zaterdag 20 april 2024

Het Hoogbegaafdentaboe/intelligentieverschillen als taboe

Mensen die hoogbegaafd zijn, krijgen nog altijd dezelfde hardnekkige aannames te verstouwen:

"Hoogbegaafden zijn hun eigen grootste criticus"
"Intelligente mensen lijden onder faalangst"
"Je zult wel snel verveeld zijn"
"Hoogbegaafden vinden de omgang met anderen stressvol"
"Hoogbegaafden moet leren om te leren"
"Hoogbegaafden zijn perfectionistisch"

"Ze kunnen niet met anderen omgaan"
"Er is bij hoogbegaafden scheefgroei tussen cognitie en sociale vermogens"
"Hoogbegaafden krijgen eerder psychische problemen, zoals een burnout of depressie"
"Hoogbegaafden hebben last van overprikkeling"

"Hoogbegaafden kruipen in hun schulp door kritiek"
"Ze zijn bang om de controle kwijt te raken"
"Hoogbegaafden houden niet van feesten en chitchat, want dat is te oppervlakkig"
"Ze zijn niet assertief"

Deze aannames zijn nooit onderbouwd en worden zelfs weerlegd door onderzoek. Het beeld dat hoogbegaafden zouden lijden onder depressie, burnout, overprikkeling, sociale problemen en perfectionisme, is ontstaan door de foute aanname dat neurodivergentie (zoals ADHD en autisme) overeenkomsten heeft met hoogbegaafdheid. Wat altijd wordt miskend, is dat sociale begaafdheid een belangrijke dimensie is van begaafdheid. Het gaat níet om cognitie, maar om multidimensionaliteit.

De mythe, dat hoogbegaafden altijd sociale moeilijkheden hebben (dat ze niet met anderen om kunnen gaan en geen sociale handigheid hebben), dat ze te lijden hebben onder stress, niet met tegenslagen om kunnen gaan en psychisch kwetsbaarder zouden zijn, komt doordat het onderzoek onder hoogbegaafden plaatsvindt bij kinderen die zich bij psychologen melden voor problemen die géén verband houden met hun begaafdheid.

Hoogbegaafdheid is géén kenmerk van neurodiversiteit. Zoals bij ieder intelligentieniveau het geval is, kunnen sommige hoogbegaafde mensen autistisch en/of ADHD'er zijn of psychische problemen hebben.
Het is meermaals gebleken dat hoogbegaafden juist geen of weinig last hebben van psychisch lijden en sociale problematiek, omdat zij flexibel omgaan met tegenslagen (L. Terman).

Het is ook niet zo (uitzonderingen daargelaten), dat hogerbegaafden aan hun eigen vermogens twijfelen. Een bekende mythe is dat intelligentie wordt bepaald door de mate waarin iemand aan zichzelf twijfelt. Deze mythe wordt ontleend aan de theorie van Dunning en Kruger. De psychologische paradox van Dunning-Kruger ("Onintelligente mensen overschatten hun eigen vaardigheden en intelligente mensen onderschatten zichzelf") is inmiddels verworpen als pseudowetenschap. Het Dunning-Krugereffect was getest op een kleine groep studenten en kon niet worden gerepliceerd. Het tegendeel bleek waar: de meeste mensen kunnen hun eigen capaciteiten accuraat inschatten en twijfel betekent niet dat iemand intelligent is. Twijfel is dus een vals-positieve graadmeter van begaafdheid, net als vertrouwen in het eigen kunnen een vals-negatieve graadmeter is van begaafdheid.

Valse bescheidenheid ("Ik ben onzeker over mijn eigen kunnen") wordt tegenwoordig gewaardeerd, omdat het een compensatie is voor eventuele bedreigingen. Bij voorgewende onzekerheid denken mensen dat iemand zich kwetsbaar durft op te stellen. In het algemeen zijn de clichés anno 2024 gericht op het reduceren van de mens tot een onzeker wezen: "Iedereen heeft wel dat kritische stemmetje in z'n achterhoofd", "We twijfelen allemaal aan onszelf", "Iedereen heeft moeite met presenteren in het openbaar", "Iedereen heeft last van stress", "We hebben allemaal last van een herfstdepressie". Een vriendin noemde het de Libellisering van de samenleving; clichés uit de zelfmanagement- en coachingwereld dringen door in het taalgebruik. Het gevolg is dat iedereen met een stabiel zelfbeeld, als arrogant wordt beschouwd. Je bent van de pot gerukt als je toegeeft niet aan jezelf te twijfelen!

Het probleem bij hoogbegaafdheid is níet dat hoogbegaafden niet met anderen kunnen omgaan.
De perceptie van hoogbegaafden is het probleem. Vaak krijgen zij van gemiddeld begaafde mensen niet eens een kans: de aannames zijn niet te bestrijden.

Het begint met "Wil je altijd het hoogst haalbare?" en "Raak je niet snel verveeld?", tot "Zijn we je dan binnen een jaar alweer kwijt?". Werkgevers kunnen denken dat een hoogbegaafde niet in de bedrijfscultuur past, onvolkomenheden op de werkvloer ontdekt en bekritiseert, met voorstellen tot vernieuwing komt en geen behoefte heeft aan chitchat met collega's. Werkgevers kunnen de aanname hebben, dat hoogbegaafden de status quo op de werkvloer bedreigen.

Het helpt niet dat sommige hoogbegaafden op sociale media vertellen dat ze ieder jaar een andere baan hebben, omdat ze overal op uitgekeken zijn. Daarmee maken ze het hun mede-hoogbegaafden erg moeilijk.

Zo maken ook hoogbegaafden die roepen dat ze voortdurend een innerlijke kritische stem hebben die ze tot perfectie drijft, dat ze zich onrecht énorm aantrekken (alsof het Weltschmerz is, of alsof hoogbegaafden allemaal een Robin Hood-syndroom hebben), dat ze niet van socialiseren houden, een prikkelarme werkomgeving willen en het liefst introspectieve activiteiten doen, het hun mede-hoogbegaafden ook onnodig moeilijk. Die kenmerken, faalangst, perfectionisme, sensitiviteit voor onrecht en introverte focus, zijn géén kenmerken van begaafdheid, maar persoonlijke kenmerken die bij ieder niveau voorkomen.

Het is beperkend als hoogbegaafden alleen maar op functies als solist, als zelfstandige, binnen branches als ICT of management binnen prikkelarme omgevingen zonder contactmogelijkheden met anderen zijn aangewezen. Als de fout wordt gemaakt om hoogbegaafden als mensen met introverte focus te zien, worden hoogbegaafden geïsoleerd terwijl ze vaak juist grote behoefte hebben aan prikkels, drukte, inspiratie, vrijheid, creativiteit en praten.

Een andere manier van denken
Wat ik merk, is dat mensen die gemiddeld of minder intelligent zijn, meestal in shortcuts en aannames denken, of in te simpele gevolgtrekkingen (overhaaste conclusies):

"Stel je voor..."
"Waar ben je bang voor (emotionaliseren)"
"Morgen kan alles anders zijn (magische factor)"
"Niet geschoten is altijd mis"
"Je kunt niet weten wat een ander denkt"
"Alles.....niets"

Niet-begaafde mensen hebben de neiging om altijd de magische factor te gebruiken ("Morgen is alles anders") en te handelen naar "Niet geschoten is altijd mis". Een begaafd iemand is sterk in anticiperen. Het is geen glazenbollenwerk om situaties ver van tevoren in te kunnen schatten; het is het vermogen om aanwijzingen op de juiste manier in te schatten. Een intelligent iemand weet de kans op slagen in te schatten door kansen en succesfactoren in een inschatting te betrekken.

Als er voorwaarden worden gesteld (bijvoorbeeld: je moet opleiding A hebben gevolgd, in stad B wonen en ervaring C hebben), dan is het illusoir om te denken dat de kans op succes groot is als je niet aan deze voorwaarden voldoet. Met lef kom je er niet als de voorwaarden heel strikt worden gesteld. Je kunt solliciteren tot je een ons weegt, tegen de voorwaarden in op een woning bieden of een financiering aanvragen zonder succes, omdat "Niet geschoten.." helemaal geen geldingskracht heeft in de sociaaleconomische toestand van het Nederland van de afgelopen 30 jaar.

Anticiperen wordt vooral door onintelligente mensen uitgelegd als angst. Waar hoogbegaafde mensen bepaalde risico's goed kunnen inschatten en hun gedrag daarop afstemmen, zeggen onintelligente mensen "Waar ben je bang voor?". Onintelligente mensen denken dat alles moet worden geëmotionaliseerd; hun dialogen gaan over "angst", "bang voor", "ruzie met", "conflict met", "durven". Het vocabulaire is gekleurd door emotionalisering van alledaagse situaties. 

De absolute stelligheid, in tegenstelling tot multidimensionaal denken, onderscheidt minder intelligente mensen van intelligentere mensen en hoogbegaafden. Als ik zelf bijvoorbeeld zeg dat ik niet iedereen wil en geen voldoening haal uit met iedereen omgaan, krijg ik te horen "Wil je dan niemand?", "Wil je met niemand omgaan?", of "Ben je zo veeleisend?". Het zijn shortcuts. Het hele brede palet van graag met iedereen omgaan of graag omgaan met de mensen die bij me passen, wordt gereduceerd tot "iedereen of niemand" en "alles of niets". Het is een simplistische manier van denken zonder nuance.

Hun beeld is burgerlijk. Zo snel mogelijk een relatie beginnen, een huis kopen en ieder jaar drie weken op zomervakantie, moeten werken voor de hypotheek, twee auto's moeten hebben en vrienden hebben die dezelfde gezinssamenstelling hebben, wordt als hoogste goed gezien. Als je niet in dat beeld past, ben je een buitenstaander. Ik vind die bekrompenheid en burgerlijkheid niet de moeite om na te streven. Het is mij om het even wat of je gebonden, ouder of vrijgezel bent. De positie binnen het gezien bepaalt niet iemands identiteit als persoon.

"Je kunt niet weten wat een ander denkt" getuigt ervan dat mensen de expressie, intonatie en intenties van anderen niet doorhebben en ook niet aanvoelen wat een ander eigenlijk bedoelt. Hoogbegaafden voelen juist wat anderen van plan zijn. Als de boodschap van wat iemand zegt niet klopt met zijn intenties, dan voelt een hoogbegaafde dat aan. Dat wordt wel als eng gezien, als "iemand doorhebben".

Ik heb in mijn vriendenkring alleen maar wetenschappers, schrijvers en kunstenaars, die hoger intelligent tot hoogbegaafd zijn. Wat ik merk, is dat hoogbegaafden heel anders denken. Niet alleen is het vanzelfsprekend om met elkaar snelle sprongen te kunnen nemen zonder alles uit te hoeven leggen, het is ook zo dat clichés écht niet worden gebruikt.

Ik vind het een verademing om met ze om te gaan. Ik hoef niet naar iemand te luisteren die er eindeloos over doet om iets uit te leggen, ik hoeft zelf niet alles uit te leggen, we kunnen daardoor heel veel onderwerpen bespreken. Qua sociaal aspect is het prettig om mensen te hebben die weten hoe de wereld om zich heen werkt. Om mensen te hebben die óók doorhebben wat de intenties van anderen zijn. Bovenal is het contact druk en optimistisch. Dat is waar ik behoefte aan heb, niet aan mensen die mopperen over burgerlijke problemen.