A. Het toepasselijke recht op verbintenissen uit overeenkomst: Rome I;
1. Materieel en formeel toepassingsgebied Rome I;
2.1. Rechtskeuze door partijen;
2.2. Beperkingen;
3. Objectieve verwijzing bij ontbreken rechtskeuze;
3.1. Kenmerkende prestant en nauwere band met het recht van een ander land;
4. Uitzonderingen
B. Het toepasselijke recht op internationale koopovereenkomsten: Weens Koopverdrag
1. Materieel en formeel toepassingsgebied;
2. Uitsluiting WKV
Inleiding: internationale overeenkomsten uit verbintenis
Brussel I-Bis (EEX-Vo II) strekt zich uit over de rechterlijke bevoegdheid, alsmede de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken. De vraag, welk recht van toepassing is op de internationale verbintenis uit overeenkomst, wordt beheerst door Rome I (Verordening (EG) nr. 539/2008); voor de internationale (niet-consumenten)koopovereenkomst betreffende roerende zaken is het Weens Koopverdrag van 11 april 1989 relevant.
A. Het toepasselijke recht op verbintenissen uit overeenkomst: Rome I
1. Materieel en formeel toepassingsgebied Rome I
Rome I biedt de conflictregel in gevallen waarin het recht van verschillende landen moet worden gekozen en is van toepassing op internationale verbintenissen uit overeenkomst in burgerlijke en handelszaken (art. 1 lid 1 Rome I). De verordening is niet van toepassing op de gevallen genoemd in lid 2, maar let op: wordt de Nederlandse rechter aangezocht, dan gelden art. 10:154 e.v. (algemene regels) en 10:166 BW (lex specialis). De materiële reikwijdte die op grond van art. 1 lid 2 Rome I wordt ingeperkt, wordt op grond van art. 10:154 BW weer uitgebreid ten aanzien van het nationale Nederlandse recht. Rome I is niet van toepassing op de staat en bevoegdheid van natuurlijke personen (art. 1 lid 2 sub a Rome I), maar de handelingsonbekwaamheid en -onbevoegdheid wordt wel door Rome I bestreken, zie art. 13 Rome I.
Het formele toepassingsgebied van Rome I is universeel (art. 2 Rome I).
2.1. Rechtskeuze door partijen
Partijen zijn vrij om een bepaald rechtsstelsel van toepassing te verklaren op hun overeenkomst. De overeenkomst hoeft niet op enige wijze verbonden te zijn met het gekozen recht. De rechtskeuze dient wel expliciet te worden gedaan, of duidelijk uit de bepalingen van de overeenkomst of uit omstandigheden van het geval te blijken (art. 3 lid 1 Rome I). Van een stilzwijgende rechtskeuze kan slechts sprake zijn als deze blijkt uit concrete feiten en omstandigheden, die erop wijzen dat partijen deze keuze hebben gewild (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1523 (Rasheed Bank/Solvochem-Holland), r.o. 3.6.3, vgl. HR 28 maart 2008, LJN BC2726, NJ 2008/191).
De enkele omstandigheid dat één der partijen in de dagvaarding stelt dat de wederpartij een bepaalde rechtskeuze heeft aanvaard, terwijl tegen laatstgenoemde verstek is verleend, rechtvaardigt niet het oordeel dat van een stilzwijgende rechtskeuze sprake is. Blijkens punt 12 van de preambule bij Rome I is het forumkeuzebeding een factor waarmee rekening gehouden dient te worden bij de vaststelling van de rechtskeuze.
Uit art. 3 lid 1 Rome I blijkt dat partiële rechtskeuze mogelijk is. Wijziging van de rechtskeuze ná sluiting van de overeenkomst is toegestaan (art. 3 lid 2 Rome I).
Partijen zijn vrij om niet-statelijk recht op hun overeenkomst toe te passen (punt 13 preambule Rome I). De rechtskracht die aan een dergelijke keuze toekomt, is niet sterk: het niet-statelijke recht kan niet aan de dwingendrechtelijke bepalingen van het eigenlijk toepasselijke rechtsstelsel derogeren. Partijen kunnen verdragen van eenvormig recht (voorbeeld: Weens Koopverdrag) van toepassing verklaren op de overeenkomst, zelfs als de overeenkomst buiten het formele toepassingsgebied van het verdrag valt. Voorwaarde is wel, dat het verdrag de mogelijkheid tot rechtskeuze biedt.
2.2. Beperkingen
Bevinden alle overige op het tijdstip van de rechtskeuze bestaande aanknopingspunten zich in een ander land dan het land waarvan het recht is gekozen, dan laat de door partijen gemaakte rechtskeuze het dwingend nationaal recht onverlet (art. 3 lid 3 Rome I). Deze bepaling dient te worden gelezen als 'in uitsluitend nationale gevallen kan de rechtskeuze niet derogeren aan regels van dwingend nationaal recht '. Eenzelfde beperking van de werking van het rechtskeuzebeding, geldt ten aanzien van dwingend Gemeenschapsrecht in EU-gevallen (art. 3 lid 4 Rome I).
Bepalingen van bijzonder dwingend recht moeten worden toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt, ongeacht de rechtskeuze die van toepassing is verklaard op de overeenkomst (art. 9 leden 2 en 3 Rome I).
Voorts kan de keuze voor een bepaald rechtsstelsel niet tornen aan bepalingen die beogen economisch "zwakkere" partijen te beschermen: zie art. 5 lid 2 Rome I (overeenkomsten voor passagiersvervoer); art. 6 lid 2 Rome I (consumentenovereenkomsten); art. 7 lid 2-3 Rome I (verzekeringsovereenkomsten); art. 8 lid 1 Rome I (arbeidsovereenkomsten).
3. Objectieve verwijzing bij ontbreken rechtskeuze
Hebben partijen geen rechtskeuze overeenkomstig art. 3 Rome I gemaakt, dan wordt het op de overeenkomst toepasselijke recht aan de hand van objectieve factoren vastgesteld. In de eerste plaats dient te worden gekeken of de "beschermende bepalingen" van de artikelen 5 tot en met 8 Rome I van toepassing zijn. Is dat niet het geval, dan wordt het toepasselijke recht als volgt vastgesteld (art. 4 lid 1 onder a-h Rome I):
1. de overeenkomst tot verkoop van roerende zaken en de overeenkomst inzake dienstverlening worden beheerst door het recht van het land waar de verkoper resp. de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft. Voor uitleg van de begrippen 'verkoop van roerende zaken' en 'verrichten van diensten' wordt aansluiting gezocht bij art. 7 sub 1 onder b Brussel I-Bis (punt 17 preambule Rome I). Divergentie van de bevoegdheidsregeling van Brussel I-Bis en de rechtskeuzeregeling van Rome I wordt zo voorkomen.
Let op het verschil tussen Brussel I-Bis en Rome I ten aanzien van de plaatsbepaling. Onder Brussel I-Bis is de woonplaats van de verweerder bepalend, bijvoorbeeld de statutaire zetel van de rechtspersoon (art. 63 Brussel I-Bis) of de woonplaats van de natuurlijke persoon naar nationaal recht (Nederland: art. 1:10 BW) relevant (art. 62 Brussel I-Bis). Onder Rome I is gekozen voor het begrip "gewone verblijfplaats", waaronder moet worden verstaan de plaats van het hoofdbestuur van vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen of de hoofdvestiging van de bedrijfsactiviteiten van een natuurlijk persoon (art. 19 lid 1 Rome I) en het filiaal of agentschap of andere vestiging (art. 19 lid 2 Rome I).
2. De overeenkomst die een zakelijk recht op of de huur van een onroerend goed tot onderwerp heeft, wordt beheerst door het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen (lex rei sitae) (art. 4 lid 1 onder c Rome I). De huurovereenkomst voor tijdelijk particulier gebruik voor een duur van ten hoogste zes maanden wordt beheerst door het recht van het land waar de verhuurder zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de huurder een natuurlijke persoon is en in hetzelfde land zijn gewone verblijfplaats heeft (art. 4 lid 1 onder d Rome I);
3. Franchise- en distributieovereenkomsten worden beheerst door het recht van het land waar de franchisenemer resp. de distributeur zijn gewone verblijfplaats heeft (art. 4 lid 1 onder e en f Rome I);
4. Veilingovereenkomsten worden beheerst door het recht van het land waar de veiling plaatsvindt (art. 4 lid 1 onder g Rome I);
5. Overeenkomsten inzake financiële instrumenten als bedoeld in MiFID II worden beheerst door het recht van de financiële markten (art. 4 lid 1 onder h Rome I).
3.1. Kenmerkende prestant en nauwere band met het recht van een ander land
Valt de overeenkomst niet onder art. 4 lid 1 Rome I, of vallen delen van de overeenkomst onder meer dan één van de punten a t/m h van lid 1, dan wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land van het gewone verblijf van de kenmerkende prestant (art. 4 lid 2 Rome I); vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1523 (Rasheed Bank/Solvochem-Holland), r.o. 3.7.3.
Blijkt uit alle omstandigheden dat de overeenkomst een nauwere band heeft met een ander land dan bedoeld in lid 1 of 2, dan is het recht van dat andere land van toepassing (art. 4 lid 3 Rome I), HvJ 6 oktober 2009, zaak C-133/08, ICF/Balkenende en MIC, punt 63. Zie tevens punt 20 van de preambule bij Rome I.
Is het toepasselijke recht niet overeenkomstig lid 1 of lid 2 vast te stellen (bijvoorbeeld omdat geen kenmerkende prestatie kan worden aangewezen), dan wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is (art. 4 lid 4 Rome I).
4. Uitzonderingen
Rome I kan de toepassing van bijzonder dwingend recht van de rechter bij wie de zaak aanhangig is, niet beperken (lex fori, art. 9 lid 2 Rome I). Wat onder 'bijzonder dwingend recht' wordt verstaan, blijkt uit art. 9 lid 1 Rome I. Beperkingen aan de rechtskeuze als neergelegd in art. 9 Rome I, worden wel aangeduid als 'voorrangsregels', vgl. HR 13 mei 1966, NJ 1967/3 (Alnati).
De toepassing van een bepaling van het door Rome I aangewezen recht kan terzijde worden gesteld, indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de aangezochte rechter (art. 21 Rome I).
B. Het toepasselijke recht op internationale koopovereenkomsten: Weens Koopverdrag 1980
1. Materieel en formeel toepassingsgebied
Anders dan Rome I, bevat het Weens Koopverdrag géén conflictregels. Het Weens Koopverdrag bevat uniform kooprecht. Het Koopverdrag is van belang voor het inroepen van onder meer het recht op ontbinding en schadevergoeding. Valt de overeenkomst onder het Weens Koopverdrag, beide partijen zijn bijvoorbeeld afkomstig van een lidstaat bij het Weens Koopverdrag, dan zijn de conflictregels van internationaal privaatrecht niet langer aan de orde.
Het materieel toepassingsgebied wordt bestreken door art. 2-5 Weens Koopverdrag. Het Verdrag is niet van toepassing op overeenkomsten betreffende consumentenkoop.
Het formele toepassingsgebied wordt bepaald door art. 1 Weens Koopverdrag. Het Verdrag is van toepassing op koopovereenkomsten betreffende roerende zaken tussen partijen die in verschillende Staten gevestigd zijn:
a. wanneer die Staten Verdragsluitende Staten zijn (art. 1 lid 1 sub a);
b. wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht van de aangezochte rechter, het recht van een Verdragsluitende Staat van toepassing is (art. 1 lid 1 sub b). Voor Nederland gelden de verwijzingsregels die volgen uit Rome I.
Onder a is geen twijfel mogelijk: nu beide partijen in een andere lidstaat zijn gevestigd, is het Weens Koopverdrag onomstotelijk van toepassing. Onder sub b hangt het af van de toepasselijke conflictregels, of het Weens Koopverdrag volgens de regels van internationaal privaatrecht van toepassing worden verklaard. Daarbij is steeds van belang dat het WKV materieel slechts van toepassing is op professionele koopovereenkomsten.
Een voorbeeld. Het Nederlandse loodgietersbedrijf A koopt van verkoper B een set ladders. Verkoper B is gevestigd in Engeland. Engeland is géén partij bij het Weens Koopverdrag. De sporten van meerdere ladders breken al na een week gebruik doormidden. A stelt dat de non-conformiteit van de geleverde ladders een wezenlijke tekortkoming opleveren en eist voor de Nederlandse rechter schadevergoeding van verkoper B. Welk rechtsstelsel is van toepassing op de overeenkomst, het Nederlandse rechtsstelsel van koper A, of het Engelse rechtsstelsel van verkoper B? Het verwijzingsschema is als volgt:
Valt de overeenkomst onder de materiële reikwijdte van het Weens Koopverdrag?
Ja, het betreft een handelskoop van roerende zaken, art. 1 WKV;
Zijn de uitzonderingen van art. 2 WKV van toepassing?
Nee, het betreft geen consumentenkoop of overige soorten koop als bedoeld in art. 2 WKV;
Valt de overeenkomst onder het formele toepassingsgebied van het WKV?
Art. 1 lid 1 sub b WKV verwijst naar de conflictregels van Internationaal Privaatrecht (Rome I). Op grond van art. 4 lid 1 sub a Rome I is het recht van het land van de verkoper van toepassing, dus het Engelse recht. De overeenkomst valt dus niet onder het formele toepassingsgebied van het Weens Koopverdrag.
2. Uitsluiting WKV
Valt de koopovereenkomst onder het formele toepassingsgebied van het WKV, dan kan het WKV door partijen worden uitgesloten van toepassing. Partijen kunnen de toepassing van het Verdrag uitsluiten, afwijken van elk van de bepalingen van het Verdrag, dan wel het gevolg daarvan wijzigen (art. 6 Weens Koopverdrag). Het bepaalde in art. 12 Weens Koopverdrag moet wel in acht worden genomen.
Toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag |