Internet is door het eenzijdige zenden, een uitvergroting van het thema waar ik in mijn berichten over spreek. In mijn berichten lijkt het misschien of ik triest of kwetsbaar ben, omdat ik taboes als eenzaamheid of ongelukkig zijn bespreek. Mensen zijn meestal gewend om in uitersten te denken. Vrolijk zijn en eenzaam en daardoor ongelukkig zijn, is volgens de meeste mensen een paradox. Zij zien niet de werkelijke nuances van de mens en "hopen" dan maar dat iemand die ongelukkig is, "depressief is". Door zo'n versimpelde weergave van het bestaan weten mensen het onaangename te weerleggen.
Ik heb nooit zonder familie willen bestaan. Dat is geen afhankelijkheid. Het is geen schande om de gezelligheid en drukte van een naaste te willen. Ik mis met de belangrijkste persoon in mijn leven niet alleen de gezelligheid, maar ook hetzelfde temperament.
De meeste mensen zien levensgeluk als tijdelijke prikkels: eten, drank, het weer, vakantie of iets nieuws kopen. Mijn perceptie is anders: levensgeluk is iets fundamenteels en wordt bepaald door de mate waarin het sociale netwerk van een individu voldoet aan zijn of haar behoeften.
Ik ben geen nihilist, existentialist of stoïcijn (al wordt de stoïcijnse leer tegenwoordig verkeerd uitgelegd; het betekent een wijze van redeneren en heeft niets met apathie te maken). Anders dan mensen met een depressie, heb ik geen neiging tot anhedonie, apathie of gebrek aan energie. Ik ben het tegenovergestelde. Ik heb dringend behoefte aan mensen die tegen mijn overactieve bioritme en snelle denkwijze kunnen.
Existentieel besef: niet hetzelfde als een crisis
Ik herinner me dat ik heel vroeg het besef had van leven en dood. Ik was ongeveer 2 jaar. De pedagogische opvatting is dat kinderen nog geen besef hebben van kwesties over leven en dood, of het dagelijks bestaan. Pedagogische modellen gaan echter uit van gemiddelden: gemiddeld intelligente kinderen in relatie tot gemiddeld begaafde volwassenen. Een gemiddeld begaafde pedagoog op opvoeder herkent aspecten van bovengemiddeld intelligente of zelfs heldervoelende kinderen níet.
Bij mijn existentiële besef hoort dat ik niet snel ergens van onder de indruk ben. Wat anderen bijvoorbeeld als de top van de carrièreladder beschouwen en wat misschien wel uitdagend werk voor ze is, is voor mij niet anders dan routinewerk. De reputatie die als vanzelfsprekend aan hoge functies wordt verbonden, heeft voor mij niets met ambitie of gezag van doen.
Met smaak, reuk en gehoor heb ik hetzelfde: ik proef en ruik alles. Ik vind bijna niets wat de meeste mensen helemaal geweldig vinden, net zo fantastisch. Mijn zintuigen werken veel te scherp om de smaak van de meerderheid te hebben. Niet snel ergens van onder de indruk zijn, betekent echter niet dat ik een existentiële crisis heb. Mensen met een existentiële crisis denken "Is dit alles?!" na het behalen van alle "mijlpalen". Dat komt doordat ze alles hebben afgevinkt wat maatschappelijk als hoogst haalbare werd voorgesteld.
"Normaliseer eenzaamheid": hoe een giftige beweging menselijke behoeften ontkent
Tegenwoordig is het, mede dankzij "normaliseer de eenzaamheid"-groepen op internet, hip om je verheven te voelen boven de behoefte aan sociaal contact. "Eenzaamheid betekent dat je met jezelf in slecht gezelschap bent", is het credo van deze giftige beweging. Het is geen emancipatie van het individu, maar een poging om de aangeboren behoefte aan gezelschap in de verdomhoek te drukken.
Ik weet heel goed waardoor ik ongelukkig en meestal eenzaam ben. In de eerste plaats kan ik familie niet zomaar (terug) tevoorschijn toveren. Ik ben daarnaast fundamenteel ongelukkig omdat ik me mijn hele leven af moet remmen om tussen de anderen te passen.
Hoewel ik me nooit anders voordoe en ook niets om ego/reputatie geef, mág ik mezelf niet volledig zijn. Er wordt echt gezegd dat ik 10 stappen terug moet nemen, omdat ik "te veel, te vrolijk, te energiek, te opgewonden, te spraakzaam, te temperamentvol" en "te nieuwsierig" word gevonden.
Ik heb niet zoals veel mensen de illusie dat mensen me niet mogen. Op evenementen, feestjes en bij een eerste ontmoeting word ik eigenlijk altijd aangesproken. Ik ben geen afwachtend of teruggetrokken type. Je zult mij op een feest niet in een hoek, aan de zijkant van het gangpad of bij de uitgang treffen, maar laverend tussen verschillende mensen. Ik hoor van anderen dat ze mij expressief en open vinden, op het eerste gezicht. Mensen vertrouwen me ook snel iets toe.
Maar mijn vocabulaire, mijn manier van verbanden leggen, mijn interesses en mijn bioritme schrikken mensen af. Ik heb heel vaak van mensen reacties als "Oh mijn God", of "Het lijkt wel of jij over alles kunt meepraten, hoe is dat mogelijk?" gehoord. Ik ben voor een academische bijbaan afgewezen omdat de recruiter tijdens het gesprek de indruk kreeg dat ik hoogbegaafd was en me daarom zou gaan vervelen. Dat oordeel is een stigma en dat stigma zit me al vanaf mijn kindertijd in de weg. Mensen gaan zelfs in de negeerstand als ze de aanname koesteren dat ik ze dom zou kunnen vinden, of dat ik me verveel.
Me aanpassen om mijn netwerk uit te breiden en passiever/lethargischer doen dan ik ben, is geen optie. Het gaat mij geen geluk en geen gelijkwaardige contacten brengen. Ik heb een groot adaptief vermogen, dus ik kan me best aanpassen aan een onderstimulerende omgeving. Evenwel zijn mijn anticipatievermogen en vindingrijkheid juist aspecten die mij het meest typeren.
Ik heb intellectuele en sociale stimulans en andere sensaties nodig, geen kabbelend beekje. Ik voel me ook leeggezogen als ik na een groot evenement alleen thuis beland. Op zo'n moment heb ik juist behoefte om de stimulans voort te zetten. Ik merk dat de meeste mensen (zelfs als ze zeggen een extraverte focus te hebben) juist snel overprikkeld zijn. Ik heb daar geen oordeel over, ik houd daar rekening mee.
Ik weet waar ik wel gelukkig van zou worden. Dat zijn mensen om uren mee te praten, een buur om de hele avond mee buiten te zitten, bij elkaar binnen kunnen lopen en er voor elkaar zijn als het echt nodig is, aanraking van een man die bij me hoort, maar vooral, in breder perspectief: dat ik mijn capaciteiten en eigenaardigheden mág gebruiken en niet op de rem hoef.
Ongeremd kunnen leven is voor mij belangrijk.