vrijdag 27 september 2024

Hoera! Het is de week van de eenzaamheid. Dit zijn de grootste clichés die ik tegenkom

In de week van de eenzaamheid kom ik met mijn gewauwel over de grootste misvattingen en clichés waar ik me aan erger. De meest sleetse missers over eenzaamheid zijn:

1. Dat eenzamen kluizenaarstypes of introvert gefocuste personen zijn;
2. Dat sociale media debet zijn aan eenzaamheid. Een globaal onderzoek toont aan dat de wereldwijde piek rond 1990 lag, nog voordat burgers toegang hadden tot internet;
3. Eenzame mensen zouden sociale fobieën hebben;
4. Contact met willekeurige mensen zou eenzaamheid oplossen of het voor een deel wegnemen;

5. Eenzame mensen zijn vast verlegen/arrogant/complex/vervelend/veeleisend/onaantrekkelijk/agressief. Er moet "iets" aan de eenzame persoon te wijten zijn;
6. Eenzaamheid is gelijk aan depressie;
7. Eenzame mensen zouden hun eigen gezelschap niet waarderen;
8. Een huisdier zou eenzaamheid oplossen;
9. Vrijwilligerswerk en hobby's zouden eenzaamheid verhelpen

Ik heb een passend credo over eenzaamheid, omdat ik precies ervaar wat de kern is.

Eenzaamheid is het gebrek aan gelijkwaardig, wederkerig contact. 

Valse vrienden helpen niet, duizenden contacten helpen niet; het gaat om die behoefte aan nauwe banden met mensen die je aanvoelen en die je zelf ook aanvoelt.

We hebben bijna allemaal behoefte aan nauw contact met individuen van onze eigen diersoort. Daar is het ontwerp naar. Het mag een evolutionair restant zijn om de aangeboren behoefte te hebben om onderdeel te vormen van sociale groepen (vrienden, een relatie en familie), maar het geeft wel een drang die niet te onderdrukken valt. Het is instinct. Structureel alleen zijn of géén onderdeel uitmaken van een eigen kring met nauw contact, gaat tegen dat ontwerp in en dat levert gevoelens van eenzaamheid op. Niemand heeft in deze context iets aan het cliché "Eenzaamheid is iets anders dan alleen zijn". Dat is een truïsme. Is iemand ooit iets met truïsmen opgeschoten??

Een huisdier kan dat gemis aan menselijk contact niet ondervangen. Verbitterde mensen zeggen dat ze meer van dieren houden dan van mensen. Er is niets mis mee als het je persoonlijke keus is om alleen met dieren om te gaan, maar ze zijn qua communicatieniveau en neurologische feedback niet gelijkwaardig in contact. Met een huisdier vorm je geen sociaal netwerk. Dat is niet om te zeggen dat ze minderwaardig zijn; ze zijn niet gelijkaardig.

Zoveel mogelijk mensen ontmoeten en vals altruïsme ("Je krijgt voldoening als je anderen helpt") werkt niet
Met werk, vrijwilligerswerk en hobby's kun je wel duizenden mensen ontmoeten. Die kwantiteit is geen garantie voor het krijgen van waardevolle contacten. De gedachte erachter, "Help mensen die het slechter hebben, dan voel je je beter over jezelf" is vals altruïsme en het vergelijken met mensen die het wellicht slechter hebben, maakt niet dat eenzaamheid minder wordt. Vergelijkingen gaan meestal mank.

Een schromelijk onderschat fenomeen is situationele eenzaamheid. Armoede, chronische aandoeningen, culturele verschraling, verschraling in de medische sector (mensen die niet de medische zorg krijgen die nodig is om een normaal bestaan te hebben) en een grote fysieke afstand tot vrienden, dragen allemaal bij aan eenzaamheid. Het is niet zo dat je in Nederland iets kunt bereiken als je de middelen of lichamelijke gesteldheid niet hebt om anderen te bereiken. Gecreëerde schaarste als woningnood, zorgarmoede door te speculeren met zorgmiddelen en hyperinflatie grijpen allemaal in in onze levens en hebben ook weerslag op eenzaamheid. Die verdiept door verschraling van basisvoorzieningen. 

Vanuit mezelf
Voordat mensen goedbedoeld advies aandragen om "gelukkig" te worden, wil ik ze vragen om zich eens voor te stellen om een empaat te zijn en hier niemand meer op aarde te hebben om van te houden. Om zich voor te stellen om zonder geliefde familie achter te blijven. Of een variant daarop: geen hechte familie te hebben. Mensen stellen zich altijd voor dat de dood het ergste is, maar ik vind eenzaamheid erger dan de dood. Eenzaamheid maakt een mens kapot, inspiratieloos, onverschillig en leeg. 

Voor mij is dit een afschuwelijk bestaan. Ik besta voor mezelf. Ik heb geen partner, geliefde, geen familie die ik ken omdat ik niet weet waar mijn Oost-Europese familie leeft. In 2023 zag ik de documentaire "Langs de Nieuwe Zijderoute". De docu toonde families die in deze tijd uit elkaar worden gedreven door dictaturen en conflicten tussen Oost-Europeanen onderling. Mensen hebben geen idee waar hun familie is gebleven en dat is precies wat bij mijn familie speelde. Het Oostblok was ook in de jaren '90 ondoorgrondelijk, de mythe van het optrekken van het IJzeren Gordijn ten spijt. Men sprak en spreekt niet over trauma's die plaatsvinden in de gesloten regimes.

Zonder partner
Langdurig ben ik zonder partner en wat ik ontzettend mis in mijn leven, is aanraking. Het leven is kil als je voor jezelf opstaat en 's nachts de ogen weer sluit. En nee, het ligt niet aan mij dat ik geen vriend heb. Ik ben niet ontoegankelijk, gesloten, ik verlang alleen maar naar een man die bij me hóórt. Het is niet leuk of bevrijdend om niet te worden vastgehouden als ik daar juist behoefte aan heb. Het is alsof ik een danser ben zonder partner. 

Ik kan het met veel mensen goed vinden. Maar ik mis een man. Al zou ik duizend echte vrienden hebben, dan nog zou ik de aanraking, de geur, de stem, de huid, de warmte van een man missen. Mijn bloed gaat juist sneller pompen als ik erover fantaseer om zijn gezicht aan te raken, hem overal aan te raken, om gevangen te raken in zijn geur. Ik kan me ook niet voorstellen dat het bloed van mensen sneller gaat pompen van iets anders dan de gevoelens voor een ander persoon, of voor iets anders dan rauwe, directe aantrekkingskracht. Niets iets te vergelijken met dat prangende gevoel van verlangen. Dat gaat niet over vriendschap en wederzijdse waardering of "elkaar verkennen en voorzichtig leren kennen". Het gaat om "ik wil je".

Onbezet zijn is kaal, koud en een straf. Waarom zou ik de kilte van het alleen-zijn waarderen, als ik in de warmte van een man wil baden? Ik wil de armen van een man om me heen, om mijn middel geklemd, ik wil zijn kleding die naar hem ruikt, ik wil mijn handpalmen tegen de zijne drukken en zijn stem horen.

Het is niet dat ik me schaam om alleen te zijn. Ik ben niet bepaald de enige; er zijn minstens 2,1 miljoen mensen die alleen zijn.

Het is ook niet dat ik niemand kan krijgen; het verloopt alleen ongelukkig. De mannen die me benaderen, zijn veel ouder dan ik. Ik vind leeftijdsverschil niet heel relevant en ik ben wel vaker verliefd geweest op een man van 10-15 jaar ouder; dat is geen bezwaar. Wat wel een bezwaar en afknapper is, is dat die veel oudere mannen die op me jagen, me als minnares willen. Toen ik voor mijn moeder zorgde in de palliatieve unit, werd ik door een buschauffeur geappt met het verzoek om met hem het bed in te duiken als zijn vrouw en kinderen weg waren. Ik maakte ook tot voor kort (ik ben dit jaar make-up gaan dragen en dat doet wonderen om ouder te lijken) mee dat pedofielen me stalkten omdat ze dachten dat ik minderjarig was.

Vorig jaar kreeg ik te maken met twee getrouwde mannen die elkaar naar het leven stonden omdat de auto van één van hen op de parkeerplaats voor mijn deur stond. Met geen van beiden heb ik iets gehad; de een was een buur en de ander een de man van een vroegere vriendin van mij. Ik werd op straat aangesproken door mannen die met me mee naar huis wilden. Dat was ook allemaal toen ik nog geen make-up droeg; ik werd zo "lekker onschuldig" gevonden. Het gekke is dat bijna iedereen denkt dat ik al bezet ben of de één na de ander heb. De mannen die me lastigvallen, denken ook dat ik al een vriend heb, maar zij hebben daar gewoon schijt aan, net als het bedonderen van hun eigen gezin ze niets interesseert.

En de mannen op wie ik zelf verliefd was? De eerste twee waren bezet, anderen hadden een strikte cultuur en twee jongens die ik heel erg leuk vond vanaf het moment van ontmoeting, dachten dat ik ze dom zou vinden. Ik kon ze niet overtuigen dat het verschil niet zo groot was tussen ons. Ik heb me er niet zomaar bij neergelegd dat het allemaal ongelukkig verloopt; ik hoopte op de universiteit, evenementen en andere ontmoetingen met veel mensen een man tegen te komen.

Uitingsvormen van eenzaamheid
Er zijn meerdere uitingsvormen van eenzaamheid. Ik ben nog nooit depressief geweest; ik heb nooit te maken met schuldgevoelens, minderwaardigheid, passiviteit, gebrek aan humor en lethargie. Integendeel, het lijkt of ik het leven van een ADHD'er heb. Ik ben druk, ik kan nooit stilzitten, ik praat veel en snel, ik begin aan iets nieuws en ben het zat omdat ik het al snel te makkelijk vind of nieuwe impulsen krijg, mensen kunnen moe worden van mij. Soms voel ik me een volwassen kleuter. Ik ben de kleindochter van een kunstenaar en musicus, maar ik ben natuurlijk ook geen Nederlander. Mijn bioritme is dat van een stereotype ongeduldige Rus. Misschien verklaart dat een deel van mijn manier van denken en doen. 

Maar ik heb al vanaf jonge leeftijd existentiële en situationele eenzaamheid. Als kind was ik zeer  heldervoelend en kon ik daar niet met leeftijdsgenoten over praten. Ik wist soms iets over mensen terwijl anderen dat niet zagen. Ook kon ik er niet over uit dat mensen allemaal vast zaten in hun dagelijkse patroon. Dat wilde ik niet. Ik vond het raar dat mensen het zo vanzelfsprekend vinden dat het leven vooral bestaat uit aan verwachtingen van anderen voldoen. Die acceptatie van autoriteit vond ik als kind al bizar. Wie was de ander, of in bredere zin, wie waren al die anderen om te bepalen dat het geijkte pad van de hoogste opleiding en daarna aan het werk, het ultieme bestaan uitdrukt? 

Mijn ouders komen hier niet vandaan. Ze vestigden zich in deze regio voor werk. In de nieuwbouwwijk was het in de eerste jaren goed te doen. Op school zou ik met aso's te maken krijgen die door de grootschalige sloop uit stadsbuurten waren verjaagd  Na 2010 is het eiland overspoeld met asocialen uit pauperbuurten. Ik probeerde een woning te vinden buiten de regio, maar het valt niet mee om op de huizenmarkt door te breken. Ongewild zit ik nu vast aan het eiland. Het lullige eiland met een bekrompen mentaliteit en een grote onverschilligheid waarbij ik me nooit thuis heb gevoeld. Door de verpaupering in de buitenwijken is ook het aanbod in recreatie en cultuur in de kernen compleet weggevaagd. Situationele eenzaamheid is dat ik hier geen gelijken kan vinden en ook geen interesses deel met de meesten.

Een andere uiting van situationele eenzaamheid, is dat ik niet het leven heb dat bij mij past. Ik heb altijd danser, musicus en kunstenaar willen worden en ik voel me ook aangetrokken tot mensen (mannen) uit de wetenschap en artistieke wereld. Ik pas niet bij mensen die vooral een uitvoerende en volgzame aard hebben. 

Ik kan met veel mensen (behalve dan asocialen; mensen moeten wel in staat zijn om een redelijk gesprek te voeren) goed overweg. Van nature ben ik daar flexibel in. Het lijkt door de focus van mijn berichten op taboe-onderwerpen alsof ik complex en zwaar op de hand ben, maar ik ben juist extreem makkelijk. Ik ben een grappenmaker en verteller zonder sardonisch genoegen.

Als het niet vanuit mijzelf zou komen, dan zou ik het niet kunnen verdragen om 9-10 per dag met anderen om me heen te functioneren en dan zou ik thuis instorten en chagrijn krijgen. Dat heb ik niet. Ik sta gewoon de volgende dag om 04:30 weer op en heb nooit last van buiigheid. Ik heb nooit een ochtendhumeur, ik ben om tien voor zes 's ochtends al aan het rennen naar het station. Het is geen verworven overlevingsmechanisme, dit is wie ik ben.

Mensen zien niet aan me dat ik eenzaam ben. Ik heb het niet in me om gelaten over te komen. Ik twijfel niet aan mezelf- ik ben juist een furieus, direct type met zelfspot.
Veel mensen zien me ook als vrolijk en druk en dat is ook hoe ik ben, want ik heb er behoefte aan noch belang bij om iets voor te wenden. Vrolijk zijn en eenzaam zijn, is géén paradox!

Ik ben nog steeds eenzaam. Op vrije dagen zoals het weekend, is iedereen naar familie. Mensen vertrekken hier en ik heb geen gezelligheid om me heen. Het is niet dat ik mezelf niet gezelschap weet te houden. Ik mis langdurig gelijkwaardige, nauwe banden in mijn bestaan.

Er is een groot contrast tussen eenzaam zijn vanwege de behoefte aan gezelligheid en contact, of eenzaam zijn omdat je nooit op jezelf kunt zijn en niet zelf beslissingen durft te nemen. De laatste categorie mensen is bang voor autonomie en heeft zwak besef van een eigen identiteit. Ik heb studiegenoten en collega's gehad die zo waren en ik werd er helemaal gestoord van. Ze wilden zich vastklampen; samen naar de universiteit of naar het werk, samen op de bus, samen op de trein, samen naar een niet-verplicht college, samen pauzeren, hetzelfde eten, samen terugreizen, samen naar besprekingen. Zo'n definitie van vriendschap is verstikkend. Als ik daarin mee zou gaan, dan zou ik waarschijnlijk altijd iemand om me heen hebben omdat simpelweg iedere stap gevolgd wordt door de ander. Dat is niet mijn definitie van gelijkwaardig contact. En ook niet de manier om eenzaamheid weg te nemen.

De realiteit is dat het een levenslange opgave is en dat sommigen voor altijd eenzaam zullen blijven.
En dat hoeft echt niet te wijten te zijn aan "iets" dat met een eenzame persoon "mis" is. Mensen die graag beweren dat je nooit alleen hoeft te zijn en dat er wel iets met je aan de hand is als je langdurig eenzaam bent, zijn wandelende clichés die bitterheid projecteren. Meestal zijn zulke mensen ook stompzinnig van geest. Bovendien heeft niemand er iets aan.




zondag 22 september 2024

De dood en heldervoelendheid

De belangrijkste reden dat ik niet met de meeste mensen over de dood van een naaste of rouw kan praten, is dat de meeste mensen die ik ontmoet, niet begrijpen wat heldervoelenden over het leven en de dood weten.

Ik ervaar alles anders dan "gewone" mensen. Heldervoelendheid en helderziendheid hebben niets te maken met wat anderen spiritualiteit noemen. Met spiritualiteit bedoelen mensen dat ze aan rituelen hechten en "geloven" dat er "iets moet zijn".

Dat is helderziendheid totáál niet. Ik heb de eigenschap geërfd van mijn moeder. Het houdt in dat ik scherp aanvoel wat gaat gebeuren, of dat ik van mensen voel wat zij op dat moment voelen, zonder er iets over te hebben gezegd. Ik kan ook heel veel niet bespreken. 

Mijn moeder wist al heel lang geleden (nog voor ze de eerste keer de diagnose-kanker kreeg) dat de periode van haar dood vaststond. Ze probeerde zichzelf en ons allebei af en toe wijs te maken dat ze niet in de toekomst kon kijken, maar ze had de dood van andere mensen al zo exact aan zien komen, dat ze ook wist dat het tegen beter weten in was. Het is niet de meest accurate beschrijving, maar heldervoelendheid geeft een groot anticipatievermogen doordat ontastbare signalen binnenkomen. Mijn moeder heeft bijvoorbeeld details opgepikt van een moord die buiten onze regio plaats zou vinden en gewaarschuwd. De politie deed er niets mee, omdat informatie over het kenteken alleen van "getuigen die het misdrijf direct hebben gezien" mocht komen. 

De dood is niet het ergst. Als het geen ongeluk is en er geen familieleden met wroeging om de persoon heen zitten, dan is de dood pijnloos en zacht. Alles eromheen is traumatisch en dat komt uitsluitend door de keiharde, onmenselijke bejegening in de ziekenhuizen en zorg doordat managers belust zijn op het najagen van protocollen en beleidsambities.

Voor mij als naaste is het heel traumatisch geweest om mee te maken dat het ambulancepersoneel mijn moeder op de dag van haar verlamming heeft laten barsten. We konden al niet meer verder, ik moest haar tillen en ondersteunen tot ze niet eens meer overeind kon en dan komt een verpleger zeggen "dat het allemaal niet zo erg is". Het tweede traumatische is dat een manager van het Erasmus MC me op straat zette met een hartritmestoornis, omdat ze vond dat ik me wel kon redden. Ik kwam geen stap vooruit. Sinds november kon ik niet functioneren omdat ik een heftige episode had van mijn (aangeboren) hartritmestoornis.

Ook traumatiserend was dat mijn moeder alleen ver buiten onze regio in een palliatieve unit terecht kon en ik iedere keer drie kwartier met al haar noodzakelijke spullen moest lopen om bij de bus te komen. We hadden geen wasserette op de unit, dus ik moest steeds heen en weer naar huis om de was te doen en snel weer terug. Ik had er nachtmerries van dat ik onderweg niet meer verder zou kunnen. Dat was reeël met mijn cardiologische aandoening. Het viel ook niet mee om met een ritmestoornis met al die spullen te lopen. Er was niemand van onze "vrienden" die wilde helpen. Ze boden het aan en zegden dan af als ik ze belde, met een of andere kulsmoes.

Ik denk niet dat iemand me dit nadoet. Het was onvoorstelbaar zwaar om alles alleen te moeten doen. Ik vond het niet erg voor mezelf, absoluut niet; ik riskeerde iedere keer dat ik niet op tijd bij haar kon zijn.

Het was een verknipte wereld. Ik moest steeds op weg naar huis voor die kloterige bijzaken als de post en de was, terwijl zij daar lag en niet eens meer kon bellen om alarm te slaan. Het was afschuwelijk. 

Ik kon en kan de mensen niet verdragen die "komt goed" roepen, of zoiets doms als "Alles gebeurt met een reden" en "Het kan vanaf nu alleen maar beter worden". Dat zeg je niet tegen mensen die geen naasten meer hebben. 

Ik praat met andere mensen niet over verlies, omdat het vocabulaire van de meeste mensen anders is. Ik kan een ander niet uitleggen wat ik weet. "Mis je haar niet?!" dekt de lading niet. Er is zoveel meer wat ik voel, waarbij taal tekortschiet. Ik voel bovendien atmosferen en pik signalen op die door anderen niet worden opgemerkt. Dat is geen spiritueel gezever of geloven in iets. Ik kan en wil het niet uitleggen, ik weiger alles met woorden te bevuilen. 

Ik zeg daarom "Laten we het er niet over hebben". Dat is niet omdat het te gevoelig ligt, maar omdat een heldervoelende toch veel verschijnselen niet uit kan leggen aan een niet-heldervoelende. Ik merk alleen af en toe dat mensen schrikken als ik ter sprake breng wat zíj voelen, of over een persoonlijk dilemma begin waar ze nooit iemand over hebben verteld.

In het leven van mensen zonder naasten is alles bijzaak. Wat anderen vinden, wat anderen over elkaar zeggen, de ondergeschikte ambities die mensen hebben in het leven. De gesprekken over de camping, de achterburen, hoe anderen eruitzien, wat anderen voor smaak hebben, dat Piet papadag heeft; het was voor mij jaren geleden al allemaal irrelevant en is alleen maar irrelevanter geworden. Ik houd me nu resoluut afzijdig als mensen het over zulke wissewasjes hebben. Dat maakt mij niet intolerant na de dood van mijn naaste; ik ga me niet langer vrijwillig zitten ergeren aan gesprekken over huishoudelijke taferelen. 






maandag 16 september 2024

Alleen-zijn / De dynamiek van samenzijn

Voor mij heeft het niet veel zin gehad dat ik omringd was met mensen die me vertelden dat ze het heerlijk vonden om alleen te zijn. Uiteraard is het gezelschap van mensen met wie je absoluut voeling noch raakvlakken hebt even eenzaam als ongewenst solitair zijn. Toch vind ik dat mensen die alleen-zijn verheerlijken en bijna neerkijken op mensen die gezelschap willen, een te beperkt perspectief hebben.

Dar ik niet geniet van alleen-zijn betekent niet dat ik mijn eigen gezelschap niet kan verdragen of geen rijk geestelijk leven zou hebben.

Behoefte aan gezelschap omschrijven als een drang om niet alleen te hoeven zijn, miskent een normale behoefte.

Wat gezelschap wél betekent, is voor mij heel duidelijk: de behoefte aan interactie met anderen, het ontstaan en beïnvloeden van dynamiek, grappen delen, plezier delen, zelfs ruziën hóórt allemaal bij de aard van de mens. De dynamiek van gezelschap en gedeelde humor is niet wat solitair zijn kan bieden. De ontwikkeling in het leven komt ook door ervaringen die we met anderen delen. Dat krijg je niet als iedereen gezelschap afdoet als "Ik heb niemand nodig". Ik zie dat die gedachte op dit moment erg populair is onder jongeren en het is een toxische opvatting, omdat de intentie is om mensen die graag gezelschap hebben, als "behoeftig" neer te zetten.

Het geldt voor de meeste mensen niet dat een leven alleen zaligmakend is. Ik zeg zeker niet dat het zin heeft om dan maar met iedereen om te gaan; integendeel, je moet elkaar wel aanvoelen, anders wordt het nog niks. 


zondag 8 september 2024

Strafrechtelijk bewijs: een inleiding op het negatief-wettelijk bewijs(middelen)stelsel, verklaringen-de auditu en het horen van getuigen ter terechtzitting

Door: mr. Mercedes Bouter

Noot vooraf: de eerste versie van dit bericht heb ik gepubliceerd in 2015. Dit is de geheel herziene versie, bewerkt op grond van de nieuwste uitgave van J.F. Nijboer, "Strafrechtelijk bewijs", 7e druk (2017).

Overzicht
1.1 Inleiding: bewijzen als activiteit
1.2 "Buiten redelijke twijfel"
1.3 De vrije selectie en waardering van het bewijsmateriaal en de motivering
1.4 Objectieve zijde van de rechterlijke overtuiging: de navolgbare bewijsredenering
1.5 Wettige bewijsmiddelen en niet in de wet opgesomde bewijsstukken
1.6 Onmiddellijkheidsbeginsel
1.7 Bewijsminimum en vormfouten
1.8 Kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte
1.9 Steunbewijs en unus testis tegenover bewijsminima (ten opzichte van de tenlastelegging als geheel)
1.10 Niet aan de bewijsminima onderworpen middelen
2    Het gesloten negatief-wettelijk bewijsstelsel
2.1 Negatief-wettelijk ten opzichte van positief-wettelijk
2.2 Bewijsmiddel in relatie tot bewijsgrond
2.3 Nietigheid onderzoek ter terechtzitting en onwettigheid bewijsmiddel
2.4 Motivering gebruik bewijsmiddelen?
2.5 De auditu-verklaringen: toelaatbaar?
3    Fair hearing (art. 6 EVRM) en het niet-ondervragen van getuigen ter terechtzitting: toonaangevende zaken: Al-Khawaja, Tahery en Schatschaschwili


1.1 Inleiding: bewijzen als activiteit
In strafzaken staat de materiële waarheidsvinding voorop: onderzocht dient te worden, wat is voorgevallen in een zaak. Dit gebeurt op de grondslag van de tenlastelegging; de tenlastelegging is het probandum, het object van de strafzaak. De Officier heeft de bewijsaandraagplicht, de rechter is belast met het bewijzen als activiteit. Hoewel de rechter zich niet kan mengen in de grondslag van het van de tenlastelegging, heeft deze wél de taak om de juiste delictkwalificatie/delictomschrijving toe te passen.

1.2 "Buiten redelijke twijfel"
De rechter dient te bewijzen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Hierin is absolute overtuiging niet vereist; het dient buiten redelijke twijfel te staan dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan ("Beyond reasonable doubt"). De gebondenheid aan de tenlastelegging impliceert dat vrijspraak dient te worden uitgesproken als aan een bestanddeel niet is voldaan (bijvoorbeeld het "oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening" in de delictsomschrijving van diefstal; vergelijk "culpa" in "dood door schuld").

1.3 De vrije selectie en waardering van het bewijsmateriaal en motivering
Hierbij verdient direct opmerking dat de rechter vrij is in de selectie en waardering van het bewijsmateriaal. Dit brengt mee dat de feitenrechter niet gehouden is om de selectie en waardering (bewijskracht) in het schriftelijk vonnis te motiveren. Wettelijk wordt ook niet van de rechter verlangd te motiveren waarom bepaalde verklaringen wel of niet betrouwbaar worden geacht en dat heeft te maken met de inquisitoire rol van de strafrechter; de strafrechter heeft een vergaande opdracht en daarmee de vrijheid om het onderzoek naar de betrouwbaarheid van bewijsmiddelen uit te voeren. Vanuit zijn rol wordt verwacht dat dit oordeel door zorgvuldige afweging plaatsvindt. Een uitzondering op het ontbreken van de plicht om de waardering van bewijs te motiveren, kan worden gemaakt als de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt aanvoert ten aanzien van de betrouwbaarheid van het bewijs.

Dat de feitenrechter aan bewijsmateriaal nooit enige of bepaalde bewijswaarde behoeft toe te kennen, wordt uitgedrukt in de rechtsregel "..dat in cassatie niet kan worden onderzocht of de feitenrechter die een verdachte op grond van zijn feitelijke waardering van het bewijsmateriaal heeft vrijgesproken, terecht tot dat oordeel is gekomen. Dat de beslissing inzake de selectie en waardering geen motivering behoeft, kan in cassatie niet worden bestreden" (HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2842).

Bij eigen waarneming dient de rechter echter wél het waargenomene in het vonnis te beschrijven. Dit in lijn met de plicht om aan te geven wat uit de bewijsmiddelen blijkt, voor zover deze middelen de tenlastelegging bewijzen. Logisch: of een bewijsmiddel redengevend is, dient te kunnen worden gevolgd.

1.4 Objectieve zijde rechterlijke overtuiging: de navolgbare bewijsredenering
De objectieve zijde van de rechterlijke overtuiging houdt in dat op grond van de inhoud van bewijsmiddelen een navolgbare bewijsredenering bestaat, die buiten redelijke twijfel stelt dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan (n.b. dat is geen plicht om de selectie en waardering van het bewijs te motiveren!). Het belangrijkste criterium is dat het drieluik "rechtmatig verkregen-betrouwbaar-redengevend voor het tenlastegelegde" is gedekt.

1.5 Wettige bewijsmiddelen en niet in de wet opgesomde bewijsstukken
De bewijsmiddelen zijn limitatief opgesomd in art. 339 Sv. Als bewijsmateriaal kunnen de stukken die niet als wettig bewijsmiddel zijn vastgelegd, tijdens het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting (ott) worden gebruikt voor de rechterlijke overtuiging. In het verouderde artikel 339 van Strafvordering wordt geen rekening gehouden met beeldmateriaal in de vorm van bijvoorbeeld videobeelden en foto's. Deze hiaat wordt wel gedekt door beelden als bewijsmateriaal op het onderzoek ter terechtzitting te tonen ("eigen waarneming rechter", art. 340 Sv), te bespreken en schriftelijk vast te leggen en door een proces-verbaal van bevindingen op te maken (dit in lijn met art. 301 lid 4 Sv). Als een processtuk niet ter zitting is besproken, hoeft dit de verdediging niet te schaden, mits het stuk in het procesdossier zit en de verdachte hiervan kennis heeft kunnen nemen.

1.6 Onmiddellijkheidsbeginsel
Het onmiddellijkheidsbeginsel houdt in dat de rechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting, het horen van getuigen, de verdachte en deskundigen op tegenspraak toepast en alle bewijsmiddelen tijdens dit onderzoek bespreekt. Daar staat tegenover dat de verklaring de auditu is toegelaten, veelal in de vorm van het proces-verbaal.

1.7 Bewijsminimum en vormfouten
Soms brengen vormfouten het bewijsminimum in gevaar. Een bewijsmiddel met procedurele mankementen, zoals een proces-verbaal dat niet is ondertekend, voldoet niet aan de omschrijving van "wettelijk bewijsmiddel" als bedoeld in art. 344 Sv. Het kan wel worden gebracht onder "ander geschrift" en heeft dan alleen gelding in combinatie met andere bewijsmiddelen.
Sinds Salduz dient de verdachte te worden gewezen op het recht op bijstand voorafgaand aan het verhoor. Als dit niet wordt gemeld, hoeft dit de wettigheid van het bewijsmiddel niet aan te tasten. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de politie wordt via art. 341 lid 2 Sv meewerken als bewijsmateriaal, maar let op: "enig wettig bewijsmiddel" dient blijk te geven van de verdenking. 

1.8 Kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte
De kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte is een genuanceerd bewijsmiddel. De leugenachtige verklaring wordt niet gebruikt als redengevend bewijs dat het tenlastegelegde feit is begaan. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting kunnen de verklaringen van verdachte worden beoordeeld op verenigbaarheid met eerder gedane verklaringen en houdbaarheid van de verklaringen (bijvoorbeeld met de chronologie van feiten die zijn vastgelegd in verslagen, meldingen en op beelden). Het oordeel over de leugenachtigheid dient steun te vinden in andere bewijsmiddelen (HR 13 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0413).

Een bewezenverklaring mag niet slechts op de verklaringen van getuigen worden gebaseerd (342 Sv) en ook niet op getuigenverklaringen die de inhoud van een andere getuigenverklaring herhalen ("..ik heb hem horen zeggen dat hij heeft gezien dat...").
Merk op dat de getuigenverklaring in art. 342 Sv betrekking heeft op de verklaring tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Is de getuigenverklaring gedaan tijdens het politie-onderzoek, dan gaat het om een schriftelijk bescheid in de vorm van een proces-verbaal als bedoeld in art. 344 lid 1 onder 2 Sv.

1.9 Steunbewijs en unus testis tegenover bewijsminima (ten opzichte van de tenlastelegging als geheel!)
De bewijsminima hebben alleen betrekking op de tenlastelegging als geheel. Niet elk (afzonderlijk) bestanddeel van de tenlastelegging dient door twee bewijsmiddelen te worden bevestigd.

De verklaring van een getuige kan worden gebezigd als de verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, waarbij de tenlastelegging als geheel wordt bestreken. Toch hoeft de unus testis (één getuige is géén getuige) niet te worden geschonden bij gebreke van andere bewijsmiddelen; via de rechterlijke overtuiging kan een enkele getuigenverklaring meewerken als de verklaring voldoende concreet en betrouwbaar worden geacht in samenhang met de overige feiten van een zaak (de door de getuige gereleveerde feiten zijn in lijn met overige omstandigheden).

De toepassing van unus testis in de rechtspraak kan altijd rekenen op discussie; de Hoge Raad lijkt niet de opvatting te zijn toegedaan dat dit beginsel wordt geschonden als het daderschap wordt aangenomen op (slechts) de verklaring van één getuige (HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6458). In de legistische opvatting van art. 342 lid 2 Sv wordt het unus testis-beginsel weliswaar geschonden, maar de belangrijkste bestanddelen van de bewezenverklaring mógen op één getuigenverklaring worden gebaseerd.

De verenigbaarheid van de getuigenverklaring met het steunbewijs, dient wél te worden gemotiveerd.

Steunbewijs kan dienen voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van het aanwezige bewijsmateriaal, maar waar de getuige die zich in gezelschap bevond van verdachte overleg heeft kunnen plegen over het opmaken van een relaas, valt de betrouwbaarheid te betwijfelen. Getuigen kunnen ook met elkaar afspreken om een bepaalde verklaring af te leggen. Ook slachtofferverklaringen worden in de vorm van een proces-verbaal van een getuigenverklaring gegoten en geven om die reden mogelijk niet een objectief beeld van het delict weer.
De kwantiteit en kwaliteit van het steunbewijs kunnen dienen om een verzoek tot nader onderzoek door verdachte gemotiveerd af te wijzen. Steunbewijs kan gelding toekennen aan "andere geschriften", de exceptie in art. 344 lid 1 onder 5 Sv. Voorts heeft steunbewijs betekenis als een getuige niet door de verdediging kan worden ondervraagd.

1.10 Niet aan de bewijsminima onderworpen middelen

De verklaring van de deskundige (art. 343 Sv) en het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar (art. 344 lid 2 Sv) zijn niet onderworpen aan bewijsminima. De rechter kan zich bij de vraag of de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, zelfs verlaten op het pv van de opsporingsambtenaar. Voor zover de deskundige niet tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verklaard, gelden zijn stukken als schriftelijke bescheiden in de zin van art. 344 lid 1 onder 4 Sv.

2. Het gesloten negatief-wettelijk bewijsstelsel

Nederland kent het negatief-wettelijk bewijsstelsel. Er is een gesloten stelsel van bewijsmiddelen, als vermeld in art. 339 lid 1 Sv. Er dient voldaan te zijn aan het bewijsminimum. Wanneer er voldaan is aan het bewijsminimum, wordt onder meer bepaald aan de hand van de negatieve formulering die in de wettelijke regeling van het bewijsmiddel is opgenomen. Zie bijvoorbeeld art. 341 lid 4 Sv en 342 lid 2 Sv.

2.1 Negatief-wettelijk ten opzichte van positief-wettelijk

De term "negatief-wettelijk" betekent dat de rechter bij een gebrek aan wettige bewijsmiddelen (tevens wanneer in bepaalde gevallen niet aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan, bijvoorbeeld als er alleen een verklaring van een slachtoffer is) vrij zal moeten spreken, ook al is deze overtuigd dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Zou het een positief-wettelijk stelsel zijn, dan dwingt de aanwezigheid van voldoende wettig en overtuigend bewijs de rechter ertoe om tot een bewezenverklaring te komen, ook als de rechter deze overtuiging niet heeft. Negatief-wettelijk houdt ook in dat de rechter bewijsmiddelen uitsluit die hij onbetrouwbaar acht.
 
De rechter heeft slechts de mogelijkheid om te veroordelen bij wettig en overtuigend bewijs; art. 338 bepaalt:
"Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door den rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door den inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen."

De criteria die hieruit voortvloeien, zijn:
a. het bewijsrecht wordt toegepast op de eerste materiële vraag (zie de verwijzing naar art. 350 Sv);
b. de rechtbank beraadslaagt op de grondslag van de tenlastelegging;
c. de beslissing dat de verdachte het feit heeft begaan, steunt op de inhoud der bewijsmiddelen (eis van redengevendheid, art. 359 lid 3 Sv);
d. de overtuiging is bekomen op grond der wettige bewijsmiddelen (art. 339 Sv);
e. de overtuiging is bekomen uit het onderzoek op de terechtzitting;
f. bij minimale gerede twijfel dient de rechter de verdachte vrij te spreken, in overeenstemming met het in dubio pro reo-beginsel;
g. de bewijsmiddelen zijn toereikend: uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte het delict heeft begaan.

De limitatieve bewijsmiddelen zijn (art. 339 Sv):

1. Eigen waarneming rechter;
2. Verklaringen van de verdachte;
3. Verklaringen van een getuige;
4. Verklaringen van een deskundige;
5. Schriftelijke bescheiden.

2.2 Bewijsmiddel in relatie tot bewijsgrond
Is er wel een onderscheid te maken tussen het bewijsmiddel en bewijsgrond, zijnde "het redengevende feit"? Het reeds genoemde art. 359 lid 3 Sv, dat over de redengevende feiten spreekt, bepaalt dat de bewezenverklaring dient te steunen op de inhoud van het bewijsmiddel. De in het vonnis op te nemen bewijsmiddelen dienen de reden(en) te geven voor een bewezenverklaring. Ratio achter de bepaling dat de inhoud van het wettig bewijsmiddel aan de eis van redengevendheid voldoet, is de betrouwbaarheid van het bewijs te verzekeren.

2.3 Nietigheid onderzoek ter terechtzitting en onwettigheid bewijsmiddel
Enkele stelregels die uit de strafrechtelijke jurisprudentie kunnen worden afgeleid, zijn:
1. schending van formaliteiten op het onderzoek ter terechtzitting, raakt de wettigheid van het bewijsmiddel niet;
2. onwettigheid van het bewijsmiddel heeft consequenties voor het bezigen van het middel voor het bewijs;
3. schending van de formele procedures van het onderzoek ter terechtzitting, leidt tot cassatie. Daarbij kan niet iedere schending tot nietigheid van de uitspraak leiden;
4. vormverzuim bij de bewijsverkrijging kan leiden tot, art. 359a Sv:
a. mitigering van de strafoplegging;
b. uitsluiting van bewijs;
c. niet-ontvankelijkheid van het OM.

Voor de wettigheid van het bewijsmiddel is in beginsel slechts bepalend, of het bewijsmiddel voldoet aan de van toepassing zijnde wettelijke bepaling. Schending van een vormvoorschrift raakt de wettigheid van het bewijsmiddel in die zin niet. Wordt een onwettig bewijsmiddel gebezigd, dan leidt dit tot nietigheid; schending van vormvoorschriften tijdens het onderzoek ter terechtzitting kan leiden tot vernietiging van het vonnis. Daarbij geldt weer: schending van vormvoorschriften in het vooronderzoek raakt het onderzoek ter terechtzitting niet, zie art. 256 lid 2 Sv.

2.4 Motivering gebruik bewijsmiddelen?
Van de inhoud van het dossier moet melding worden gemaakt, op straffe van art. 301 lid 4 Sv. De rechter komt de vrijheid toe om processtukken te selecteren naar gelang de relevantie voor de materiële vragen, mits er geen sprake is van denaturering: aan de processtukken dient niet een geheel andere betekenis te worden toegekend. Van denaturering is tevens sprake als de grondslag van de tenlastelegging wordt verlaten; dit is een ontoelaatbare consequentie. Zoals gezegd, ziet de rechter wel toe op de juiste rubricering van de strafbepaling. De noodzaak tot rubricering kan aan de orde zijn bij voortgezette handeling of eendaadse samenloop, of bij de uitleg van een APV (zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag, 19 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3293).

Voor de motivering van het gebezigde bewijs zijn voornamelijk art. 359 lid 2 en lid 3 Sv van belang. In het vonnis worden de redengevende bewijsmiddelen vermeld. Deze bewijsmotivering ziet op het bezigen van wettige bewijsmiddelen.

2.5 De auditu-verklaringen: toelaatbaar?
De wettige getuigenverklaring in de zin van art. 339 lid 1 onder 3 Sv is de verklaring die tijdens het onderzoek ter terechtzitting ex. art. 342 lid 1 Sv is afgelegd. De verklaring de auditu ("van horen zeggen") is omstreden. In hoeverre kan immers worden gezegd dat de getuige de door hem medegedeelde feiten en omstandigheden zelf heeft waargenomen of ondervonden?

Een verklaring de auditu is een wettig bewijsmiddel omdat het proces-verbaal van een bij de opsporingsambtenaar afgelegde verklaring, onder art. 339 lid 1 onder 5 Sv wordt begrepen. Dat de niet ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring géén getuigenverklaring is in de zin van art. 342 lid 1 Sv, wordt dan ook "geheeld" via art. 339 en 344 lid 1 Sv. De wettigheid van het bewijsmiddel staat dan ook niet ter discussie. Het gaat erom of het bewijsmiddel redengevend mag zijn. Naar analogie van de verklaring van de gedachte de auditu als bedoeld in art. 341 lid 2 Sv, wordt de getuigenverklaring de auditu in de literatuur wel als redengevend beschouwd.

Het risico op sturing of het doorgeven van een vervormde boodschap is groot bij de auditu-verklaringen. Sinds de klassiekers HR 20 december 1926, NJ 1927 "Getuigenis van hooren zeggen" (risico op meineed) en HR 20 december 1955, NJ 1956, 202 is de stelregel dan ook dat gissingen, eigen conclusies en vermoedens niet voor het bewijs mogen worden gebezigd. Als een de auditu-verklaring als redengevend bewijs wordt gebezigd, dan dienen er waarborgen te worden toegepast om de betrouwbaarheid van het bewijs te vergroten.

3. Fair hearing (art. 6 EVRM) en het niet-ondervragen van getuigen ter terechtzitting: toonaangevende zaken: Al-Khawaja, Tahery en Schatschaschwili
In het licht van het recht op fair hearing uit art. 6 EVRM, is het de vraag in hoeverre het toelaatbaar is, dat een verdachte de getuige niet ter terechtzitting kan ondervragen (á charge, art. 6 lid 3 sub d EVRM).

Zie de criteria voor het bezigen van de auditu-verklaringen EHRM 15 december 2011, nr. 26766/05 en 22228/06, Al-Khawaja & Tahery vs. UK:
1. De getuige kan slechts met een legitieme reden afwezig zijn ter zitting;
2. Een veroordeling die uitsluitend of in overwegende mate ("solely or to a decisive extent") is gebaseerd op de verklaring van de afwezige getuige, wordt algemeen aangemerkt als strijdig met art. 6 EVRM;
3. Als voorgaande vragen positief beantwoord moeten worden, dan is het de vraag of er voldoende "counterbalancing" factoren zijn om de handicap in de verdediging, ontstaan door het ontbreken van de mogelijkheid tot uitoefening van het recht uit art. 6 lid 3 sub d EVRM, te compenseren.

De verklaringen de auditu in de zaak-Al-Khawaja werden ter terechtzitting afgelegd en vergeleken met de voor de opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van het slachtoffer. Tevens kan vergelijking met daderinformatie leiden tot het oordeel dat de verklaring de auditu als ondersteunend bewijs mag worden gebezigd (al naar gelang het steunbewijs betrouwbaar kan worden geacht, is het gebruik van verklaring de auditu, behoudens de feiten en omstandigheden, toelaatbaar).

In Schatschaschwili vs. Germany, Grand Chamber case, application 9151/10, worden de drie criteria, de "Al-Khawaja" principles, nog eens verhelderd door een integrale herhaling. Klager is niet in de gelegenheid geweest om de getuigen indirect of tijdens het vooronderzoek te horen. De autoriteiten hebben het risico genomen dat raadsman noch verdachte op enig moment de getuigen zou kunnen ondervragen. In de zaak-Schatschaschwili wordt geconcludeerd tot een schending van art. 6 lid 1 jo. lid 3 sub d EVRM.

Naar Nederlands recht wordt beoordeeld of er een goede reden is om de getuige niet ter terechtzitting door de verdachte te laten ondervragen conform art. 292 lid 3 Sv. De OvJ kan bijvoorbeeld afzien van de oproeping van getuigen in de gevallen, genoemd in art. 264 Sv. Van de oproeping van getuigen na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting kan worden afgezien in dezelfde gevallen ex. art. 288 Sv. De bedreigde getuige kan worden gehoord conform art. 226 a Sv. Het horen door de rechter-commissaris vormt een belangrijke waarborg voor de betrouwbaarheid van de niet tijdens het ott afgelegde verklaring. Blijkens art. 344a lid 2 Sv kan de voor de R-C afgelegde verklaring van de bedreigde getuige meewerken tot het bewijs dat de verdachte het delict heeft begaan.

Daarentegen is het meewerken tot het bewijs van de verklaring van de anonieme getuige per definitie uitgesloten, zie art. 344a lid 1 Sv. 

Zie ook:
J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijs, 7e druk;
F.A.J. Koopmans, Het beslissingsmodel van 348/350 Sv, 14e druk;
C. Kelk, Materieel Strafrecht, 8ste druk;
J. de Hullu, Materieel Strafrecht, 9e druk