zondag 5 februari 2017

Strafprocesrecht: het aanwenden van gewone rechtsmiddelen (3)

3. Behandeling van het hoger beroep: ott en formaliteiten
De voorzitter bepaalt op voordracht van de advocaat-generaal, de dag van de terechtzitting, art. 412 lid 1 Sv, tenzij art.408a Sv reeds is toegepast. Voorwerp van het beroep zijn de feiten die de verdachte in eerste aanleg ten laste zijn gelegd (artt. 412 lid 2 en 415 lid 2 Sv). Er dienen minstens 10 dagen tussen de dagvaarding en de terechtzitting te verlopen, art. 413 lid 1 Sv. Er kunnen in hoger beroep nieuwe processtukken worden overlegd, art. 414 lid 1 Sv. De A-G geeft de gelegenheid om bezwaren tegen het vonnis toe te lichten, art. 416 lid 1 Sv.

3.1. competentie
In beginsel behandelt de meervoudige kamer het hoger beroep in strafzaken, art. 411 lid 1 Sv. De strafzaak kan door een enkelvoudige kamer worden behandeld, indien (art. 411 lid 2 Sv):

a. de zaak naar oordeel van het OM van eenvoudige aard is en de verdachte in eerste aanleg is veroordeeld tot straf of maatregel;
b. de zaak in eerste aanleg door de kantonrechter of politierechter is behandeld en daarbij niet een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden is opgelegd.
Dat niet meer dan zes maanden vrijheidsstraf is opgelegd, staat er niet aan in de weg dat de enkelvoudige kamer in hoger beroep tot een hogere vrijheidsstraf komt. Het is wenselijk dat de enkelvoudige kamer gebruik maakt van de mogelijkheid om de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer (art. 411 lid 3 Sv).

Bij verwijzing dient de dag van de terechtzitting vanwege het OM aangezegd te worden aan de verdachte, waarbij de artt. 412 lid 3 en 413 Sv van overeenkomstige toepassing worden verklaard (art. 411 lid 4 Sv). Artt. 377 lid 2 t/m 4 Sv gelden onverkort voor de behandeling door de meervoudige kamer na verwijzing.

3.2. benadeelde
De benadeelde (ruimere definitie dan "slachtoffer") die zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, krijgt een mededeling van de A-G, art. 413 lid 2 Sv. De benadeelde kan zich niet eerst in hoger beroep voegen, art. 421 lid 1 Sv! Het is dus raadzaam dat de benadeelde altijd de procedure van art. 51g Sv e.v. volgt. De voeging in eerste aanleg duurt overigens van rechtswege voort in hoger beroep, art. 421 lid 2 Sv. De benadeelde/ het slachtoffer kan geen hoger beroep aantekenen, wanneer zij in haar vordering niet ontvankelijk is verklaard, art. 421 lid 4 Sv. Is geen hoger beroep ingesteld door de verdachte of het OM, dan wordt het hoger beroep door de benadeelde behandeld overeenkomstig civiel recht, zie art. 421 lid 4 Sv, artt. 343 en 407 Rv en art. 60 lid 2 Wet RO.

De niet-ontvankelijkheid is iets anders dan afwijzing van de vordering: blijkens lid 4 kan de benadeelde wel in hoger beroep komen tegen het deel van het vonnis waarbij haar vordering is afgewezen. Het recht van het slachtoffer om te verklaren ex. art. 51e Sv, kan in hoger beroep te gelde worden gemaakt op grond van art. 414 lid 3 Sv. Hij dient zijn voornemen schriftelijk kenbaar te maken aan de A-G of het gerechtshof.

3.3. toelaatbaarheid verkort vonnis, stempelvonnis, e.d.

In eerste aanleg kan worden volstaan met het wijzen van een verkort vonnis, d.w.z. een opgave van de bewijsmiddelen (art. 359 lid 3, laatste volzin jo. art. 365a lid 2 Sv). Wordt een gewoon rechtsmiddel aangewend, dan dient het vonnis gewoonlijk te worden aangevuld. De schakelbepaling,  art. 415 lid 1 Sv, verklaart art. 365a Sv echter van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. Bij het hoger beroep kan dus ook worden volstaan met een kop-staart vonnis, tenzij cassatie wordt ingesteld.

Overigens kan alleen een kop-staart vonnis worden opgemaakt, voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, nadien niet anders heeft verklaard dan wel vrijspraak heeft bepleit.