De belangrijkste reden dat ik niet met de meeste mensen over de dood van een naaste of rouw kan praten, is dat de meeste mensen die ik ontmoet, niet begrijpen wat heldervoelenden over het leven en de dood weten.
Ik ervaar alles anders dan "gewone" mensen. Heldervoelendheid en helderziendheid hebben niets te maken met wat anderen spiritualiteit noemen. Met spiritualiteit bedoelen mensen dat ze aan rituelen hechten en "geloven" dat er "iets moet zijn".
Dat is helderziendheid totáál niet. Ik heb de eigenschap geërfd van mijn moeder. Het houdt in dat ik scherp aanvoel wat gaat gebeuren, of dat ik van mensen voel wat zij op dat moment voelen, zonder er iets over te hebben gezegd. Ik kan ook heel veel niet bespreken.
Mijn moeder wist al heel lang geleden (nog voor ze de eerste keer de diagnose-kanker kreeg) dat de periode van haar dood vaststond. Ze probeerde zichzelf en ons allebei af en toe wijs te maken dat ze niet in de toekomst kon kijken, maar ze had de dood van andere mensen al zo exact aan zien komen, dat ze ook wist dat het tegen beter weten in was. Het is niet de meest accurate beschrijving, maar heldervoelendheid geeft een groot anticipatievermogen doordat ontastbare signalen binnenkomen. Mijn moeder heeft bijvoorbeeld details opgepikt van een moord die buiten onze regio plaats zou vinden en gewaarschuwd. De politie deed er niets mee, omdat informatie over het kenteken alleen van "getuigen die het misdrijf direct hebben gezien" mocht komen.
De dood is niet het ergst. Als het geen ongeluk is en er geen familieleden met wroeging om de persoon heen zitten, dan is de dood pijnloos en zacht. Alles eromheen is traumatisch en dat komt uitsluitend door de keiharde, onmenselijke bejegening in de ziekenhuizen en zorg doordat managers belust zijn op het najagen van protocollen en beleidsambities.
Voor mij als naaste is het heel traumatisch geweest om mee te maken dat het ambulancepersoneel mijn moeder op de dag van haar verlamming heeft laten barsten. We konden al niet meer verder, ik moest haar tillen en ondersteunen tot ze niet eens meer overeind kon en dan komt een verpleger zeggen "dat het allemaal niet zo erg is". Het tweede traumatische is dat een manager van het Erasmus MC me op straat zette met een hartritmestoornis, omdat ze vond dat ik me wel kon redden. Ik kwam geen stap vooruit. Sinds november kon ik niet functioneren omdat ik een heftige episode had van mijn (aangeboren) hartritmestoornis.
Ook traumatiserend was dat mijn moeder alleen ver buiten onze regio in een palliatieve unit terecht kon en ik iedere keer drie kwartier met al haar noodzakelijke spullen moest lopen om bij de bus te komen. We hadden geen wasserette op de unit, dus ik moest steeds heen en weer naar huis om de was te doen en snel weer terug. Ik had er nachtmerries van dat ik onderweg niet meer verder zou kunnen. Dat was reeël met mijn cardiologische aandoening. Het viel ook niet mee om met een ritmestoornis met al die spullen te lopen. Er was niemand van onze "vrienden" die wilde helpen. Ze boden het aan en zegden dan af als ik ze belde, met een of andere kulsmoes.
Ik denk niet dat iemand me dit nadoet. Het was onvoorstelbaar zwaar om alles alleen te moeten doen. Ik vond het niet erg voor mezelf, absoluut niet; ik riskeerde iedere keer dat ik niet op tijd bij haar kon zijn.
Het was een verknipte wereld. Ik moest steeds op weg naar huis voor die kloterige bijzaken als de post en de was, terwijl zij daar lag en niet eens meer kon bellen om alarm te slaan. Het was afschuwelijk.
Ik kon en kan de mensen niet verdragen die "komt goed" roepen, of zoiets doms als "Alles gebeurt met een reden" en "Het kan vanaf nu alleen maar beter worden". Dat zeg je niet tegen mensen die geen naasten meer hebben.
Ik praat met andere mensen niet over verlies, omdat het vocabulaire van de meeste mensen anders is. Ik kan een ander niet uitleggen wat ik weet. "Mis je haar niet?!" dekt de lading niet. Er is zoveel meer wat ik voel, waarbij taal tekortschiet. Ik voel bovendien atmosferen en pik signalen op die door anderen niet worden opgemerkt. Dat is geen spiritueel gezever of geloven in iets. Ik kan en wil het niet uitleggen, ik weiger alles met woorden te bevuilen.
Ik zeg daarom "Laten we het er niet over hebben". Dat is niet omdat het te gevoelig ligt, maar omdat een heldervoelende toch veel verschijnselen niet uit kan leggen aan een niet-heldervoelende. Ik merk alleen af en toe dat mensen schrikken als ik ter sprake breng wat zíj voelen, of over een persoonlijk dilemma begin waar ze nooit iemand over hebben verteld.
In het leven van mensen zonder naasten is alles bijzaak. Wat anderen vinden, wat anderen over elkaar zeggen, de ondergeschikte ambities die mensen hebben in het leven. De gesprekken over de camping, de achterburen, hoe anderen eruitzien, wat anderen voor smaak hebben, dat Piet papadag heeft; het was voor mij jaren geleden al allemaal irrelevant en is alleen maar irrelevanter geworden. Ik houd me nu resoluut afzijdig als mensen het over zulke wissewasjes hebben. Dat maakt mij niet intolerant na de dood van mijn naaste; ik ga me niet langer vrijwillig zitten ergeren aan gesprekken over huishoudelijke taferelen.