maandag 14 maart 2016

Internationaal handelsrecht: oefenvragen voor studenten

1. Op welke grond kan de vervoerder worden aangesproken voor het opmaken van vervalste cognossementen?

2. Leg uit wat het verschil is tussen de groepen Incoterms FCA, CIP en CPT en FOB, CIF en CFR.

3. Waarom zal een koper de voorkeur geven aan een FOB-beding, in plaats van CIF?

4. Verdeel de Incoterms over de groepen E, F, C en D. Geef de overeenkomsten en verschillen aan.

5. Koper en verkoper komen het volgende overeen: CIF (Amsterdam). Wanneer gaat het risico over op de koper?

6. Zie vorige vraag. Er wordt geleverd door middel van cognossement. Wanneer gaat de eigendom over op de koper?

7. Stel dat nu een beding FOB was afgesproken. Wat verandert er aan de overgang van het risico en de eigendom?

8. Leg de relevantie van art. 116 K met betrekking tot de derde-houder tgt uit.

9. Waarom kan een bank zich niet van voldoening aan de verkoper onthouden, als de opdrachtgever beschikkingsonbevoegd is geraakt?

10. Op welke grond kan de bank een cognossement weigeren?

11. Wat is het wezenlijke verschil tussen Delivered Duty Paid (DDP) en franco thuis?

12. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen EXW en FCA?