Overzicht
1. Materieel en formeel toepassingsgebied Rome II;
2. Algemene regel: lex loci damni;
2.1. Uitzonderingen op de hoofdregel;
2.1.1. Gewone verblijfplaats beide partijen in hetzelfde land;
2.1.2. Nauwere band;
3. Rechtskeuze door partijen;
4. Bijzondere regimes onder Rome II;
4.1. Productaansprakelijkheid (art. 5 Rome II);
4.2. Oneerlijke concurrentie en kartelvorming (art. 6 Rome II);
4.3. Milieuschade (art. 7 Rome II)
1. Materieel en formeel toepassingsgebied Rome II
Verordening (EG) nr. 864/2007, Rome II is van toepassing op niet-contractuele verbintenissen in burgerlijke en handelszaken (art. 1 Rome II). Uitgezonderd zijn niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit het familierecht, huwelijksvermogensrecht, trusts, wisselbrieven, orders en cheques (art. 1 lid 2 onder a-g Rome II).
Hoewel Rome II in beginsel niet van toepassing is op vorderingen uit onrechtmatige daad wegens een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten (art. 1 lid 2 sub g Rome II), wordt Rome II naar Nederlands recht langs de weg van art. 10:159 BW van overeenkomstige toepassing verklaard. In smaadzaken kan de benadeelde dus een vordering instellen op grond van art. 4 Rome II (vgl.
HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1054 (X/Dahabshiil Transfer Ltd.)), waarover later meer.
Het formele toepassingsgebied van Rome II blijkt uit art. 3: Rome II heeft een universeel karakter. Het recht dat door Rome II wordt aangewezen is van toepassing, ongeacht of dit het recht is van een EU-lidstaat.
Toepassing van het door Rome II aangewezen recht kan terzijde worden gesteld, indien deze toepassing in strijd is met de openbare orde van het land van de aangezochte rechter (art. 26 Rome II).
Let bij de toepassing van Rome II op samenloop met andere internationale overeenkomsten. Op grond van art. 28 lid 1 Rome II jo. art. 10:158 BW hebben de "Haagse Verdragen", het Haags Verkeersongevallenverdrag (4 mei 1971) en Haags Productaansprakelijkheidsverdrag (2 oktober 1973), voorrang op Rome II.
2. Algemene regel: lex loci damni
Zoals uiteengezet in een
eerder bericht, speelt ten aanzien van de internationale rechterlijke bevoegdheid, het onderscheid tussen Handlungsort en Erfolgsort een relevante rol. Onder Brussel I-Bis worden aan de benadeelde alternatieve fora geboden (art. 7 lid 2 Brussel I-Bis). Het slachtoffer kan bij de gerechten van de Handlungsorte een vordering tot volledige schadevergoeding indienen en bij de gerechten van de Erfolgsorte een vordering tot vergoeding, beperkt tot de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van de aangezochte rechter.
Bij de vraag naar het toepasselijke recht op de onrechtmatige daad (Rome II) is slechts het land waar de schade intreedt relevant. Het recht dat van toepassing is op de onrechtmatige daad, is het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht het Handlungsort (art. 4 lid 1 Rome II). De landen waar zich de indirecte gevolgen van de gebeurtenis voordoen, zijn irrelevant. Het uitgangspunt is dus
lex loci damni. De
lex loci delicti commissi (vgl. "Handlungsort" bij de alternatieve forumkeuze) wordt met zoveel woorden van de hand gewezen in punt 15 van de preambule bij Rome II. Zijn de elementen van de onrechtmatige daad verspreid over meerdere lidstaten, dan leidt lex loci delicti commissi tot rechtsonzekerheid.
Het voorkomen van divergentie is niet het enige argument om lex loci damni als hoofdregel te voeren. De voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken en een redelijk evenwicht tussen de belangen van de aansprakelijkgestelde en de benadeelde dienen te worden bevorderd onder Rome II (punt 16 preambule Rome II). Opvallend is dat benoemd wordt, dat moderne opvattingen van het aansprakelijkheidsrecht en de ontwikkeling van stelsels van risicoaansprakelijkheid ertoe nopen om aanknoping te zoeken met het land waar de directe schade zich heeft voorgedaan.
Bij gebrek aan uitlegregels over de "indirecte gevolgen" is punt 17 van de preambule bij Rome II wat lastiger te doorgronden. 'In geval van letselschade en vermogensschade moet het land waar het letsel of de materiële schade is opgelopen, gelden als het land waar de schade zich voordoet'. Deze regel laat zich interpreteren als 'de locus damni is de plaats waar de directe letselschade of materiële schade zich voordoet'. Daarmee is nog niets gezegd over uitsluitend vermogensrechtelijke schade.
2.1. Uitzonderingen op de hoofdregel
2.1.1. Gewone verblijfplaats beide partijen in hetzelfde land
Indien degene die aansprakelijk wordt gesteld en degene die schade lijdt, hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip van het schadevoorval, dan is het recht van dat land van toepassing (art. 4 lid 2 Rome II). Lex loci damni wordt terzijde gesteld. Het recht van het Erfolgsort kan dus van toepassing worden verklaard. De plaats van de hoofdvestiging van een vennootschap of rechtspersoon wordt gelijkgesteld met de gewone verblijfplaats (art. 23 Rome II).
2.1.2. Nauwere band
Zoals uit punt 18 van de preambule blijkt, moet art. 4 lid 3 Rome II als een ontsnappingsclausule ten opzichte van art. 4 leden 1 en 2 Rome II worden opgevat, zo uit alle omstandigheden van het geval blijkt dat de onrechtmatige daad kennelijk een nauwere band heeft met een andere lidstaat dan de locus damni of de gemeenschappelijke verblijfplaats van partijen.
Een nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen partijen, zoals een overeenkomst (tweede volzin van art. 4 lid 3 Rome II).
3. Rechtskeuze door partijen
Partijen kunnen overeenkomen om niet-contractuele verbintenissen aan het door hen gekozen recht te onderwerpen (art. 14 Rome II). De overeenkomst kan worden gesloten nadat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan (art. 14 lid 1 sub a Rome II). De mogelijkheid tot het maken van de rechtskeuze is beperkt tot na het schadevoorval, om zwakke partijen te beschermen (preambule punt 31).
Indien elk van de partijen handelsactiviteiten verricht, kan de rechtskeuzeovereenkomst worden gesloten vóórdat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich voordoet (art. 14 lid 1 sub b Rome II).
De keuze dient uitdrukkelijk te geschieden of voldoende duidelijk te blijken uit de omstandigheden van het geval (vgl. art. 3 lid 1 Rome I en (
HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1523 (
Rasheed Bank/Solvochem-Holland)).
Net als onder Rome I geldt: de rechtskeuze derogeert niet aan dwingende regels van nationaal en Gemeenschapsrecht (art. 14 leden 2 en 3 Rome II). Bovendien kan de rechtskeuze niet derogeren aan bijzonder dwingend recht, de zogenaamde "voorrangsregels" (art. 16 Rome II).
De geldigheid van de overeenkomst wordt beheerst door de regels van het gekozen recht (vgl. art. 3 lid 5 jo. 10 lid 1 Rome I).
Van het recht dat krachtens art. 6 op de oneerlijke concurrentie en beperking van de vrije concurrentie van toepassing is, kan niet worden afgeweken (art. 6 lid 4 Rome II). Evenmin bestaat rechtskeuzevrijheid ten aanzien van inbreuken op IE-rechten (art. 8 lid 3 Rome II).
4. Bijzondere regimes onder Rome II
4.1. Productaansprakelijkheid (art. 5 Rome II)
Hebben de aansprakelijkgestelde en de benadeelde hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land, dan geldt de algemene uitzondering van art. 4 lid 2 Rome II, namelijk dat het recht van het land van het gemeenschappelijk verblijf van toepassing is (art. 5 lid 1 Rome II, aanhef).
In de overige gevallen wordt de niet-contractuele verbintenis (onrechtmatige daad) die voortvloeit uit de door een product veroorzaakte schade, beheerst door:
a. primair: het recht van het land waar de benadeelde op het tijdstip waarop de schade zich voordeed, zijn gewone verblijfplaats had, indien het product in dat land op de markt is gebracht (art. 5 lid 1 sub a Rome II);
b. subsidiair: het recht van het land waar het product is verkregen, gesteld dat het product in dat land op de markt is gebracht (art. 5 lid 1 sub b Rome II);
c. subsidiair: het recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan, indien het product in dat land op de markt is gebracht (art. 5 lid 1 sub c Rome II).
Voor toepassing van a-c is beslissend of de producent in alle redelijkheid heeft kunnen voorzien dat het product, of een soortgelijk product, in de bedoelde landen op de markt zou worden gebracht. Is dat niet het geval, dan is het recht van het land waar de producent zijn gewone verblijfplaats heeft van toepassing.
Ook art. 5 Rome II kent, evenals art. 4 lid 3 Rome II, de "kennelijk nauwere band met (het recht van) een ander land" als ontsnappingsclausule (art. 5 lid 2 Rome II).
Let op! Via art. 28 lid 1 Rome II heeft het Haags Productaansprakelijkheidsverdrag voorrang op de bijzondere bepaling van art. 5 Rome II. Controleer bij een voorgelegde zaak of de lex fori naar het verdragsrecht verwijst. Naar de Haagse Verdragen wordt in het Nederlands recht expliciet verwezen in art. 10:158 BW.
4.2. Oneerlijke concurrentie en kartelvorming (art. 6 Rome II)
Uit punt 21 van de preambule blijkt, dat de bijzondere regel van art. 6 niet
gelezen moet worden als een uitzondering op de algemene regel in art. 4 lid
1, maar juist als een verduidelijking. Het goed functioneren van de
markteconomie is de doelstelling, die dient te worden bereikt door
aanknoping bij het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen
en collectieve belangen (dreigen te) worden aangetast. Een en ander heeft gevolgen voor het verwijzingsregime van art. 4 en 6 Rome II:
a. de onrechtmatige daad die voortvloeit uit oneerlijke concurrentie, wordt beheerst door het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen of de collectieve belangen van consumenten worden geschaad of dreigen te worden geschaad (art. 6 lid 1 Rome II);
b. ontbreekt het collectieve element, dus worden slechts de belangen van één bepaalde concurrent geschaad, dan is de algemene regel van art. 4 Rome II van toepassing (art. 6 lid 2 Rome II).
Onder daden die de mededinging beperken (art. 6 lid 3 Rome II) moeten worden verstaan, inbreuken op nationale en communautaire mededingingsregels (punt 22 van de preambule). Het van toepassing zijnde recht is het recht van het land waar de markt wordt of waarschijnlijk wordt beïnvloed (art. 6 lid 3 sub a Rome II).
Wanneer de markt beïnvloed wordt in meer dan één land, mag de persoon zijn vordering tot schadevergoeding gronden op het recht van de woonplaats van de verweerder. Voorwaarde is dat de markt in die lidstaat een van de markten is die rechtstreeks en aanzienlijk wordt beïnvloed door de beperking van de mededinging (art. 6 lid 3 sub b Rome II).
Zijn er meerdere verweerders die beweerlijk de mededinging beperken, dan kan de eiser zijn vordering slechts gronden op het recht van de lidstaat van het aangezochte gerecht, indien de beperking van de mededinging door elk van de verweerders, ook de markt van de lidstaat van het aangezochte gerecht rechtstreeks een aanzienlijk beïnvloed (art. 6 lid 3 sub b Rome II, laatste volzin).
4.3. Milieuschade (art. 7 Rome II)
Het hoge beschermingsniveau van art. 191 VWEU berust op een aantal beginselen in de bestrijding van milieuschade: het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantasting bij voorrang aan de bron wordt aangepakt en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Hieruit volgt onder Rome II het beginsel dat de persoon die schade lijdt, voorrang krijgt (preambule punt 25 Rome II).
Het uitgangspunt is dat de
lex loci damni (art. 4 lid 1 Rome II), het land waar de schade zich voordoet, het toepasselijke recht beheerst. De benadeelde heeft op grond van de hierboven genoemde doelstelling van Rome II ten aanzien van milieubescherming, ook het recht om een vordering te baseren op het recht van het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan, de
lex loci delicti commissi.
De mogelijkheid om de
lex loci damni of
lex loci delicti commissi toe te passen onder Rome II, loopt gelijk aan de mogelijkheid om het forum van het "Handlungsort" of "Erfolgsort" aan te zoeken onder Brussel I-Bis (
HvJ 30 november 1976, zaak no. 21/76,
Bier/Mines de Potasse d'Alsace of
Kalimijnen).
Divergentie van de bevoegde rechter en het toepasselijke recht kan dan ook worden voorkomen.
|
Rome II: het toepasselijke recht op de internationale onrechtmatige daad |