donderdag 2 februari 2017

Het aanwenden van gewone rechtsmiddelen in het strafproces (2)

1. Hoger beroep
Hoger beroep kan worden ingesteld, tegen vonnissen betreffende misdrijven, door de OvJ bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen en voor de verdachte die niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken, zo luidt art. 404 lid 1 Sv. Vervolgens bepaalt art. 407 lid 1 Sv, dat het hoger beroep slechts kan worden ingesteld tegen het vonnis als geheel.

1.1. primair/ subsidiair: appelleren is riskeren?
Waar verwijst de uitdrukking "appelleren = riskeren" naar? Hoger beroep kan niet door de verdachte worden ingesteld tegen het ten laste gelegde feit waarvan hij is vrijgesproken. Gaat het echter om een primair/ subsidiaire tenlastelegging waarbij de verdachte gedeeltelijk is veroordeeld, dan komt de verdachte op grond van artt.  404 lid 1 jo. 407  lid 1 Sv het recht toe om, als gezegd, tegen het vonnis als geheel beroep in te stellen. Omdat het vonnis als geheel door het hof zal worden behandeld, kan de verdachte ten aanzien van de tenlastelegging waarvan hij is vrijgesproken, alsnog worden veroordeeld.  Let erop, dat zulks slechts anders is, wanneer het om een cumulatieve tenlastelegging van gevoegde feiten (zie art. 404 lid 5 Sv) gaat. In dat geval bepaalt art. 407 lid 2 Sv, dat het hoger beroep kan worden beperkt!

1.1.2. een hoofdstraf bij samenloop van feiten en vernietiging vonnis
Bij samenloop van meerdere feiten kan één hoofdstraf worden opgelegd. Is het hoger beroep slechts ingesteld ten aanzien van één of meerdere feiten, dan wordt in geval van vernietiging ten aanzien van de straf, bij het arrest de straf voor het andere feit of de andere feiten bepaald, art. 423 lid 4 Sv.

1.2. verlofstelsel: de "goede rechtsbedeling" in bagatelzaken (art. 410a Sv)

Om te bepalen of hoger beroep kan worden ingesteld door verdachte, dient eerst naar de nieuwe verlofregeling in art. 410a Sv gekeken te worden. Art. 410a Sv maakt een aantal uitzonderingen op de hoofdregel uit art. 404 Sv.

Volgens art. 404 Sv kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
1. alle misdrijven (lid 1);
2. overtredingen, waarbij met toepassing van art. 9a Sr wél straf of een maatregel werd opgelegd
(lid 2 sub a);
3. overtredingen, waarbij een straf of maatregel werd opgelegd, bestaande uit een geldboete van meer dan 50 Euro (lid 2 sub b);
4. bij verstek gewezen vonnissen ten aanzien van overtredingen, waarbij de verdachte niet van tevoren met de dag der terechtzitting bekend kon zijn (lid 3).

De verlofregeling van art. 410a Sv maakt het mogelijk om beroep in te stellen in zogeheten "bagatelzaken":
1. tegen overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke regeling een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld of waarbij een geldboete van niet meer dan 500 Euro is opgelegd, wordt het hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld, indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist (lid 1);
2. de behandeling van hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de rechtbank, niet zijnde de kantonrechter, is in ieder geval in het belang van een goede rechtsbedeling, indien de verdachte niet met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg bekend kon zijn (lid 2).

De geldboetes als bedoeld in art. 404 lid 2 Sv cumuleren niet, als zij afzonderlijk voor overtredingen en misdrijven zijn opgelegd. De boetes voor misdrijven en overtredingen kunnen niet bij elkaar worden gesprokkeld om aan het "appellabele" minimumbedrag van 50 Euro te voldoen.

2. Procedurele behandeling hoger beroep
2.1. processtukken

De griffier van de rechtbank zendt de stukken "zoo spoedig mogelijk aan den griffier van het gerechtshof", art. 409 lid 1 Sv. Is het hoger beroep alleen door de OvJ ingesteld, dan geschiedt de inzending niet, of wordt aan de inzending slechts gevolg gegeven, nadat het beroep aan de verdachte is betekend, art. 409 lid 2 Sv.  Leden 3 en 4 van dit artikel bieden de nodige waarborgen om de verdachte bekend te maken met het hoger beroep- en daarmee is de vlotte afhandeling van termijnen gediend.

2.1.1. appelschriftuur
De wet schrijft dwingend voor dat de OvJ een schriftuur met grieven indient na het instellen van hoger beroep, art. 410 lid 1 Sv. Voor de verdachte is het indienen van schriftuur met grieven facultatief, zo blijkt uit art. 410 lid 3 Sv. De verdachte riskeert evenwel  dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, wanneer hij verzuimt om mondeling of schriftelijk grieven in te dienen, zie art. 416 lid 2 Sv.  Ook het hoger beroep door de OvJ kan niet-ontvankelijk worden verklaard, wanneer hij geen schriftuur houdende grieven indient, art. 416 lid 3 Sv. Het gaat in beide gevallen om een discretionaire bevoegdheid van de rechter.

Toepassing van artikel 410a lid 1 Sv noopt de verdachte er in ieder geval toe om op grond van
art. 410 lid 4 Sv, schriftuur in te dienen.

2.1.2. voortbouwend appel: voortvarendheid als uitgangspunt
2.1.2.1. oproeping en weigering getuigen/ deskundigen in HB

In hoger beroep kan de verdachten, evenals in eerste aanleg, getuigen (doen) oproepen. De verdachte geeft daartoe in de schriftuur op welke getuigen en deskundigen hij ter terechtzitting wil doen oproepen, art. 410 lid 3 Sv. De opgave van de getuigen bij appel wordt als een opgave in de zin van art. 263 lid 2 Sv aangemerkt én art. 264 Sv is van overeenkomstige toepassing. De A-G kan de oproeping weigeren, indien de getuige/ deskundige in eerste aanleg of door de R-C is gehoord en horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.

Op grond van art. 414 lid 1 Sv kunnen de A-G en verdachte zowel ter terechtzitting in eerste aanleg gehoorde, als nieuwe getuigen/ deskundigen doen dagvaarden of oproepen; artt. 236 lid 2 t/m 5 Sv en 264 Sv zijn van overeenkomstige toepassing. Is het de verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, dan kan de A-G een niet bij schriftuur door de verdachte opgegeven getuige/ deskundige weigeren te doen oproepen, indien het horen niet noodzakelijk is te achten, zie art. 414 lid 2 Sv.

Andere weigeringsgronden voor het oproepen van getuigen zijn te vinden in art. 418 Sv:
a. de oproeping van niet verschenen getuigen kan worden geweigerd in de gevallen ex. art. 288 Sv;
b. heeft de berechting in eerste aanleg op tegenspraak plaatsgevonden, dan kan oproeping worden geweigerd indien de getuige/ deskundige in eerste aanleg of door de R-C is gehoord en het hof het horen ter terechtzitting niet noodzakelijk acht;
c. heeft de verdachte hoger beroep ingesteld en de getuigen/ deskundigen niet bij schriftuur opgegeven, dan kan de oproeping van getuigen worden geweigerd als het horen niet noodzakelijk is te achten.

2.1.2.2. vgl. eerste aanleg

Bij een voortvarende behandeling van het hoger beroep, ofwel het voortbouwend appel, past dat het gerechtshof gebruikt maakt van de discretionaire bevoegdheden ten aanzien van art. 415 lid 2 Sv: "het onderzoek ter terechtzitting wordt gericht op...hetgeen overigens nodig is". De processtukken die in eerste aanleg zijn voorgelezen, behoeven in hoger beroep niet opnieuw te worden voorgelezen, zie art. 417 lid 1 Sv. De verdachte kan het gerechtshof wel verzoeken om de processtukken nogmaals voor te lezen (lid 2).