat ik echt geen leven zou hebben als ik naar een disco of club was gegaan. Ik wil in vrijheid kunnen leven en mezelf constant moeten verdedigen tegen mannen die me belagen en/of willen aanranden, is geen vrijheid. Het is pure slechtheid om te stellen dat de belaagde de grenzen maar duidelijker moet aangeven: dat is wederom een ontkenning van de verantwoordelijkheid van de belager. Mensen die de gestalkte de schuld geven, herkennen waarschijnlijk zichzelf in de stalker.

Meerdere keren heb ik geprobeerd om het onderwerp stalking bespreekbaar te maken. Bizar genoeg liep dat altijd uit op "Heb je die mannen zelf verleid?", "Wat had je aan?", "Wat heb jij gezegd of gedaan dan?". Ik heb onder leeftijdgenoten altijd op onbegrip moeten rekenen, omdat ze afgunst voelden: "Je hebt niets te klagen". 

Op de introductiedag van een opleiding was ik met een groepje op pad. In het winkelcentrum kwamen we een groep jongens tegen die ons hinderlijk bleef volgen. Even later werden er seksuele opmerkingen gemaakt. Eén medestudente zag dat die opmerkingen tegen mij werden gericht en zij nam het voor me op. Ze vond het echt niet kunnen dat ik zomaar schunnige opmerkingen over me heen kreeg. Een paar andere medestudentes hadden het ook aanschouwd, maar namen het mij kwalijk: dan had ik maar geen t-shirt en "strakke" broek aan moeten trekken. Het was die dag 25 graden en ze hadden me het liefst in een winterjas gestopt. Ik kreeg de rest van de dag het verwijt dat ik er kennelijk zo uitzag, dat ik reacties losmaakte. Maandenlang heb ik niets goed kunnen doen bij de clique die was gevormd sinds die eerste studiedag.

Het werd nog erger toen een mannelijke medestudent had uitgezocht welke parfums ik had en wilde weten of ik strings droeg. Hij bracht een andere studiegenoot in verlegenheid door in mijn bijzijn te suggereren dat hij seks met me wilde. Mijn medestudent had zich voorgenomen om voor mij het jaar te verzieken, omdat ik niet op zijn seksuele voorstellen was ingegaan. Van dit bizarre gebeuren heb ik melding gemaakt bij de opleidingscoördinator. Die meldde me dat mijn stalkende medestudent het studiejaar toch niet zou halen en dat ik daarom de tijd moest uitzitten. Er werd geweigerd om iets aan de intimidatie te doen.

Mijn beide ouders hebben hetzelfde meegemaakt als ik

Zes weken voor haar dood werd mijn moeder nog gestalkt door een idioot. Ze had hem eind december 2022 nog eens laten weten er niet van gediend te zijn. Het interesseerde hem niets. Hij parkeerde zijn bus op de parkeerplaats voor ons huis om naar ons huis te loeren, hij controleerde of haar fiets er stond. Er werd zelfs door de brievenbus geloerd of ze thuis was.

Haar hele leven heeft mijn moeder met belaging te maken gehad, nog erger dan ik. Zodra ze haar zagen was het "Wat een lekker wijf" (ja, zo denigrerend is het voor een intelligent iemand om dat soort flauwekul over je heen te krijgen) en werd ze op de voet gevolgd. Ze is op straat door een man gedrogeerd en is met verwondingen aan hem ontsnapt. Ze heeft moeten vluchten toen twee mannen haar wilden ontvoeren en dreigden haar herdershond dood te slaan.

Het is onder hogere functies en hogeropgeleiden taboe dat pogingen tot femicide wordt gedaan; moorddadige stalking komt volgens de "gevestigden" slechts voor bij lagere functies. Bij succesvolle carrières en succes onder de vrouwen zou niet passen dat een man zijn tijd verdoet met belaging. Mijn moeder heeft jaren voor mijn geboorte een nieuw bestaan moeten opbouwen omdat een man (iemand met een "voortreffelijke reputatie" als leidinggevende) zo van haar bezeten was, dat hij een aanslag op haar beraamde. Hij heeft daadwerkelijk op haar huis geschoten.

Net als ik was mijn moeder geen gewillige prooi. Geen kwetsbaar iemand. Ze werd bekakt gevonden. Het was voor sommige mannen juist een uitdaging om haar te volgen, te begluren, te bedreigen en ongewenste cadeaus te sturen. Brieven, sieraden, een bontjas; ze had stalkers die haar zo probeerden voor zich te winnen, zonder succes. De mannen die van haar bezeten waren, hadden er geen respect voor dat ze getrouwd was.

Ik ben er als klein kind een paar keer bij geweest toen mannen mijn moeder achtervolgden omdat ze ons op weg naar mijn school zagen lopen. Mijn moeder werd ook nog eens gestalkt door een agent, een voormalige buurjongen van haar. Hij was vanaf zijn 7e al geobsedeerd door mijn moeder en heeft er alles aan gedaan om haar te monitoren. Hij stelde zelfs voor om hier bewakingscamera's te plaatsen, zogenaamd uit bezorgdheid over de andere stalkers van mijn moeder.

Bij belagers gaat het niet alleen over mannen. Het is niet zo dat vrouwen altijd het slachtoffer zijn van stalking omdat ze kwetsbaar zouden zijn. Getrouwde mannen worden evengoed gestalkt door bezeten vrouwen. Een geobsedeerde buurvrouw trok zich er niets van aan dat mijn vader getrouwd was. Ze gooide met glas en afval, ze smeet wijnflessen in onze tuin kapot, ze was over het hek geklommen om zakken met bebloed maandverband in onze tuin te zetten en ze had mijn speeltoestellen besmeurd. Van een andere stalkster kreeg mijn vader ongewenste cadeautjes en onbeschaamde voorstellen, terwijl de man van de stalkster in het ziekenhuis lag met een ernstige ziekte. Er werden vreemde brieven en kaarten bezorgd. Mijn beide ouders kregen te maken met bizar kopieergedrag van obsessanten. De buurvrouw wilde dezelfde kleding kopen als mijn moeder, een stalkster van mijn vader wilde naar dezelfde optredens en had ineens dezelfde muzieksmaak, als hier een cd op stond draaide de buurvrouw hetzelfde en ze belde 's nachts aan omdat ze alles wilde zien, horen en weten.

Wat ik hiermee wil zeggen is: het zijn bepaald geen puberjongens die grensoverschrijdend gedrag vertonen. In mijn geval gaat het meestal om mannen van 10-20 of zelfs 30 jaar ouder die zich als voorbeeldige huisvader voordoen en mij blijven bestoken. Het is een structureel probleem. De oorzaak en verantwoordelijkheid liggen niet bij de persoon die wordt gestalkt. Ik ben heel duidelijk. Obsessanten trekken zich daar simpelweg niets van aan.







vrijdag 9 juni 2023

[Taboe] Eenzaamheid: aannames, weerleggingen, clichés en ongevraagde adviezen verergeren het probleem

Eenzaamheid. Het is geen geliefd onderwerp onder jongeren. 

Ik spreek er bijna nooit over, niet omdat ik het onderwerp taboe vind, maar omdat ik geen aannames, clichés, weerleggingen, goedbedoelde adviezen en projecties van mensen aan wil horen. Goedbedoelde adviezen zijn helaas vaak nutteloos, omdat veel mensen bijzonder slecht zijn in begrijpend lezen en luisteren. Het advies heeft dan géén betrekking op de inhoud van wat iemand net heeft gedeeld, maar is meer een projectie van wat de toehoorder/lezer zelf denkt te weten van het onderwerp.

Het begint allemaal met begrijpend luisteren. Aannames en ongevraagde adviezen of projecties opdringen is níet begrijpend luisteren
Begrijpend luisteren is een kunst, terwijl het een vaardigheid is die meer gestimuleerd zou kunnen worden door te zeggen: 'Lees of luister eerst naar wat iemand zegt. Als iets niet duidelijk is kun je doorvragen. Ga niet gelijk van alles aandragen zonder dat je begrijpt dat het betrekking moet hebben op datgene wat iemand zojuist aan de ander heeft toevertrouwd'.

Die assumpties zijn precies de redenen waarom ik eenzaamheid meestal niet aan mensen toevertrouw. Het is niet dat ik er een geheim van maak, maar ik heb niets aan aannames en clichés. Aannames zorgen ervoor dat ik me niet serieus genomen voel en dat de ander voor niets probeert om van alles aan te dragen. Het probleem is dat het niet oprecht, liefst onbevangen kunnen delen van het onderwerp met een medemens, de eenzaamheid verergert- en veerkracht bereikt een keer z'n grens.

De meest gehoorde aannames, ongerichte adviezen en clichés over eenzaamheid zijn opmerkingen die in algemene zin worden rondgestrooid (en dus net zo goed bij ieder onderwerp kunnen worden geworpen naar de ander):

1. 'Eenzaamheid is een gevoel. Alleen zijn is niet hetzelfde als eenzaamheid';
2. 'Als je eenzaam bent, leg dan contact met je familie/je naasten';
3. 'Je bent nooit alleen';
4. 'Ga vrijwilligerswerk doen. Iets teruggeven aan de samenleving geeft zoveel voldoening';
5. 'Eenzaamheid bestaat alleen als je het toelaat';
6. 'Je moet nodig aan je zelfrespect/zelfbeeld/eigenwaarde werken';
7. 'Je moet eerst van jezelf leren houden. Een ander kan je gevoel van eenzaamheid niet verlichten';
8. 'Adopteer een hond';
9. Zoek voldoening in wat je leuk vindt, zoals sporten, koken, schilderen, dan kun je nooit eenzaam zijn';
10. 'Je moet erop uit gaan en je openstellen voor contact';
11. 'Er zal wel wat mis zijn met je sociale skills, als je geen vrienden hebt of leeftijdsgenoten niet met je omgaan';
12. 'Eenzaamheid is depressie'

Clichés zijn zo verrot hardnekkig, omdat mensen ze eindeloos herhalen tot ze tot het collectieve bewustzijn horen, zonder dat de meesten zich afvragen wat ze nou eigenlijk zeggen. Clichés zijn feitelijk geen persoonlijke communicatie. Soms is een cliché niet meer dan geneuzel over semantiek (de uitleg van woorden wordt tot op de draad geanalyseerd) of het gevolg van de intentie om alles te psychologiseren (psychologie van de koude grond). Het ergst is dat mensen naar clichés gaan handelen.

Zo is 'Eenzaamheid is een gevoel, maar alleen zijn is niet hetzelfde als eenzaamheid' een dood cliché waar niemand iets mee kan. Het is een woordelijke constatering die niets zegt over eenzaam zijn onder sociale isolatie.
'Leg contact met je familie' is voor mij een pijnlijk ongevraagd advies: ik heb geen familie meer.
'Eenzaamheid bestaat alleen als je het toelaat' is een illusie die miskent dat mensen helemaal niet over het vermogen tot het sturen van hun (onder)bewustzijn beschikken. De illusie van zelfcontrole over sociaal-emotionele processen wordt zwaar overschat.
'Je moet aan je eigenwaarde werken' miskent dat een adequaat zelfbeeld geen verband houdt met reductie van sociale uitsluiting. Sterker nog: vaak wordt een adequaat zelfbeeld geassocieerd met hoogmoed.
'Er zal wel wat mis zijn met je sociale vaardigheden, als je geen vrienden hebt', is een van de grootste aannames die de verantwoordelijkheid voor eenzaamheid geheel bij de persoon zelf neerlegt. 

De fundamentele behoefte aan menselijk contact is universeel en heeft niets te maken met intelligentie. Of het contact voldoening geeft aan een intelligent iemand, heeft te maken met de gelijkwaardigheid van het contact
Recentelijk probeer ik het onderwerp eenzaamheid meer openbaar onder de aandacht te brengen met mijn visie. Ik krijg reacties van mensen die zeggen niet te begrijpen waarom mensen klagen over het gebrek aan contacten, omdat ze menen zelf hyperintelligent te zijn en daarom geen andere mensen nodig te hebben, want ze weten hoe slecht mensen kunnen zijn. Dat is een zin vol waardeoordelen en bitterheid. De behoefte aan menselijk contact is een universele behoefte die niets te maken heeft met intelligentie.

Misschien zijn er mensen die graag tijd alleen doorbrengen. Ik niet. Mensen zijn weleens verbaasd dat ze bij mij gerust binnen kunnen lopen. Ik hoor wel dat ze dan het gevoel krijgen dat ze hier vaker over de vloer zijn geweest. Waarschijnlijk komt dat doordat ik makkelijk over gevoelens praat en geen last heb van buiigheid. Het lijkt misschien saai en mensen verwarren het weleens met "rustigheid", maar ik heb een stabiel karakter. Dat verklaart waarom ik me overal snel thuis voel. Met het dagelijkse bezoek aan het ziekenhuis en later het inwonen bij mijn moeder op de palliatieve unit, was het al vanaf dag één alsof we daar bekend waren.

Het is niet zo dat intelligente mensen de menselijke behoefte aan (nauw) sociaal contact en gezelschap zouden ontberen. Dat impliceert niet dat eenzame intelligente mensen zomaar met iedereen genoegen zouden nemen of zo meegaand zijn dat ze de eigen behoeften geheel opzij zetten. Het lijkt erop dat sommigen er trots op zijn dat ze er geen behoefte aan hebben om sociaal contact te onderhouden. Dat moeten ze vooral zelf weten. Ik ben geboren met een scherpe intuïtie en wist vanaf het begin goed in te schatten wie ik wel en niet kon vertrouwen. Daarvoor had ik geen ervaring met mensen nodig. Het is misschien wel zo dat het merendeel van de mensen niet betrouwbaar is, maar op een wereldbevolking van miljarden is het moeilijk houdbaar dat écht iedereen vol zit met slechte intenties. Als ik ervan uit zou gaan dat iedereen altijd maar slecht is, dan zou ik de goede contacten ook moeten missen. Zo wil ik niet leven- en ik heb bovendien mijn intuïtie om me alarmeren als iets niet in orde is.

Behoefte aan gelijkwaardig contact
Al deze opmerkingen miskennen waar het om gaat: de zó menselijke behoefte aan affectie, het kunnen delen van plezier, maar ook van ingrijpende gebeurtenissen. De behoefte aan gelijkwaardig contact, niet zeggende dat twee mensen in alles gelijk moeten zijn, maar intelligentie [vooral intuïtie, wijsheid en invoelingsvermogen], levensenergie en gedeelde interesses zijn wel onmisbare overeenkomsten voor betekenisvol contact.

Gericht op de buitenwereld, met een grote uitingsdrang- ik was een vrolijk kind dat graag met zoveel mogelijk mensen omging en niet van solitaire activiteiten hield
Ik spreek vanuit mezelf: ik ben op de buitenwereld gericht. Ik kan er niet tegen om sociaal te worden geïsoleerd. Ik geniet niet van stilte, op mezelf zijn, ik ben geen gesloten persoonlijkheid, ik ben chaos en rumoerigheid gewend, ik voel me leeggezogen door alleen-zijn. Dat zegt niet dat ik mezelf niet kan vermaken of dat ik niet alleen kan zijn met mijn gedachten. Ik was vanaf mijn geboorte een heel vrolijk kind met een groot gevoel voor humor. Met 5 maanden begon ik mijn eerste woorden te zeggen, ik had tot die tijd mijn moeder en oma geobserveerd als ze boven mijn box stonden te praten, net zo lang tot het me lukte om ook te praten. Ik voelde altijd een enorme behoefte om te uiten. Gedurende mijn kindertijd was ik nooit alleen; ik had het liefst zoveel mogelijk vrienden/vriendinnen/andere leeftijdsgenoten om me heen. Ik deed nooit aan lezen, tekenen of op mijn kamer solitaire activiteiten doen.

Ik ben iemand met een uitgesproken persoonlijkheid: ik laat het je gerust weten als ik het grondig met je oneens ben of je niet mag. Dat betekent niet dat ik tactloos ben, maar anderen kunnen openheid als confronterend ervaren. De meeste mensen die ik ken, van diverse afkomst, sluiten zich in hun dagelijks leven liever af voor contact met anderen, ook al presenteren ze zich als "Iedereen kan bij mij zo binnenlopen, hoe meer zielen hoe meer vreugd".

Op mijn 16e werd ik voor het eerst geconfronteerd met eenzaamheid. Het is ook precies duidelijk waardoor. Vrouwelijke leeftijdsgenoten, zogenaamde "vriendinnen", hebben me met afgunst behandeld. Het begon met domme roddels zoals dat ik siliconen zou hebben en dat ik als model werkte. Ik werd constant in de gaten gehouden. Ze verspreidden over me dat ik anorexia zou hebben of dat ik erop uit was om hun vrienden te verleiden. Een vriendin (een expat) met wie ik het goed kon vinden, was er getuige van hoe ik het onderwerp van het roddelcircuit werd. Dat ze dachten dat ik intelligent was, was nog erger. Intelligentie is een grotere bedreiging. De sociale uitsluiting waar ik vanaf toen mee te maken had, was volledig gestoeld op de behoefte van mensen om te vergelijken. Ik heb toen al met leeftijdsgenoten geprobeerd te praten over eenzaamheid, maar ik kreeg 'Jij hebt niets te klagen' te horen. 

Op het werk ging het vervolgens net zo. Mijn vrouwelijke collega's hadden altijd wat te kletsen over mijn voorkomen. Ook op het gebied van persoonlijkheid werd ik met afgunst bejegend. Als een cliënt een vertrouwensband met mij had en naar me vroeg, werd de cliënt later met hoongelach bespot. Mijn afdelingsmanager maakte op mijn afscheid de snedige opmerking dat ik bekend stond om mijn [...]. Ze maakte een holle rug, duwde haar borst naar voren en maakte met haar handen een gebaar van rondingen. Ik had het van haar niet verwacht. Na een jaar lang invallen en lange diensten draaien waarbij zij juist overkwam als een stevige persoonlijkheid die niet de behoefte had om anderen op hun uiterlijk te beoordelen, kreeg ik zo'n trap na.

Ik heb slechts een paar keer leeftijdsgenoten heel persoonlijk kunnen spreken. Dat was tijdens toevallige ontmoetingen. Iedere keer dachten ze dat ik al "gevestigd was", in die zin dat mijn medestudenten dachten dat ik alles voor elkaar had en dat ik nergens moeite voor hoef te doen. Dat is één van de aannames die maken dat ik genegeerd word. Ik heb daar nog steeds mee te maken. 

Ik heb behoefte aan contact met mensen die motiverend zijn en qua energie op gelijke golflengte zitten. Ik ben niet labiel; ik vind niet dat alle soorten contacten wel volstaan om eenzaamheid te verdrijven
Het is in de basis zo ongecompliceerd: ik wil alleen maar positief contact; contact met iemand die motiverend is en qua energie op dezelfde golflengte zit. Intelligentie speelt zeker een cruciale rol. Ik ben niet labiel, ik wil niet iemand om maar iemand te hebben. Ik vind niet dat alle soorten contact wel volstaan; ik wil niet omgaan met mensen die alleen maar kunnen praten over andere mensen, make-up, trends, tv-programma's of wat andere mensen voor kleding aanhebben.

Ik kan met allerlei soorten mensen omgaan, maar heb niets aan gesprekken die alleen maar over zeer laagintelligente onderwerpen gaan. Zelfs op de universiteit was dat helaas vaak het geval
Ik had het nooit verwacht, maar zelfs op de universiteit ging het vaak over laagintelligente onderwerpen zoals roddels, spaaracties bij Albert Heijn, 'clean eating', het droogtrainen van spieren of het paleo-dieet. Praten over zeer primitieve onderwerpen geeft geen voldoening. Dat betekent niet dat ik alleen maar over zwaarwichtige, moeilijke onderwerpen wil praten. Ik ben juist meer praktisch ingesteld: ik vind het leuk om met iemand aan het werk te zijn, om iemand bij mij thuis aan de stamtafel te hebben of om voor iemand eten te bereiden. Het mooist zou ik het vinden om iemand te hebben die creatief/inventief is ingesteld. Iemand die altijd bezig is met iets bedenken of uitvoeren, past wat mij betreft heel goed bij me.

Eenzaamheid is moeilijk onder woorden te brengen

Het is moeilijk om in woorden te vatten hoe het proces van vereenzaming verloopt, of beter gezegd: hoe het voelt. Ik ben nu echt helemaal alleen omdat ik geen familie meer heb. Er is niet iemand met wie ik kan praten over mijn eenzaamheid. Het betekent dat ik alleen opsta, in eenzaamheid ga slapen of soms de hele nacht wakker lig omdat eenzaamheid zo pijnlijk en uitzichtloos is. Het betekent niet dat ik me aan iemand vastklamp, niet dat ik iets aan mijn sociale vaardigheden mankeer, niet dat ik labiel ben, ook niet dat ik me binnen opsluit, het betekent niet dat ik de boel heb laten verslonzen, niet dat ik op bed blijf liggen, niet dat ik geen energiek iemand ben. Al is de consequentie van eenzaamheid wel dat ik eraan onderdoor ga, omdat veerkracht niet oneindig is.