In mijn drieluik over de misstanden bij UWV, heb ik een concreet dossier van een belanghebbende bestudeerd, waarbij ik meerdere onrechtmatigheden, grote inconsistenties en rechtsschendingen heb ontdekt. De aangetroffen rechtsschendingen heb ik met andere dossiers en media-onderzoeken vergeleken en de vastgestelde onrechtmatigheden blijken structureel te zijn.
Ik heb, als
rechtsgeleerde met een opleiding in de neurowetenschappen, de volgende
punten meegenomen in het oordeel over de rechtmatigheid van het gehele proces:
1. De wijze
waarop UWV-verzekeringsartsen hun verzekeringsgeneeskundige rapportage
onderbouwen (is het oordeel valide, gebaseerd op de huidige stand van
medisch-wetenschappelijk onderzoek, zijn de referenties juist, worden de
bronnen op juiste wijze geciteerd om het oordeel te kunnen dragen?);
2.
Worden besluiten binnen de gestelde wettelijke termijn (Awb) genomen?
Zo niet, stuit het UWV de wettelijke termijn [binnen de maximale
toegestane termijn die is gesteld aan het eindoordeel] door tijdige
berichtgeving?;
3. Voldoet het oordeel van de (her)keuringsarts aan de voor hem geldende richtlijnen?;
4.
De onafhankelijkheid van het oordeel van de verzekeringsarts die in de
bezwaarfase optreedt (is het oordeel van de verzekeringsarts die met de
herbeoordeling is belast, onafhankelijk? Is het herkeuringsonderzoek ook
een werkelijke herbeoordeling?)
5. Wordt de equality of arms in de procedure van bezwaar en beroep gewaarborgd?
Het laatste onderdeel, de "Equality of arms", heeft direct invloed op de daadwerkelijke toegang tot het recht. De uitkomst van zaken tegen organen zoals UWV wordt namelijk bepaald door de middelen waarover een partij beschikking heeft. Zoals besproken zal worden, wordt UWV in de meerderheid van de rechtszaken in het gelijk gesteld zonder dat de rechter naar de inhoudelijke onderbouwing van de besluiten van UWV kijkt, tenzij een gedupeerde 2000 euro of meer kan besteden aan het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. Zelfs dan is niet gegarandeerd dat de rechter een UWV-besluit vernietigt.
Een kort overzicht van wat besproken is in het drieluik:
Deel I: invalide verzekeringsgeneeskundige rapportages, onvoldoende onderbouwde besluiten en pseudowetenschapsbureautjes die een oordeel vellen over arbeids(on)geschiktheid en medische aandoeningen
In deel I kwam ik tot de conclusie dat het oordeel van de UWV-verzekeringsarts ondeskundig moet worden geacht.
De
ficties die door de verzekeringsarts moeten worden toegepast (het
arbeidsvermogen wordt niet getoetst en een inhoudelijke beoordeling van
de ziekte of aandoening ontbreekt) en het gebrek aan validiteit en
onafhankelijkheid maken dat het verzekeringsgeneeskundig verslag niet
als rechtmatige en medisch voldoende gemotiveerde onderbouwing van het
besluit kan dienen.
De onrechtmatigheden die ik ben tegengekomen
in mijn onderzoek, zijn tevens door onderzoeksjournalisten van Trouw,
RTL en de Groene Amsterdammer gemeld. Anders dan de Groene
Amsterdammer bericht, gaat het bij UWV niet om strengheid in de
beoordeling, maar om grove onrechtmatigheden en niet-valide bronnen.
Strengheid impliceert dat het oordeel juist is (d.w.z: de motivering
moet worden gedragen door de bronnen die worden geciteerd en de
gevolgtrekking moet juist zijn). Daarvan is in de beoordeelde dossiers
geen sprake: de gevolgtrekking en de onderbouwing zijn invalide en mogen
in het medisch oordeel niet worden gebruikt.
Terecht meldt de Groene Amsterdammer dat betrokkenen geen onafhankelijke (her)beoordeling krijgen en dat UWV gebruikmaakt van dubieuze methoden. Het meest schrijnend is dat verzekeringsartsen van UWV nepwetenschapsbeoefenaars hebben ingeschakeld om niet-bestaande methoden als leugendetectie toe te passen en álle betrokkenen af te schepen met een standaarddiagnose.
Deel II: schending van wettelijke termijnen en verkapte oneigenlijke "herbeoordelingen"
In deel II heb ik de procedurele aspecten van de besluitvorming
door UWV onderzocht. In weerwil van de morele evaluatie "Niet wijzen,
maar leren", door UWV gepubliceerd in 2021, blijft UWV vervallen in
onverschoonbare termijnoverschrijding. Het UWV geeft in de media aan dat
het met een tekort aan verzekeringsartsen heeft te stellen. In
werkelijkheid dupeert UWV betrokkenen structureel door niet te
corresponderen over het schenden van wettelijke termijnen en zes maanden
na het verstrijken van de uiterste wettelijke termijn nog geen besluit
te nemen.
De volgende redenen werden door medewerkers van UWV aangevoerd voor het schenden van de wettelijke termijnen:
"Mijn collega was op vakantie";
"Ik was op vakantie, dus het dossier is blijven liggen";
"Ik weet niet hoe het nu zit met het dossier";
"Mijn computer doet het niet".
De regie over het besluitvormingsproces ontbreekt bij
UWV, omdat de verantwoordelijkheid structureel wordt afgeschoven. Bij
navraag bleek géén van de bij de besluitvorming betrokken
medewerkers/functionarissen van UWV op de hoogte te zijn van wie de
verantwoordelijkheid over het dossier heeft, wie handelingen in het
dossier heeft verricht en in welke fase van de besluitvorming het proces
zich bevond.
Ik heb hierover een formele klacht ingediend bij zowel de Ombudsman als de interne klachtenfunctionaris van UWV. Laatstgenoemde probeerde de wetsschendingen van UWV te bagatelliseren door de "Wet van Murphy" als excuus te gebruiken, maar het gaat in dit geval niet om "missers" of "foutjes". Het gaat om structurele schendingen.
Deel III: UWV laat een
verzekeringskundige rapportage op miraculeuze wijze verdwijnen, om een
verkapte nieuwe beoordelingsprocedure te beginnen ná de
uiterlijke termijn
In een onderzocht dossier werd één maand
voor het verlopen van de wettelijke termijn een nieuwe verzekeringsarts
ingeschakeld om de herbeoordeling uit te voeren. De uitkomst van deze
beoordeling lost in het niets op. UWV geeft aan niet te weten waar deze
beoordeling is gebleven. Maar liefst vijf maanden ná het verstrijken van
de uiterlijke termijn voor het nemen van een besluit blijkt UWV een
verkapte nieuwe beoordelingsprocedure in te stellen. Er wordt een
gesprek met een arbeidskundige in het vooruitzicht gesteld, omdat het
arbeidskundig oordeel zogenaamd eerder in de procedure was vergeten
(lees: in de procedure die op dat moment al 11 maanden duurt, was UWV
"niet eerder op het idee gekomen om een arbeidskundige in te
schakelen").
De gronden voor afwijzing van een UWV-voorziening (WIA, WAJONG) zijn standaard. De gronden voor afwijzing die ik aantrof, waren een cirkelredenering en een hypothese:
- "De arbeidsongeschiktheid kan niet zonder meer worden geacht te blijven bestaan, als ooit behandeling mogelijk is";
- "Áls belanghebbende 4 uur per dag belastbaar zou kunnen zijn, worden er geacht géén blijvende beperkingen te bestaan".
Dit zijn evident argumenten zonder onderbouwing. In een dossier werd zelfs het ontbreken van een congenitale oorzaak voor de aandoening aangevoerd om te beweren dat de betrokkene 40 uur zou kunnen werken, ook al was de aandoening fysiek aantoonbaar en was de ziekte ernstig invaliderend.
In strijd met de voor hem geldende beroepscode en richtlijnen, heeft een verzekeringsarts aan een behandelend arts van betrokkene gevraagd om een oordeel over de arbeidsongeschiktheid te vellen. De UWV-verzekeringsarts weet uiteraard dat de suggestieve vraag niet beantwoord mag worden door de behandelend arts. Dit gegeven wordt misbruikt om voor te wenden dat de behandelend arts geen oordeel heeft over de belastbaarheid en dat de patiënt daarmee "normaal belastbaar is".