1. Uitleg van contracten tussen partijen: de wilsvertrouwensleer (Bunde/Erckens);
2. De subjectieve Haviltexmaatstaf: geen zuiver taalkundige uitleg;
3. De objectieve CAO-maatstaf: werking ten opzichte van derden (Gerritse/Hydro Agri Sluiskil);
3.1. Ratio;
4. Geobjectiveerde Haviltex: een vloeiende overgang tussen Haviltex en CAO (DSM/Fox)?
5. Notariële akten: Haviltex en CAO in één overeenkomst (Kamsteeg/Lisser)?
5.1. HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511 (Renteclausule in hypotheekakte)
6. 'Condormaatstaf': de bestaansgrond van de CAO-norm rechtvaardigt subjectieve uitleg;
7. Tot besluit: overzicht
1. Uitleg van contracten tussen partijen: de wilsvertrouwensleer
Hoe zorgvuldig partijen de bewoordingen van een contract ook formuleren, er kunnen altijd onduidelijkheden ontstaan over de interpretatie van de tekst. Het consensualisme brengt daarnaast met zich, dat partijen afspraken kunnen maken die niet in het contract zijn neergelegd. Bij conflicten over de interpretatie, dienen contracten te worden uitgelegd aan de hand van de wilsvertrouwensleer in de zin van de artikelen. 3:33 en 3:35 BW.
Dé klassieker op het gebied van de interpretatie van overeenkomsten is HR 17 december 1976, NJ 1977, 241 (Bunde/Erckens), waarin de vragen centraal staan, of in geval van een misverstand een overeenkomst tot stand is gekomen én hoe de inhoud van de overeenkomst moet worden uitgelegd. De Hoge Raad overweegt:
"Indien partijen die een overeenkomst wensen te sluiten, daarin een voor misverstand vatbare uitdrukking bezigen, die zij elk in verschillende zin hebben opgevat, het antwoord op de vraag of al of niet een overeenkomst tot stand is gekomen, in beginsel afhangt van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid"Uitgangspunt is het gerechtvaardigd vertrouwen van partijen over en weer. Niet de letter van het contract is beslissend, maar hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs omtrent elkaars bedoelingen mochten afleiden.
2. De subjectieve Haviltexmaatstaf: geen zuiver taalkundige uitleg
De in Bunde/ Erckens aangelegde maatstaf voor de uitleg van contracten op basis van de wilsvertrouwensleer, is 'verfijnd' in het welbekende Haviltex-arrest (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Ermes c.s./Haviltex)):
"De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht"3. De objectieve CAO-maatstaf: werking van de overeenkomst ten opzichte van derden
Tussen partijen geldt in beginsel onverkort de Haviltexmaatstaf. Overeenkomsten die de rechtspositie van derden beogen te beïnvloeden, worden echter in beginsel niet onderworpen aan subjectieve uitleg, maar aan de objectieve maatstaf die is aangelegd in HR 17 september 1993, NJ 1994, 173 (Gerritse/Hydro Agri Sluiskil):
"De Hoge Raad stelt voorop dat het hier gaat om een bepaling in een CAO. Bij de totstandkoming van een dergelijke overeenkomst zijn de individuele werknemers niet betrokken, terwijl de individuele werkgever daarbij betrokken kan, maar niet hoeft te zijn. In het algemeen staan daarom aan de werknemers en werkgever, op wie de overeenkomst van toepassing is, bij het bepalen van inhoud en strekking daarvan geen andere gegevens ter beschikking dan haar tekst en de eventueel daaraan toegevoegde schriftelijke toelichting, die in deze zaak echter ontbreekt. Dit brengt mee dat voor de uitleg van de bepalingen van een CAO, de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Heeft de werkgever zelf aan de totstandkoming van de CAO meegewerkt, dan zal hij zijn eventueel daaraan ontleende bijzondere wetenschap te dier zake niet jegens de werknemer kunnen inroepen"In beginsel zijn de bewoordingen van de overeenkomst, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, van doorslaggevende betekenis (het komt dus niet aan op een uitsluitend grammaticale interpretatie, zoals de samenvatting bij het arrest ten onrechte aangeeft). Bij hantering van de CAO-maatstaf blijft de subjectieve context buiten beschouwing, voor zover de partijbedoelingen niet kenbaar zijn voor de derde, die geen partij was bij de totstandkoming van de overeenkomst. Objectief kenbare subjectieve bedoelingen van partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst mogen dus wel in de uitleg van de overeenkomst worden betrokken. Met 'objectief kenbaar' wordt onder meer bedoeld: kenbaar uit de considerans,
3.1. Ratio
De derdenbescherming bij rechtshandelingen (art. 3:36 BW) gaat in dergelijke zaken vaak niet op. Zo staat de derde tot de overeenkomst (werknemer) in verhouding tot een partij die zelf derde is bij de overeenkomst (werkgever). Nu art. 3:36 BW niet van toepassing is op deze 'derdenverhouding' tot de overeenkomst, fungeert de objectieve CAO-maatstaf om het gebrek aan derdenbescherming te ondervangen.
4. Geobjectiveerde Haviltex: een vloeiende overgang tussen Haviltex en CAO (DSM/Fox)?
Bij geobjectiveerde Haviltex hoeven de bedoelingen van partijen bij de overeenkomst (subjectieve factoren) niet buiten beschouwing te blijven; dit is het verschil met de 'harde' CAO-maatstaf (waar objectieve factoren centraal staan). De geobjectiveerde Haviltex zou dus ook een "gesubjectiveerde CAO-maatstaf" genoemd kunnen worden.
De geobjectiveerde Haviltex is aangelegd in HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox), waarin de Hoge Raad overweegt dat tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm een vloeiende overgang bestaat. Het cassatiemiddel betoogt met succes, dat het hof onterecht heeft aangenomen dat de grammaticale uitleg voorop dient te staan:
"Tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang. Enerzijds heeft ook bij toepassing van de Haviltexnorm te gelden dat, indien de inhoud van een overeenkomst in een geschrift is vastgelegd — nog afgezien van het bepaalde in art. 3:36 BW in de verhouding tot derden — de argumenten voor een uitleg van dat geschrift naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen in de mate waarin de daarin belichaamde overeenkomst naar haar aard meer is bestemd de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen kennen en het voor de opstellers voorzienbare aantal van die derden groter is, terwijl het geschrift ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen.De behoefte aan objectivering van de Haviltexnorm is, getuige deze rechtsoverweging, afhankelijk van de volgende factoren:
Anderzijds leidt de CAO-norm niet tot een louter taalkundige uitleg; in het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2002, nr. C00/186, NJ 2003, 110, is de hiervoor in 4.3 aangehaalde rechtspraak in die zin verduidelijkt dat hier sprake is van een uitleg naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. In het zojuist aangehaalde arrest is voorts nog beslist dat ook de bewoordingen van de eventueel bij de CAO behorende schriftelijke toelichting bij de uitleg van de CAO moeten worden betrokken. In een latere uitspraak (HR 28 juni 2002, nr. C01/012, NJ 2003, 111) werd geoordeeld dat, indien de bedoeling van de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, ook daaraan bij de uitleg betekenis kan worden toegekend." (r.o. 4.4.)
(a) de overeenkomst is naar haar aard bestemd om de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en eventuele toelichting niet kunnen kennen;
(b) het door de opstellers voorziene aantal van die derden is groter;
(c) het geschrift is bedoeld om de rechtspositie van die derden te uniformeren.
De gemeenschappelijke grondslag van de Haviltex- en CAO-maatstaf houdt in, dat voor de uitleg van de overeenkomst alle omstandigheden van het geval beslissend zijn, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (r.o. 4.5.). De vermeende 'vloeiende overgang' tussen Haviltex en de CAO-norm valt sterk te relativeren: subjectieve aspecten moeten het immers afleggen tegen de CAO-norm, indien de subjectieve context slechts kenbaar is voor de onderhandelingspartners en niet voor derden. Een uitleg volgens de Haviltex-norm (aan de niet-kenbare bedoelingen van de onderhandelingspartners) zou tot ongewenst effect hebben dat de uniforme uitleg in de zin van de CAO-norm ondergraven wordt.
Hoewel de Hoge Raad uitvoerig over de Haviltexnorm betoogt, is de CAO-maatstaf in deze zaak doorslaggevend en wordt werknemer c.q. verweerder in cassatie (Fox) veroordeeld in de proceskosten. Dat heeft er naar alle waarschijnlijkheid mee te maken dat het om een pensioenregeling gaat, waarbij de rechtspositie van derden (overige werknemers) op uniforme wijze wordt geregeld. Een nadere motivering door de Raad ontbreekt helaas op dit punt.
5. Notariële akten: Haviltex en CAO in één overeenkomst?
Sommige zaken bevinden zich op het snijvlak van het verbintenissenrecht met het goederenrecht. De notariële akte leent zich meestal voor de toepassing van zowel de Haviltex- als de CAO-maatstaf. HR 22 oktober 2010, NJ 2011, 111 (Kamsteeg/Lisser) geeft belangrijke gezichtspunten op het gebied van de interpretatie van notariële akten.
De objectieve maatstaf is doorslaggevend voor de goederenrechtelijke overeenkomst (bijvoorbeeld de akte tot levering van een onroerende zaak), omdat derden op de inhoud van de transportakte af moet kunnen gaan. Logischerwijs moeten derden kunnen vertrouwen op wat zij uit de openbare registers hebben vernomen (HR 1 november 2013, NJ 2013/522 (Van Wijk/De Prinsenwerf)).
De verbintenisrechtelijke overeenkomst daarentegen heeft slechts betrekking op hetgeen partijen zijn overeengekomen (bijvoorbeeld de koopovereenkomst). Omdat de koopovereenkomst obligatoire partijafspraken betreft, is de Haviltexmaatstaf van toepassing.
5.1. HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511 (Renteclausule in hypotheekakte)
Hetgeen in de hypotheekakte is vermeld ter zake van de vestiging van het hypotheekrecht, moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven. Dit geldt niet ten aanzien van de renteclausule, die tussen oorspronkelijk partijen is overeengekomen:
"Het hof heeft in rov. 3.4 voor de toe te passen maatstaf aansluiting gezocht bij HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904, NJ 2013/240. In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat het bij de uitleg van een notariële akte waarbij een erfdienstbaarheid is vastgelegd, aankomt op de partijbedoeling voor zover die in de notariële akte tot uitdrukking is gebracht, en dat deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte
Volgens vaste rechtspraak geldt deze maatstaf voor de uitleg van notariële akten die strekken tot levering van registergoederen en de vestiging van beperkte rechten daarop (zie onder meer Kamsteeg/Lisser). De ratio van deze objectieve uitlegmaatstaf is gelegen in het voor registergoederen geldende stelsel van publiciteit. Derden moeten kunnen afgaan op hetgeen in een – in de openbare registers ingeschreven – akte is vermeld ter zake van de overdracht van een registergoed of van de vestiging van een beperkt recht op een registergoed
In het onderhavige geval ziet het geschil van partijen niet op hetgeen in de hypotheekakte is vermeld ter zake van de vestiging van het hypotheekrecht, maar op de vraag of partijen zijn overeengekomen dat het in de hypotheekakte genoemde bedrag van NAF 720.000,-- inclusief rente is dan wel exclusief rente. Het gaat hier derhalve om de uitleg van een contractuele renteclausule die alleen een rol speelt in de verhouding tussen de oorspronkelijke contractspartijen. Bij de beantwoording van de vraag wat de inhoud is van de op dit punt door partijen gemaakte obligatoire afspraken komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval (Haviltex)"
Afwijking van de CAO-norm, door subjectieve uitleg van een sociaal plan, is gerechtvaardigd, indien daarmee juist recht wordt gedaan aan de bestaansgrond van de CAO-norm, zo is beslist in het vrij recente arrest-Condor (HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687 (FNV c.s./Condor):
"Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten CAO-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de7. Tot besluit: overzicht
rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (Vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142)
Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ 2003/110). Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend
(vgl. HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111)
Blijkens deze rechtspraak strekt de CAO-norm in de eerste plaats ertoe te voorkomen dat die niet kenbare partijbedoeling wordt tegengeworpen aan zodanige derden. Voorts is in de hiervoor in 3.4 vermelde uitspraak van 26 mei 2000 beklemtoond dat niet kan worden aanvaard dat een bepaling van een cao op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naar gelang de personen die bij een geschil daaromtrent als procespartijen in het geding zijn betrokken. Hieruit volgt dat de CAO-norm tevens ertoe strekt te verzekeren dat een cao voor alle onder de werkingssfeer daarvan vallende partijen op dezelfde wijze wordt uitgelegd.
Uit een en ander volgt dat de bestaansgrond van de CAO-norm is gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen.
Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de bestaansgrond van de
CAO-norm, is een van die norm afwijkende uitleg denkbaar voor een situatie als de onderhavige, waarin het gaat om de vraag of een groep werknemers die uitgaande van de tekst van een sociaal plan buiten de werkingssfeer daarvan valt, daaraan niettemin rechten kan ontlenen. De onderdelen klagen terecht dat het hof heeft miskend dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden meebrengen dat bij de uitleg van het Sociaal Plan mede betekenis toekomt aan de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het Sociaal Plan. In het licht van de hiervoor vermelde bestaansgrond van de CAO-norm is de toepassing daarvan in het onderhavige geval immers niet gerechtvaardigd."
Bij geschillen over de interpretatie van een overeenkomst kunnen, al naar gelang de omstandigheden van de zaak, verschillende maatstaven worden toegepast. De uiterst subjectieve maatstaf, een uitwerking van de wilsvertrouwensleer, is de Haviltexmaatstaf. De uiterst objectieve maatstaf is de CAO-maatstaf. Anders dan sommige arresten doen vermoeden, is een rigide onderscheid tussen kwesties die om een objectieve of subjectieve norm vragen, niet te maken. De omstandigheden van het geval bepalen welke maatstaf moet worden toegepast bij de uitleg van de overeenkomst, niet andersom. Samengevat levert de jurisprudentie het volgende beeld op:
a. bij uitsluitend obligatoire overeenkomsten komt de uitleg van een contract aan op hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen mogen toekennen en op hetgeen partijen te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Subjectieve factoren als de juridische kennis van partijen, gedraging na het sluiten van het contract en de totstandkomingsgeschiedenis, mogen worden meegewogen bij de uitleg (subjectieve Haviltexmaatstaf);
b. bij overeenkomsten die beogen de rechtspositie te beïnvloeden van derden, die géén partij zijn bij de totstandkoming van de overeenkomst en die geen derdenbescherming kunnen ontlenen aan art. 3:36 BW, geldt de objectieve maatstaf. De partijbedoelingen die voor derden niet kenbaar zijn, moeten niet aan derden kunnen worden tegengeworpen. Subjectieve factoren mogen alleen worden meegewogen, indien zij voor derden op objectieve wijze kenbaar zijn, bijvoorbeeld door opneming in de tekst van het contract of in de considerans. De objectieve maatstaf is géén grammaticale interpretatie; de bewoordingen van de tekst van de overeenkomst worden uitgelegd in de context als geheel (objectieve CAO-maatstaf);
c. indien de inhoud van een overeenkomst schriftelijk is vastgelegd, winnen de argumenten voor een objectieve uitleg in gewicht, indien de overeenkomst naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te beïnvloeden, die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen kennen en het voor de opstellers voorzienbare aantal van die derden groter is, terwijl het geschrift ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen. Dus: in beginsel kan Haviltex de aangewezen maatstaf zijn, maar de behoefte aan objectivering neemt toe, indien de overeenkomst is bestemd om de rechtspositie van derden op uniforme wijze te regelen en naarmate het aantal derden groter is (geobjectiveerde Haviltex);
d. de bestaansgrond van de CAO-norm is hierin gelegen, dat bescherming wordt geboden aan derden tegen een voor hen niet kenbare partijbedoeling. Als door een meer subjectieve uitleg recht wordt gedaan aan die bestaansgrond, mag de CAO-norm buiten toepassing worden gelaten (Condormaatstaf);
e. zaken die zich op het snijvlak van het goederenrecht met het verbintenissenrecht bevinden, worden beoordeeld aan de hand van zowel de Haviltex- als de CAO-maatstaf. Als een overeenkomst of een clausule obligatoire partijafspraken betreft (koopovereenkomst, renteclausule), dan is de Haviltexmaatstaf aangewezen. De goederenrechtelijke overeenkomst en bestanden in het register (hypotheekakte, transportakte, splitsingsakte en splitsingstekening (art. 5:109 lid 2 en 5:111 BW)) worden volgens de objectieve maatstaf uitgelegd, omdat in het handelsverkeer derden moeten kunnen vertrouwen op hetgeen in de openbare registers is vastgelegd (CAO of Haviltex bij goederenrecht vs. verbintenissenrecht in notariële zaken).